17 juli 2006

Weidevogels zijn het slachtoffer van moderne bedrijfsvoering

De veehouders die tegenwoordig overblijven in bedrijf, gaan –gericht op export naar buitenlandse markten- steeds grootschaliger werken en houden steeds vaker hun koeien ook ’s zomers op stal. De koeien elke dag weer ophalen uit de wei en terugbrengen na het melken kost hun veel tijd. De boer vindt het gemakkelijker om het gras voor de koeien zelf te maaien, rustig te laten groeien voor hooi en het lege weiland gemakkelijk op te rijden om de mest met injecteurs onder de grasmat te rijden.



Nog makkelijker vindt hij het om de mest (deels) te vergisten. Het voer laat hij (via de veevoederbedrijven) zelfs uit andere werelddelen halen, ten koste van het oerwoud en lokale veehouderij aldaar.

Het lot van de dieren tussen het gras laat zich gemakkelijk raden: daarvoor neemt de boer geen tijd. Hij raust er (gezeten in zijn “cockpit”, de geluidsarme cabine van zijn trekker) en zijn grote machines eenvoudigweg overheen. Wat niet weet, wat niet deert.

Het is niet voor niets dat de weilanden eruitzien als een clean groen-geel biljartlaken met roeken, meeuwen en kraaien als “uitvaart”volgers van het morbide slagveld. Zij doen zich (naast de insecten) te goed aan de aan stukken gereten dieren.

Boeren van biologische of biodynamische bedrijven willen nog wel rekening houden met het vogel- en dierenleven in hun weides. Ze zijn wat minder gericht op rücksichtslos geld verdienen en hebben plezier in een natuurlijke balans. Wil de politiek een gezond beleid voeren voor de vaderlandse veehouderij en natuur en milieu behouden, dan is een inkrimping van de veestapel tot het niveau van bediening van de nationale behoefte de enige oplossing. Het tegenhouden van import van onverantwoorde bio-industrieproducten uit het buitenland en stimulering van de biodynamische veehouderij in eigen land is het enige wat natuur, milieu en gezonde bedrijfsvoering in een gezonde balans kunnen houden, in eigen en buitenland.