21 februari 2010

CDA en dieren

Op 4 februari jl. vond in de Tweede Kamer een debat plaats over het aanscherpen van straffen voor dierenmishandeling. Tijdens dat debat ontspon zich een dialoog tussen Marianne Thieme van de PvdD en Madeleine van Toorenburg, CDA-woordvoerster. Marianne Thieme vroeg aan Van Toorenburg of zij het onverdoofd castreren van honden en katten als dierenmishandeling zou aanmerken. Het antwoord van mevrouw Van Toorenburg was zowel onthutsend als onthullend. Onthullend wat betreft hoe ambivalent er dus kennelijk binnen het CDA over (het omgaan met) dieren wordt gedacht. En onthutsend wat betreft de hardnekkigheid waarmee de vee-industrie door deze partij nog steeds wordt verdedigd. Ik heb aan mevrouw Van Toorenburg een brief gemaild die ik hier, enigszins ingekort, weergeef.

Geachte mevrouw Van Toorenburg,

Ik schrijf u deze brief naar aanleiding van een tweegesprek tussen u en mevrouw Thieme van de PvdD tijdens het plenaire Kamerdebat over zwaardere straffen bij dierenmishandeling op 4 februari jl. Bij die gelegenheid vroeg mevrouw Thieme u of u het onverdoofd castreren van een hond of kat als dierenmishandeling zou kwalificeren. Kennelijk werd u door die vraag nogal in verwarring gebracht. Uw antwoord, voor zover daar sprake van was, vestigde die indruk althans in hoge mate. U had natuurlijk kunnen (moeten?) antwoorden dat u inderdaad een dergelijke ingreep, op die wijze uitgevoerd, als ordinaire dierenmishandeling aanmerkt. Ik weet bijna zeker dat u dat in uw hart ook echt vindt. Ik heb de handelingen van het betreffende debat, althans wat dat deel betreft, er nog eens op nageslagen. Ik moet zeggen dat het weinig overtuigend was wat u hierover te berde wist te brengen. Een simpel ‘ja’ of ‘nee’ werd het zeer zeker niet. Kort samengevat kwam het er op neer dat u de vraag ontweek door zich te verschuilen achter wazige opmerkingen als ‘dat het maar net was hoe je naar dierenmishandeling kijkt’ en ‘er kan ook anders naar gekeken worden’ dan wel ‘het zijn uw woorden’ en meer van dat soort warrigheden. Een eerlijk “ja” van uw kant zou een enorme klap betekend hebben voor een vorm van dierenmishandeling waar uw partij, het CDA, in hoge mate mede verantwoordelijk voor is, de vee-industrie. Daar wordt namelijk naar hartenlust gecastreerd, gecoupeerd, gevijld, onthoornd, snavels afgeslepen zonder enige vorm van verdoving en noodzaak. Het CDA is al sinds jaar en dag een warm pleitbezorger van deze mens- en dieronterende vorm van veehouderij. Het economische (boeren)belang wordt hierbij zodanig op de voorgrond geplaatst dat belangen van dierenwelzijn, milieu, volksgezondheid, wereldvoedselprobleem etc. daaraan volledig ondergeschikt zijn gemaakt. Wanneer we met honden en katten zouden doen wat in de vee-industrie dagelijkse praktijk is, zou het land – terecht – te klein zijn. Het leed wat varkens, kippen, kalveren, koeien, vissen en andere dieren wordt aangedaan als offer voor het stillen van de lekkere trek van de consument wordt evenwel door samenleving en politiek nog steeds met allerlei drogredenen als acceptabel beschouwd. Ik vind het onbegrijpelijk dat juist een partij als het CDA, zich baserend op een leer waarin respect voor het leven, rentmeesterschap en zorg voor de zwakke en kwetsbare de kern vormt, zich zo onbeschaamd heeft laten meeslepen door economische beweegredenen. Daaruit is een systeem voortgekomen dat nietsontziend andere levende wezens tot objecten heeft gereduceerd, wier enige bestaansrecht ligt in het feit dat ze de mens in zijn kortstondige behoeftebevrediging van dienst kunnen zijn. Waar deze dubbelhartige houding naar dieren toe kan leiden is pijnlijk duidelijk gemaakt door uw optreden tijdens dit debat.
Respect voor en mededogen met schepselen die in alles afhankelijk zijn van de mens zijn zaken die onontbeerlijk zijn in een samenleving die zichzelf het etiket ‘beschaafd’ heeft opgeplakt. Daarmee kan en mag niet geschipperd worden.
Ik wens u veel wijsheid toe.
Hoogachtend,

Herman Gallé