29 januari 2008

Speelruimte in de intensieve veehouderij moet alleen leiden tot verbreding

LTO, de Land- en Tuinbouw Organisatie komt op voor de belangen van alle boeren. De intensieve varkens- en kippenhouders willen graag groeien om ook in de toekomst een redelijk inkomen te houden. Om die groei mogelijk te maken vragen zij de provincies om in hun Provinciale Ontwikkelings Plannen het bouwvlak waarop zij hun stallen kunnen plaatsen aanmerkelijk uit te breiden. De gebieden waarin dergelijke bouwblokken benut zouden moeten kunnen worden heten Landbouw Ontwikkelings Gebieden. De afkorting LOG is in dat kader veelzeggend.
Veehouders kunnen ook in de diepte en de hoogte bouwen en zo het bestaande bouwvlak intensiever benutten, maar varkensflats (stallen van minstens 2 verdiepingen) liggen maatschappelijk lastig.
De LTO hoeft niet voor veel boeren deze uitbreidingmogelijkheden, als maar voor die paar boeren een bouwoppervlak mogelijk is van zo’n vijf hectare (nu ongeveer 1 hectare). Dan kunnen een grote hoeveelheid varkens en kippen tegemoet komend aan alle welzijnseisen onder dak worden gebracht. Hoeveel vierkante meter een varken of kip ook volgens de volgende landbouwministers nodig heeft, ze kunnen er dan voldoende van onder dak houden om winstgevend te zijn.
We moeten dan niet raar opkijken als er stallen worden gebouwd waar 15.000 varkens in kunnen worden gehouden. Deze megaboeren willen best rekening houden met de omwonenden door de stallen netjes parallel te bouwen en te omzomen met groen en een werkende luchtwasser te plaatsen op het ventilatiesysteem om stank te voorkomen. Ze zijn zelfs bereid wat oude, detonerende stallen te ontstenen (af te breken).
Het aanwijzen van LOG's riekt wel naar staatssteun voor een beperkte groep ondernemers.
Het lastige van deze wens is dat die paar boeren die per provincie een dergelijk bouwvlak willen vullen behoorlijk beeldbepalend zijn in het landschap. Wil je deze uitzonderingen wettelijk toestaan dan geef je daarmee alle boeren in principe uitbreidingsmogelijkheden. En dat kan leiden tot een wens tot verdubbeling van alle stallen bij bestaande veehouders. Immers om mee te kunnen in de concurrentie met de grote bedrijven blijft veel boeren niets anders over dan mee te gaan in de schaalvergroting.
Hoe lang nog laten we boeren de vrije ruimte om recht tegen de maatschappelijke wensen in de kostbare ruimte op het platteland in te richten voor economische activiteiten die niet in het kader staan van brede, lokale belangen?
De LTO zal aanvoeren dat de totale veestapel niet zal groeien, omdat zij gebruik maakt van de dierrechten (het recht om dieren te houden) die zij overnemen van stoppende boeren. Maar de huidige minister van LNV (Gerda Verburg) heeft al aangekondigd dat het hebben van dierrechten niet langer nodig is als boeren via mestvergisting het probleem van mestoverschot verkleinen.
Toch meldt het Centraal Bureau van Statistiek nu al een groei in het aantal hokdieren.
Het aantal varkens steeg in 2007 met 2.7 procent naar 11,66 miljoen dieren. Het aantal kippen groeide met 1,1 procent naar 92,76 miljoen dieren. Vooral bij het overige pluimvee, waaronder kalkoenen, vleeseenden en parelhoenders, is een duidelijke groei zichtbaar: het aantal dieren steeg met 15,6 procent naar 2,95 miljoen dieren.
Het aantal edelpelsdieren steeg in 2007 met 16,4 procent naar 819.913 dieren en ook het aantal konijnen dat in de landbouw wordt gehouden steeg met 19,7 procent naar 387.101.
"De stijging van het aantal dieren komt vooral door de schaalvergroting in de intensieve veehouderij", aldus landbouwdeskundige Cor Pierik van het CBS. "Zolang de individuele bedrijven de dierrechten voor het vee geregeld hebben, is deze groei toegestaan."

De rijkere veehouders kopen de dierenrechten op en willen deze inzetten in megabedrijven. Zij voeren het argument aan dat zij met deze veestapel, het hele jaar rond ondergebracht in milieuverantwoorde stallen en met oog voor net iets meer dierenwelzijn dan de gangbare bedrijven, het belang van milieu en dierenwelzijn dienen.

Wat hebben de provinciale overheden vervolgens voor keuze? Zij willen in hun beleid de agrosector niet frustreren, ook niet onevenredig bevoordelen, maar zij willen ook niet de bestaande situatie handhaven, want daarmee wordt hun verweten dat zij economische vooruitgang die ook nog goed is voor dier en milieu tegenhouden.
Maar door de bouwvlakken vrij te laten, werken ze mee aan de verslechterende concurrentiepositie van kleine boeren die gedwongen worden om te stoppen, wat nu al gemiddeld 8 boeren per dag doen. Het aantal boeren met hokdieren dat stopt is overigens slechts gemiddeld 1 per dag. Er zijn er nog minstens 14.000 van over.

Toch is de oplossing simpel en dat is de poot stijf houden en een maximum aan te houden van hoogstens 1 hectare bouwblok. Boeren worden dan gedwongen om inkomensverbetering te zoeken niet in letterlijke, maar figuurlijke verbreding van hun activiteiten. En die verbreding kan hun maatschappelijke draagvlak handhaven.