27 oktober 2009

Vanwaar die weerzin voor de opmars van de exoten?

Door het opwarmende klimaat is de flora en fauna in beweging. Planten en dieren rukken op naar het noorden en verdrijven ook in ons land inheemse soorten. Nieuwe soorten hebben een neiging tot agressief gedrag. Per definitie. Het zijn de agressiefsten die zich het eerst manifesteren en melden. Wanneer het klimaat stabiliseert, stabiliseert ook de natuur.
Ondertussen maken natuurbeheerders zich druk over de slechte bodemkwaliteit van natuurgebieden. Zij overwegen om kalk uit te strooien over verzuurde gebieden (Bionieuws 16, oktober 2009).
Zouden de natuurbeheerders zich niet meer druk moeten maken over de koppeling van natuurgebieden. Zouden zij zich niet veel meer moeten inspannen om grond te kopen om de Ecologische Hoofdstructuur versneld af te maken? Door de opwarming van het klimaat zijn geïsoleerde biotopen in ons land mogelijk toch aan grote verandering en uitsterven onderhevig. Moet je dan het natuurbeheer niet richten op het aantrekkelijk laten verlopen van de bewegingen in de natuur? Wat is er op tegen dat andere soorten de plaats van de inheemse innemen? Is het niet veel belangrijker dat de opmars ongestoord verloopt en ook de landbouw niet deert?
Zou een natuurbeheerder niet in de eerste plaats gericht moeten zijn op het zoeken naar een natuurlijke balans zonder de ingreep van bejaging en verdelging?

Nu worden bepaalde exoten afgeschoten en bejaagd, zoals muskus- en beverratten, wasberen of gewone zwijnen in gebieden waarin ze niet eerder voorkwamen. Wat is er tegen om deze dieren een biotoop te geven? Wat rechtvaardigt het beschermen van een zeldzaam dier met wrede middelen, terwijl survival of the fittest ook kan betekenen dat de natuur het zelf het beste kan uitzoeken. Het enige wat wij mensen (vooral boeren) moeten doen is op die plaatsen wat stapjes terugdoen, die een vrije doorgang kunnen betekenen voor de exoten (zie video over andere vangmethode muskusrat).

Voor de recreant is een ontmoeting met een exoot zeker een enerverende ervaring. Voor de bioloog die zeldzame inheemse planten kan determineren ook, maar zijn er niet veel mee recreanten dan biologen? De aanslag op de biodiversiteit wordt niet veroorzaakt door te weinig te beschermen, maar door te onverschillig exploiteren van de schaarse ruimte. We zouden grenzen moeten stellen aan de commerciële gebruikers van de grond (waaronder ook de plezierjagers), niet aan de toevallige voorbijgangers in de dierenwereld, die ons vanuit het zuiden bezoeken.

Zo is het mogelijk dat we binnenkort oog in oog staan met de wolf, die oprukt vanuit Duitsland. Niet iedereen zal dit een prettig idee vinden. We zijn het ontwend om om te gaan met grote dieren in onze woonomgeving. Zwijnen, bijvoorbeeld, zouden er geen been inzien om een moestuin of een golfbaan om te ploegen. Het gebruik van wildroosters en schrikdraad is nodig om de dieren niet al te dicht te laten naderen. Maar ook het voeren van dieren moet door de overheid ontmoedigd worden. Als een dier vrij kan migreren naar voedselrijker gebied, is er ook geen zorgplicht. Zo blijft er een gezonde balans in het samenleven van mens en dier in de openbare ruimte.