08 juli 2009

De Staat van het Dier, oftewel dierenwelzijn gemeten

Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) laat op aandrang van de Tweede Kamer het dierenwelzijn en de dierengezondheid meten. Nederland is daarmee het eerste Europese land die dat doet. Jaarlijks gaat LNV het rapport ‘De Staat van het Dier’ uitbrengen. De eerste editie verschijnt in februari 2010.
In rapport 221 van de Animal Science Group uit Wageningen zijn de ambities van het LNV te lezen:

Nota Dierenwelzijn
De ambitie is, dat de samenleving de komende jaren:
• meer inzicht krijgt in en respect ontwikkelt voor het natuurlijk gedrag en de daaraan gerelateerde behoeften van dieren in hun omgeving; en
• haar omgang met en de wijze van houden van dieren daar op aanpast, inclusief het aankoopgedrag van dieren en dierlijke producten. De Nederlandse samenleving zal qua dierenwelzijn in de Europese voorhoede opereren.

Deze ambitie wil het kabinet in 15 jaar realiseren via de volgende vijf lange termijn doelstellingen, te weten:
1. Het perspectief van het dier is leidend bij de inrichting van stallen en de bedrijfsvoering, zonder dat andere aspecten als economie, milieu, diergezondheid, voedselveiligheid en arbeidsomstandigheden uit het oog worden verloren.
2. Gehouden dieren kunnen behoeften, voortvloeiend uit hun natuurlijk3 gedrag, uiten en krijgen daglicht, hebben voldoende ruimte en ondergaan geen fysieke ingrepen als gevolg van de wijze van houden.
3. Gehouden dieren zijn in principe zichtbaar voor burgers, ofwel in het landschap, ofwel op het bedrijf.
4. Houders van hobby) en gezelschapsdieren beschikken over voldoende kennis, informatie en ondersteuning om hun verantwoordelijkheden te nemen bij de aankoop, huisvesting en verzorging van de dieren en handelen hiernaar.
5. Consumenten beschikken over voldoende kennis informatie en ondersteuning om in redelijkheid een afweging te kunnen maken bij hun aankoop van dierlijke producten wat dierenwelzijn betreft.

De Nota Dierenwelzijn gaat voor dierenwelzijn uit van de ‘Vijf vrijheden’ als aangegeven door de Commissie Brambell. Deze vijf vrijheden:
1. Vrij van honger, dorst of onjuiste voeding
2. Vrij van thermaal en fysiek ongerief
3. Vrij van pijn, verwonding of ziekte
4. Vrij van angst en chronische stress
5. Vrij om soorteigen gedrag te uiten
worden wereldwijd als uitgangspunt voor dierenwelzijn gehanteerd. Lastig is, dat ze als zodanig niet zijn geoperationaliseerd en er dus geen eenduidige indicatoren voor bestaan. Intuïtief zijn ze goed te interpreteren, maar elke diersoort heeft in elke levensfase een eigen specifieke invulling.

Tot zover rapport 221.

De opmerking dat “het lastig is dat de vrijheden niet zijn geoperationaliseerd” moet zo worden gelezen dat de sector het maar al te comfortabel vindt dat niemand het ontbreken van de vrijheden in de praktijk als juridische onderbouwen kan aandragen voor de rechter om de bio-industrie te laten verbieden. Consumenten voelen op hun klompen aan (“kunnen intuïtief goed interpreteren”) dat het niet klopt in de intensieve veehouderij.
Het gebrek aan onomstotelijk bewijs over het ontbreken van dierenwelzijn maakt dat de agrosector voorlopig haar gang kan blijven gaan en nog lang zelfs het doen van onderzoek naar dierenwelzijn kan gebruiken om tegenstanders aan het lijntje te houden.
De vijf vrijheden hebben evenveel met welzijn als met grondrechten te maken. En deze constatering zou ogenblikkelijk moeten leiden tot inperking van de omvang van de intensieve veehouderij.