11 januari 2008

Mag je uit nieuwsgierigheid dieren (be)proeven?

Voor het beantwoorden van veel wetenschappelijke vragen wordt gebruikgemaakt van proefdieren. Voor het ontwikkelen van medicijnen en vaccins is dit zelfs verplicht. Maar ook bij onderzoeken die niet direct gericht zijn op het genezen van mensen worden vragen regelmatig beantwoord aan de hand van dierproeven. Het inzetten van dieren bij wetenschappelijk onderzoek is omstreden en regelmatig onderwerp van discussie. Deze discussie stond centraal tijdens een Laurenslezing in Rotterdam.
PvdD-senator Niko koffeman haalde in zijn lezing een citaat aan van Charles Magel: “Ask the experimenters why they experiment on animals, and the answer is: "Because the animals are like us." Ask the experimenters why it is morally okay to experiment on animals, and the answer is: "Because the animals are not like us." Animal experimentation rests on a logical contradiction.”

Deze tegenspraak roept de vraag op waarom mensen denken wat het verschil uitmaakt om wel proeven op dieren te mogen doen, terwijl dieren lichamelijk zo op ons lijken. Het verschil is natuurlijk dat het eerste op het terrein van de moraal ligt en het tweede op het fysieke.
Onderscheid maken is menselijk, discrimineren tussen mensen is verboden, speciƫsisme niet. Willen we dieren echt beschermen tegen onnodige en schadelijke experimenten dan zullen we de rechten van dieren wettelijk moeten vastleggen. Het volstaat niet om wettelijk vast te leggen dat wetenschappers die wetenschappelijke proeven met dieren doen het welzijn van het dier zo min mogelijk mogen schaden. Daarmee wordt de bewijslast van het schaden van dierenwelzijn bij de bezwaarmaker gelegd.
Ondertussen probeert de proefdiergebruiker door zijn taalgebruik een eventuele beperking zoveel mogelijk te vermijden. Zij spreken liever van meer of mindere mate van ongerief. Daarmee bagatelliseren zij de effecten van de experimenten op het welzijn van dieren. Mensen zullen nog wel bereid zijn om een zekere mate van ongerief te ondergaan, mits dit gebeurt uit eigen keuze en met uitzicht op een vergroot welzijn in de toekomst. Voor proefdieren geldt deze omstandigheid niet.
Het is daarom veel zuiverder om uit principe geen dieren te gebruiken voor de wetenschap. Dat zal op korte termijn veel wetenschappers en zieke mensen een ongerief opleveren omdat zij een tijdje in onzekerheid moeten leven of hun toekomstperspectief daarmee wel of niet verslechtert.
Wetenschappelijk onderzoek ten behoeve van het ontwikkelen van medicijnen leverde vroeger informatie op die met iedereen vrij en open werd gedeeld. Tegenwoordig worden onderzoeksresultaten deels geheim gehouden om ervoor te zorgen dat de investeerders eerst hun geld terug verdienen en winst kunnen maken.
Het zou een rechtvaardige zaak zijn als de mensheid zou besluiten dat de toegang tot betaalbare en dierproefvrije medicijnen een menselijk grondrecht zou zijn, net als vrije toegang tot schone lucht, water en voedsel. Bijkomend voordeel is dat wetenschappers met een schoon geweten hun werk kunnen doen. Het spaart tevens een heleboel geld als deze wetenschappers aangesteld zouden worden aan instituten die bijvoorbeeld door een globale overheid zouden worden gefinancierd. Net als vroeger zouden zij bereid zijn om hard te werken aan verantwoorde medicijnen, alleen al om de eer.