In de berichtgeving over het overmatige gebruik van antibiotica in de intensieve veehouderij wordt vaak het aspect overgeslagen dat antibiotica groeibevorderend werkt. Het gaat niet alleen de groei van bacteriën tegen die de opeengepakte dieren in de stallen beschermen tegen ziektes, maar het zorgt er ook voor de dieren eerder slachtrijp zijn.
Geen wonder dat de boeren links -of rechtsom zoveel mogelijk antibiotica inzetten. Maar de bacteriën worden ook resistent gemaakt en de kans wordt steeds groter dat de mens die dergelijke bacteriën bij zich draagt niet meer kan worden geholpen bij een infectie en sterft.
Wil het overmatige antibioticagebruik worden uitgebannen, dan moet het voor een boer minder aantrekkelijk worden om snel te kunnen slachten en veel dieren te houden. Die snelheid en hoeveelheid is nu nog aantrekkelijk omdat Nederland de dierlijke producten op heel veel internationale markten concurrerend kan afzetten.
Een opzet van de veehouderij waarbij de nadelen van het intensief houden van vee ook daadwerkelijk en geheel wordt doorberekend aan de boeren kan de grootschaligheid tegengaan. Dat kan door de eis van grondgebondenheid te stellen, dat wil zeggen dat zowel het veevoer afkomstig is uit de directe omgeving als dat de mest wordt afgezet op eigen grond. Maak een systeem waarbij de koe, het varken of de kip die zelf mesten op het land minder kost dan het jaarrond op stal houden van dieren. Uiteraard moet dit samengaan met een forse reductie van de Nederlandse veestapel en een op natuurlijke manier omgaan met ziektes. Die veestapel is nu nog drie keer zo groot dan de afzet in eigen land. Net als de mens zou een dier ziek mogen worden en herstellen en dat kan gemakkelijker worden georganiseerd met een kleiner hoeveelheid dieren in ons land.
Wanneer vlees duurder wordt en het aantrekkelijker wordt om vleesloos te eten kan een veelvoud van mensen op de aarde worden gevoed en scheelt het bovendien in de opwarming van het klimaat.