09 juni 2016

We verkopen de ziel van ons land

Filosoof
"is het met Nederland zo slecht gesteld dat we ook ons landschap moeten plunderen om te overleven? Slechts 2 procent van de Nederlanders leeft in de agrarische sector en die sector vormt ook slechts enkele procenten van het bruto nationaal product. Boeren worden wel met allerlei subsidies geholpen en twee derde van de agrarische producten wordt uitgevoerd. 'Wij' moeten zo nodig Chinese baby's voorzien van melkpoeder, Amerika voorzien van goedkope melk, voldoen aan de 'groeiende vraag van Oost-Europa en Azië'.

Maar moeten we echt onze ziel verkopen? Bijna de helft van Nederland bestaat uit weiland: dat is dus de ziel van Nederland. De ziel van ons land bestond uit weilanden met bloemen, grutto's, leeuweriken, koeien, knotwilgen, sloten... Maar omdat we ook daaraan geld willen verdienen, verkopen 'we' onze ziel. We? De gemiddelde Nederlander heeft daarover weinig te zeggen. Het is natuurlijk weer de agrarische sector die de doorslag geeft. Zelfs het kopen van biologische producten helpt maar weinig, omdat onze agrarische productie immers voor twee derde bestemd is voor de export".

Tot zover Pouwel Slurink. Verder lezen? Klik hier voor meer artikelen over kanttekeningen bij export van dierlijke producten en hier voor meer blogs over de overschatte bijdrage van de landbouwsector aan de economie.

Slurink is auteur van een boek over de mens als zin zoekende aap. Een citaat uit een boekbespreking.
De evolutie heeft ervoor gezorgd dat de mens een zekere mate van vrijheid ervaart. De mens heeft een zelfgevoel, dat in dienst staat van zelfbehoud en streeft naar status, de mens is in staat om te improviseren al naar gelang de situatie dat verlangt. Er is dus een mate van vrijheid: wij mensen zijn vrij om uit onze natuur te kiezen, maar niet om onze natuur te kiezen (172). Of anders gezegd.
Onze vrijheid lijkt dus deels een aanpassing te zijn die ons in staat stelt in verschillende omstandigheden adaptief te reageren. Enerzijds zijn we vrij, omdat we reële keuzen tussen scenario’s hebben, anderzijds tolereert de natuur geen totale vrijheid – ze leidt ons in onze keuzen door de overlevingswaarde van onze keuzen voelbaar te maken. Zoals de evolutieleer ons doet verwachten, zijn we vooral vrij als dit ons in staat stelt onze genen in een veelheid van milieus te gehoorzamen – we zijn slechts ‘een beetje’ vrij als het er bijvoorbeeld om gaat onze idealen te volgen. Als je een beetje te idealistisch bent loop je meestal al snel aan tegen het pragmatisme van je partner, baas of collega’s – of tegen je eigen vermoeidheid. De speelruimte is in feite altijd beperkt. (176)
Is er dus vrije wil? Slurink zegt: “Ja, we zijn in staat ‘in ketenen te dansen’, maar tegelijkertijd blijft het ook een dansen in ketenen – ze doen pijn, ze zijn zwaar, ze beperken ook je mogelijkheden en houden je stevig op de grond” (176). We kunnen onze driften niet ontlopen, want die driften zorgen ervoor dat we tenminste blijven vrijen, want: “een vrije wil die nooit vrijen wil zou snel uitsterven” (176).

Pouwel Slurink: waarom wij bewustzijn, vrije wil, moraal en religie hebben (bol.com).