10 januari 2008

Mestvergisting als afleidingsmanoeuvre

Mestvergisting wordt geacht bij te dragen aan het imago en het maatschappelijk draagvlak van de landbouw. Duurzame energie en reductie van broeikasgassen zijn een argument om de inkomenssubsidies bij de burger te verantwoorden.

Onderstaand citaat is afkomstig uit een artikel dat op 17 juni 2006 verscheen in het Agrarisch Dagblad onder de titel "Mestvergisting vergroot mestprobleem" door Frits van der Schans en Anton Kool.
Bij co-vergisting worden producten aan mest toegevoegd, waardoor de totale hoeveelheid mest toeneemt. Op dit moment zijn nog maar een twintigtal vergistinginstallaties in bedrijf. Maar uit recente inzichten blijkt dat dit aantal de komende jaren sterk kan toenemen tot enkele honderden installaties. Daarmee zal het mestoverschot met miljoenen kg stikstof en fosfaat stijgen. Een toename van het overschot met 20 tot 30% is denkbaar.

Dan de opgewekte energie uit vergisting. Deze elektriciteit is erkend als groene stroom en wordt derhalve gesubsidieerd. Maar liefst 60 tot 70% van de opbrengstprijs van deze groene stroom bestaat uit subsidie van het Rijk. Zo’n hoge subsidie is te rechtvaardigen als daarmee innovatie en optimalisatie van het gehele systeem van vergisting plaatsvindt, en dat is heel erg nodig. Want op dit moment levert co-vergisting netto gezien nauwelijks klimaatwinst op. Zo geeft de productie van bijvoorbeeld ‘energiemaïs’ bijna net zoveel uitstoot van broeikasgassen als er bij vergisting aan besparing wordt bereikt.

Feitelijk subsidieert / betaalt de Rijksoverheid veehouders om groene stroom te produceren die helemaal niet zo groen is en waarmee het mestoverschot en de kosten voor mestafzet toenemen. Daarmee is co-vergisting een lust voor enkelen, de eigenaren van de installaties, maar een last voor velen, de belastingbetalers en veehouders die mest moeten afzetten. En het milieu is er nauwelijks bij gebaat.


Tot zover het artikel in het AD.

Meer milieuwinst is te halen bij het verkleinen van de veestapel tot een niveau waarop geen im- en export meer nodig is en de noodzaak daarmee vervalt om veevoer en producten over grote afstanden te vervoeren.