20 februari 2006

Kippenboutjes over: invriezen of dumpen?

In het nieuws wordt ietwat versluierend gemeld dat de kippenstapel weer is gegroeid naar minstens 92 miljoen. Het gaat hier om de permanent aanwezige populatie pluimvee, dus niet het aantal kippen (kalkoenen en eenden) dat op jaarbasis in ons land wordt geproduceerd. Dat ligt veel hoger door de lage gemiddelde leeftijd die een kip (lees vleeskuiken) in ons land haalt.
Door de verminderde belangstelling van de consument in binnen- en buitenland voor kippenvlees als gevolg van de vogelgriep ontstaat er een overschot aan kippenvlees. De sector zit nu met de vraag hoe dit overschot moet worden kwijtgeraakt. Is invriezen slim, zodat het later op de markt kan worden gebracht of zou het overtollige vlees tegen dumpprijzen afgezet moeten worden op bijvoorbeeld de Afrikaanse markt. Omdat de Afrikanen wel wat proteïnen kunnen gebruiken en Nigeria bijvoorbeeld te kampen heeft met vogelgriep zou dit mogelijk vraag opleveren. Twee problemen duiken op: door het dumpen van vlees worden de locale producenten brodeloos gemaakt en de Nigerianen dumpen zelf hun eigen kippenvlees op de markt uit angst dat het anders wordt vernietigd zonder voldoende financiële compensatie.

Een logische oplossing zou zijn om het vlees in te vriezen en pas op de markt te brengen wanneer er weer vraag naar is en ondertussen de stallen leeg te laten. Maar zo simpel werkt het helaas niet, want dan valt er minder te verdienen. De sector vult het liefst de stallen zo snel mogelijk en brengt de kuikens het liefst zo snel mogelijk (na 6 a 7 weken) naar de slacht onder het motto “kippenkoppen moet rollen zodat het geld blijft rollen”.
Aan de Nederlandse politiek het verzoek om de poot stijf te houden en de sector niet financieel te steunen. De sector produceert voornamelijk voor de buitenlandse markt en enige afslanking zou heel veel druk afhalen van de hoeveelheid dierenleed in eigen land, de hoeveelheid mest die wordt geproduceerd en de uitbreiding van lelijke en stinkende megastallen in het landschap.