01 juli 2011

Vermijdbaar dierenleed is norm, maar een ontheffing is zo verleend

Artikel 3 van het besluit doden van dieren luidt:

Bij het verplaatsen, onderbrengen, fixeren, bedwelmen, slachten of doden wordt de dieren elke vermijdbare opwinding of pijn of elk vermijdbaar lijden bespaard.

Ondanks de intentie om dierenleed te voorkomen, worden er jaarlijks zo’n half miljard gedood. Is dat niet een beetje vreemd?
Ja, dat is het, want voor voedsel hebben we daar slechts een derde deel voor nodig, twee derde gaat naar het buitenland. In een land dat bekend staat als bevolkt door dominees en kooplui zorgt de dominee voor een ethisch verantwoorde wet en de koopman vraagt om ontheffingen.
Dieren moeten leed worden bespaard, maar omdat we dieren eten, euthanasie wordt gedaan door dierenartsen, we ongedierte bestrijden, muskusratten verdelgen etc. mag er een ontheffing worden verleend voor wie vindt dat hij {beroepsmatig) dieren moet doden.
Deze situatie zorgt ervoor dat de economie, die geld ziet in het gebruiken van dieren, kan blijven draaien, maar ook dat de politiek af en toe kan ingrijpen om grenzen te stellen in het houden en doden van dieren.
Willen we dit veranderen dan zijn er twee wegen, die we allereerst en vooral zelf moeten bewandelen: de politieke weg en de weg van bewustwording.
De politieke weg is traag, de weg van bewust worden ook. In de politiek is de vraag welke partij daarvoor het meest geschikt is en niet voor iedereen is de Partij voor de Dieren daarvoor de geijkte partij. Bij bewust worden is de vraag waarvan je bewust zou moeten worden.