12 maart 2015

Werkt een dier graag voor de kost?

In Opinie & Debat een artikel van milieufilosoof Jozef Keulartz dat de Volkskrant redactie de titel meegaf: “Dieren werken graag voor de kost”.
Hij heeft kritiek op dierenrechtenactivisten.
“Dierenactivisten beroepen zich voor hun pleidooi om wilde dieren uit circussen te verbannen en dierentuinen en dolfinaria te sluiten op de dierenrechtentheorie van Tom Regan of op de dierenbevrijdingstheorie van Peter Singer. Dat beide dierethici afwijzend staan tegenover circus en dierentuin heeft alles te maken met het feit dat ze de wildernis allebei zien als de enige ware en authentieke omgeving waaraan het welzijn, de integriteit en de intrinsieke waarde van dieren moeten worden afgemeten”.

Tot zover heeft Keulartz een punt want de bijdrage van Tom Regan en Peter Singer aan het beeld van wat dierenrechten inhouden is zeker niet onomstreden.

Intrinsieke waarde (Regan) en overeenkomsten met de mens (Singer) zijn geen goede basis voor dierenrechten.

Keulartz betoogt dat er niets mis mee is om dieren te trainen en dat zij er zelfs gelukkig van worden. Hij schiet door in antropomorfiseren (het toekennen van menselijke eigenschappen).

Een paar citaten:
Volgens de bekende biologe en filosofe Donna Haraway moeten we onze aandacht op dit punt niet zozeer richten op de categorie van de rechten, maar veeleer op die van de arbeid.
Haraway beroept zich ook op het werk van de (in 2001 overleden) trainster, filosofe en dichteres Vicky Hearne, die zich met kracht tegen het dierenrechtendiscours verzette. Haar vrees was dat dierenrechtenorganisaties, door training als marteling te brandmerken, dieren de voldoening zouden kunnen ontnemen die zij aan werk beleven.
'Geluk' wordt, zeker als het om dieren gaat, vaak opgevat als synoniem voor 'plezier' (in hedonistische zin) en als antoniem voor 'pijn' en lijden. Maar, stelt Hearne, bij geluk dat dieren aan training beleven gaat het om een gevoel van persoonlijke voldoening, zoals dat ook ervaren wordt door een goede houtsnijder, danser of dichter.
Einde citaten.

Keulartz schiet verder door wanneer hij concludeert:
“Ook Hearne legt alle nadruk op de wederkerigheid in werkrelaties tussen mensen en dieren. Trainers moeten leren naar dieren te luisteren, om aan hun behoeften en verlangens te beantwoorden. Of een bepaalde setting moreel toelaatbaar dan wel laakbaar is, is dan ook afhankelijk van de mogelijkheid van dieren om 'verzet' te plegen als zij voor hun individuele wensen geen gehoor vinden en in plaats daarvan tot 'dociliteit' gedwongen worden”.

Je kunt stellen dat Keulartz een blinde vlek heeft voor het wezenlijke van dierenrechten, namelijk het recht op vrijheid. Wanneer dieren werkelijk in vrijheid opgroeien dan zou geen haar of veer op hun hoofd er aan denken om zich te laten trainen door mensen om maar iets van gedrag te vertonen dat zou lijken op werk tot vermaak van mensen.