De opstelling van de Vogelbescherming in het aanpakken van de overlast van ganzen is merkwaardig. Zij balen ervan dat de jagers vanwege vrees voor imagoschade liever in de winter ganzen schieten dan in de zomer en dus het akkoord over ganzen tussen jagers, boeren en natuurbeschermers opbliezen. Dat is het begrijpelijke deel: in de winter schieten de jagers op overwinterende ganzen en zijn dan niet bezig de overlast van overzomerende ganzen te beperken, maar dienen puur hun eigen belang: veel overvliegende ganzen schieten, “n’importe qua welke soort”.
Onbegrijpelijker is dat de Vogelbescherming zich opwerpt voor de economische belangen van de agrarische sector. Het zijn de intensieve melkveehouders die hun vee het jaarrond op stal houden en voeren met raaigras die de overlast van de zomerganzen helpt veroorzaken. Raaigras is eiwitrijk en daar komen ganzen op af en zij vermenigvuldigen zich rijkelijk. Maar op de groene vlakten met raaigras lopen geen koeien en zijn dus ook nauwelijks de weidevogels die de Vogelbescherming zo graag ziet blijven in het landschap.
Waarom maakt de Vogelbescherming zich niet hard voor weidegang in landschap waarin ook de vos een habitat heeft? Dan kan de vos de gans binnen de perken houden (zie video). Weliswaar pakt een vos ook wel eens een weidevogel, maar dat is vaak in een wei waarin vogelbeschermers de nesten hebben gemarkeerd. Zo slim zijn de vossen nu ook wel weer.