Dieren die worden gehouden voor de slacht worden gefokt op snelle groei. Daarvoor moet het dier de neiging hebben om veel te eten. Wanneer het volwassen slachtgewicht bereikt is, wordt het dier geslacht. Dat gaat zeker in het geval van vleeskuikens extreem snel: zo’n zes tot acht weken. Langer laten leven kost alleen maar voedsel en gaat af van de winst voor de boer.
Er zijn echter ook dieren nodig die keer op keer weer jongen krijgen. Dat worden vleeskuikenmoederdieren genoemd. Maar om veel en gezonde jongen te krijgen mogen die moederdieren zelf niet al te vet zijn. Overgewicht remt de reproductie. Dat is bij mensen net zo.
Een goede haan is niet vet, zeiden de mensen vroeger al. Moederdieren krijgen dus voor hun "bestwil" minder te eten dan zij zouden willen.
Volgens Varkens In Nood lijden deze dieren honger. Het zou het mooiste zijn wanneer de ouder dieren veel afleiding zouden krijgen zodat zij niet alleen maar permanent hevige trek zouden hebben, maar ook op zoek zouden kunnen gaan naar voedsel. De dieren worden veelal in monotone betonnen stallen gehouden waarin geen afleiding is. Een uitloop naar een weide in combinatie met een stal met veel stro waarin zij nesten zouden kunnen maken zou de dieren die benodigde afleiding kunnen leveren. Wanneer de dieren ook nog eens minder op snel groeien zouden worden gefokt zou het welzijn van de moederdieren en de slachtdieren aanmerkelijk omhoog gaan. Mits zij natuurlijk in een natuurlijke omgeving zouden worden gehouden.
De huidige omstandigheden in de intensieve veeindustrie zijn in strijd met het grondrecht van dieren. Naast de vrijheid om zich natuurlijk te kunnen gedragen zouden de dieren vrijheid van honger en dorst moet hebben. Een op snel groeien doorgefokt dier wordt geschaad in haar grondrechten.