11 januari 2016

Meer geld voor boeren gaat niet naar welzijn dieren

De agrosector heeft beschikking over een enorme PR-machine die er steeds weer in slaagt de burger op het verkeerde been te zetten. Zo wordt er voortdurend beweert dat de Nederlandse boeren en tuinders een belangrijke bijdrage aan de economie leveren. Die bijdrage is (bruto) 1,5%, maar de PR-machine maakt er meestal 10% van.

De Nederlandse melkveehouderij zou ook een belangrijke bijdrage leveren aan de oplossing van de voedseltekorten in de wereld. Er zijn helemaal geen voedseltekorten, het voedsel komt niet daar waar het zou moeten komen. En dat komt onder andere door woekerwinsten die in de voedselketen worden gemaakt. Zo wordt basisvoedsel onbetaalbaar gehouden voor de ongeveer 800 miljoen arme sloebers in de wereld die onvoldoende voedsel krijgen. Nederlandse melk is daar geen oplossing voor: ruim 70% van de wereldbevolking is lacto-intolerant. Die hebben dus niets aan melk, want ze worden er ziek van. Bovendien produceert de Nederlandse melkveehouderij vooral voor de goedverdienende bovenlagen in de maatschappij. En tenslotte: de totale Nederlandse melkproductie is ongeveer 1,5% van alle melk die op de wereld wordt geproduceerd. Inderdaad, een druppel op een gloeiende plaat.

En dan is er nog de zorgvuldig in standgehouden mythe dat Nederland wereldkampioen dierenwelzijn is. Oh ja? Hoe komt het dan 70% van onze melkveestapel ernstige pootproblemen heeft. Hoe kan het dan dat een kwart van de veestapel rondloopt met klinische (zichtbare) uierontsteking. Een kwaal die voor de koe erg pijnlijk is en er voor zorgt dat in een glas melk al gauw een vingerhoedje pus zit. Dan hebben we nog niet gehad over het erbarmelijke leven dat het overgrote deel van de plofkippen en varkens in Nederland hebben. Er wordt voortdurend beweerd dat koeien, kippen en varkens het beter hebben dan diezelfde dieren elders in de wereld. Bewijs wordt nooit geleverd.

Er wordt met enige regelmaat beweerd dat het matige/slechte behandeling van de dieren komt omdat de boeren niet genoeg verdienen. Als de boeren meer geld voor hun producten zouden krijgen, gaan ze ook hun vee beter behandelen. De werkelijkheid leert, dat als een boer meer geld voor zijn producten krijgt, hij dat geld besteedt aan het bouwen van nog meer stallen. Waar de dieren even slecht worden behandeld als voorheen. Het bewijs hiervoor wordt geleverd in de melkveehouderij. Daar is de afgelopen jaren grof geld verdiend, en dat is vrijwel direct omgezet in nog grotere stallen. Grotere stallen, maar wel volgens een oud, dieronvriendelijk concept uit de jaren vijftig van de vorige eeuw. Dat type stal is ontworpen voor het gemak van de boer, niet voor het gemak van de koe.

Het probleem qua dierenwelzijn zit hem hierin: veehouders zien dierenwelzijn als een kostenpost. Meer ruimte per dier in een stal, betekent immers minder dieren per stal. Wat een boer niet schijnt of wil beseffen is dat meer ruimte voor een dier, doorgaans een gezonder dier betekent. En dat zorgt weer voor een lagere rekening van de veearts.
(Melk-)veehouders zien dat (nog) niet. Zij kijken alleen naar de euro’s die binnen komen, niet naar de euro’s die er uitgaan. Ze zijn gek gemaakt door opleidingen, adviseurs van de banken en veevoerbedrijven, die jarenlang hebben beweerd dat schaalvergroting de enige mogelijkheid is om te overleven.
Intussen leert de praktijk van alle dag dat die stelling niet klopt. De boeren die het meest hebben uitgebreid hebben nu de grootste financiƫle problemen. Boeren die niet kozen voor schaalvergroting, maar relatief klein bleven, zijn de lachende derden. Kijk maar naar de melkprijzen. Een gangbare boer krijgt minder dan 30 cent voor zijn melk, een biologische bijna 60 cent.

Zorg voor het milieu en het dier loont dus.