25 augustus 2006

De Landelijke Dierenbescherming denkt niet (diep) na over dierenrechten

Directeur van de Landelijke Dierenbescherming, Thomas Posthumus Meyjes, schreef in zijn dagelijkse weblog over een nieuwe dierenwet die door ambtenaren van het LNV in voorbereiding is.

Meyes schreef:
Bedoeling is dat een aantal bestaande wetten (waaronder de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, dé wet op het gebied van dierenbescherming) in één nieuwe wet worden samengevoegd: de ‘Wet dieren en dierlijke producten’ (werktitel). Op deze manier wil de minister de bestaande regelgeving vereenvoudigen en de verantwoordelijkheid voor dierenwelzijn meer naar maatschappelijke groeperingen schuiven. Mede gezien het dieronvriendelijke beleid van Veerman de afgelopen jaren maken wij ons grote zorgen over deze ontwikkeling. Daarom zitten we als een bok op de haverkist en hebben we regelmatig contact met het ministerie om ervoor te zorgen dat men daar heel goed weet wat wij willen. Onze belangrijkste eis is dat de wet blijft uitgaan van het principe ‘nee, tenzij’, dat wil zeggen dat je niets met dieren mag uitspoken tenzij het absoluut niet anders kan. Dit is natuurlijk een geweldige ‘eerste bescherming’ voor dieren, die nooit meer losgelaten mag worden. Ten grondslag aan deze benadering ligt de erkenning van de ‘eigen waarde van dieren’: een dier is een zelfstandig wezen met gevoelens en bewustzijn, met waarde van zichzelf en niet slechts een middel voor de mens. Ook die grondslag moet in de wet gehandhaafd blijven.

Tot zover Meyes.

Het is natuurlijk de vraag wat je onder het “nee, tenzij” principe moet verstaan. Mag je geen huisdieren, tenzij zij voldoende ruimte hebben om zich natuurlijk te gedragen. Mag je in Nederland geen dieren in de bio-industrie houden, tenzij ze tenminste vrij in de wei mogen lopen?
Vermoedelijk bedoelt de Dierenbescherming dit niet. De Dierenbescherming probeert de ergste dierenmishandeling te voorkomen en heeft haar handen daar al vol mee. De Nederlandse handhavers van de wet werken niet erg mee om dierenmishandeling met daadwerkelijke straffen zo onaantrekkelijk te maken dat mensen het wel uit hun hoofd laten.

Dan de grondslag aan het “nee, tenzij”-principe. Dat zou “intrinsieke of eigen waarde” zijn. Dit begrip is ooit eens voorgesteld door Tom Regan die er nu na wat nadenken het zwijgen over doet. En terecht. De Nederlandse dierenbeschermers daarentegen (als enige in de wereld) omarmen het begrip en zien niet dat niemand buiten de eigen kring het begrip serieus neemt. Ook discussie over de (on)zin daarvan gaat men uit de weg. Wanneer het echt om dierenrechtenfilosofie gaat, denkt niemand meer na, maar komt men tot een slappe definitie als “een dier is een zelfstandig wezen met gevoelens en bewustzijn, met waarde van zichzelf en niet slechts een middel voor de mens”. Geen rechter die de bestaande praktijken in de veehouderij daarmee tot verboden zal verklaren. Vermoedelijk is dat ook niet de bedoeling van de Dierenbescherming. Men zou zich zelf buiten spel zetten en dat kost de organisatie banen, maar ook de mogelijkheid om zware dierenmishandeling aan te pakken. De Dierenbescherming is dus intellectueel gegijzeld. Omdat iedereen er belang heeft om dit te laten voortduren, verandert er in ons land weinig op het gebied van dierenwelzijn. Het ging altijd al om het geld en het zal altijd om het geld blijven gaan. De exportbelangen bestendigen de onwil tot redelijke verbetering in de leefomstandigheden van het vee nog eens extra.

Wat de dieren op de langere duur wel zal helpen is een mentaliteitsomslag. De richting is dezelfde als de emancipatie van de mens. De grondslag daarvan is vrijheid. Vrijheid is het grondrecht van mensen en de vrijheid om zich natuurlijk te gedragen zou ook de grondslag van dierenrechten moeten zijn.