18 april 2009

Hoe moffel je een megastal weg?

De ene groep boeren dringt de andere groep uit de markt. Alleen degenen die groot denken zullen nog een tijdje overleven. Daarmee komt het einde van de bio-industrie een stap dichterbij. Maar eerst moet de Nederlandse burger nog de horizonvervuiling verdragen van de megastallen die gebouwd worden voor koeien, varkens en kippen.
Grote veestapels bijeen in 1 stal maken bedrijfsvoering relatief goedkoop. Het vooruitzicht op een groeiende afzet in een globale markt, maakt dat de moderne boer haast heeft en dat alle zeilen worden bijgezet in een discutabel politiek maatwerk.
Het aantal grootschalige boeren is niet zo groot en de aanslag op het landschap des te meer. De provincie stuurt daarom de ambtenaren de boer op van de megalomanen onder de veehouders. In zogenaamde keukentafelgesprekken wordt ervoor gezorgd dat de boer zo snel mogelijk zijn zin krijgt en dat het resultaat zo min mogelijk uit de toon valt in het landschap.
Omdat er veel geld valt te verdienen zijn ook de architecten van de partij. Evenals de universiteit van Wageningen. Zij onderzoekt hoe het zou kunnen, desnoods voor het gehoor van het buitenland, dat vervolgens dankbaar de concurrentie met de Nederlandse boer aangaat en daarmee de sector versneld om zeep helpt. De Nederlandse boer neemt over wat hem geld oplevert en laat achterwege wat het dier welzijn zou opleveren.
Prijsvragen worden uitgeschreven, erfbeplanting begroot, iedereen werkt samen om de grootse dromen van de laatste veehouders te verwezenlijken. Brutalen bebouwen de halve wereld.
Bijna niemand die nog vraagt of het allemaal nog leidt tot verhoging van het dierenwelzijn. De dieren komen niet meer buiten, hoogstens gelucht op de binnenplaats of een uitzondering, breed uitgemeten in de pers, daargelaten. Binnen wordt met minimale middelen de arbeid wegbezuinigd en aan de koe of het varken met nog wat lapmiddelen wordt de suggestie van welzijn gegeven. Melkrobots, roterende borstels, waterbedden en computergestuurde voeding moeten het oog van de meester vervangen. Het oog van de meester maakte mogelijk vroeger varkens vet, maar in de moderne stal zijn de koeien mager, uitgemolken tot op het bot.
Kan de burger uit de stad die vanwege de economische crisis een extra vakantie op het platteland dit zien aan de buitenkant? Het is maar de vraag of hij een stal herkent, want er is alles aangedaan om niet op te vallen: geen verrommeling meer en dichte erfbeplanting onttrekken de grootschalige bedrijfsvoering zo veel mogelijk aan het oog.
Misschien ziet de naïeve toeristische fietser de mestvergister als een fata morgana van een oosterse kathedraal, in plaats van een fabriek waarin afval en mest tot energie wordt opgewerkt met 50% subsidie van zijn zuurverdiende belastingcenten. Zou hij zo naïef zijn om te denken dat de biologische boer minder megalomaan is?

Dit alles omdat de moderne boer een ondernemer is geworden, die zijn geld verdient op verre markten. Vroeger bracht de boer de opbrengst naar de lokale markt. Nu is hij slaaf geworden van de verwerkende agro-industrie, die haast heeft in de slag om de wereldmarkt.