13 januari 2006

Krompraat over stress bij vervoer varkens naar slacht

Vroeger werden er op een boerderij weinig varkens gehouden en kwam de slager uit het dorp in de slachtmaand oktober naar het bedrijf om de slachting te verrichten. Tegenwoordig worden varkens het hele jaar door geslacht en niet in de dichtstbijzijnde slachterij, maar op de plaats waar dit het meeste geld oplevert. Wanneer dat niet in het binnenland is, worden ze wanneer de transportkosten dit toelaten naar een buitenlands slachthuis vervoerd.
Omgekeerd voert ons land levende varkens in wanneer dat geld oplevert.
De sector meldt dan trots in de pers dat er weer meer varkens geïmporteerd of geëxporteerd zijn. Of dit levende of geslachte varkens zijn, wordt er niet duidelijk bij vermeld.

Varkens in de intensieve veehouderij, die in hun miserabel korte en saaie leventje niets gewend zijn, hebben veel stress bij het in- en uitladen in de vrachtwagens.
In de slachterij moet dan ook een (economisch gezien "lang") moment van rust worden ingebouwd omdat de stress van het dier dat zijn einde voelt naderen anders van invloed is op de smaak van het vlees.

Dit levert de volgende kromme redenatie op (zie onze cursivering in het volgende bericht):
'Dichtstbijzijnde varkensslachterij levert niet altijd beste rendement'

Het leveren van vleesvarkens aan de slachterij die het dichtst bij het varkensbedrijf ligt levert niet altijd het beste rendement op. Dat stelt Maarten Kusters, directeur productie bij Vion Nederland in het blad Provisie van de Vion Food Group.

Volgens Kusters slacht Vion vrijwel alle vleesvarkens binnen een straal van 75 kilometer rondom de varkensbedrijven. Transportafstanden van enkele honderden kilometers, zoals in Duitsland en Spanje gebruikelijk zijn, komen volgens hem niet voor in Nederland. "Een te korte transportafstand, waarbij de varkens amper bijgekomen zijn van de stress van het laden en dan al weer van de veewagen af moeten, is meer een zorgpunt", vindt Kusters.
Tot zover het nieuwsbericht.

Dat transportafstanden binnen Nederland niet zo groot zijn, is geen wonder: ons land is daarvoor te klein. Maar dat gesuggereerd wordt dat de internationale transporten van varkens een vorm van bevordering van dierenwelzijn zouden kunnen zijn (omdat zij dan meer tijd hebben om onderweg tot rust te komen), is wel een erg grove verdraaiing van de werkelijkheid.
Het gaat in de varkenssector om geld verdienen op de snelst en efficiëntst mogelijke manier. Het zou mooi zijn in het kader van bevordering van dierenwelzijn wanneer de (internationale) politiek het onaantrekkelijk maakt om varkens verder te transporteren dan strikt noodzakelijk is.