04 januari 2006

Snijden in varkenstapel of varkensballen?



De reconstructie van de Brabantse varkenshouderij heeft meerdere redenen. Eén daarvan is preventief: wanneer er weer varkenspest uitbreekt, hoopt men de verspreiding te vertragen door stroken te maken, die voor het virus lastig zijn over te steken. Deze stroken zouden moeten bestaan uit gebied zonder varkenshouderij.
Het castreren van biggen doen varkenshouders omdat het vlees van een deel van de mannelijke biggen wanneer deze volwassen worden een duidelijke berengeur afgeeft.
Om dit te voorkomen zijn er grofweg 2 ingrepen mogelijk: de biggetjes castreren of de biggetjes eerder naar de slacht brengen.
Castreren doet pijn en kost 1 euro dertig wanneer dit onder verdoving moet gebeuren. Een varken eerder naar de slacht brengen, betekent mogelijk een lagere opbrengst omdat het dier mogelijk nog niet helemaal volgroeid is.
Kortom het gaat de varkenshouders om de centen.
En waarom zijn die centen zo belangrijk? Omdat men wil exporteren. Wil men goedkoper produceren dan collega’s uit het buitenland dan telt iedere cent.
Maar waarom laat Nederland nog steeds toe dat met name in Brabant een zeer grote overproductie van varkens plaatsvindt, terwijl in de direct omgeving over de grens (in België en Duitsland) voldoende varkensvlees wordt geproduceerd voor de eigen consumptie?
De overproductie van varkensvlees veroorzaakt dierenleed en schade aan het milieu (de Peel).
Een duurzame oplossing kan worden gevonden in het snijden van de Brabantse varkensstapel.