21 december 2016

De Wil tot mededogen voor dieren

Van Wikipedia en uit Trouw.

Arthur Schopenhauer was een van de eerste denkers die fel ageerden tegen vivisectie.

Als gevolg van zijn monistische filosofie van de wil was Schopenhauer zeer bezorgd over het welzijn van dieren. Voor hem zijn alle individuele dieren, inclusief de mens, in wezen hetzelfde, het zijn fenomenologische manifestaties van de ene onderliggende Wil. Het woord "Wil" betekende voor hem kracht, macht, impuls, energie en verlangen; het is het beste woord dat we hebben om zowel de echte essentie van alle externe dingen en ook onze eigen directe, innerlijke ervaring aan te duiden. Omdat alles in principe Wil is, zijn mens en dier fundamenteel hetzelfde en kunnen zij zich herkennen in elkaar. Om deze reden beweerde hij dat een goed persoon sympathie voor dieren heeft als lotgenoten in het lijden.

Compassie voor dieren is nauw verbonden met goedheid van karakter, en het is redelijk om te veronderstellen dat iemand die wreed is jegens levende wezens geen goed mens kan zijn.

Niets leidt met meer zekerheid tot een erkenning van de identiteit van de essentiƫle natuur in dierlijke en menselijke verschijnselen dan een studie van de zoƶlogie en de anatomie.

De veronderstelling dat de dieren geen rechten hebben en de illusie dat onze behandeling van dieren geen morele betekenis heeft, is een schandalig voorbeeld van de westerse grof- en barbaarsheid. Universeel mededogen is de enige garantie van moraliteit.

In 1841 prees hij de oprichting van de dierenbescherming (SPCA) in Londen en de Vereniging van Dierenvrienden in Philadelphia. Schopenhauer protesteerde zelfs tegen het gebruik van het onzijdig lidwoord "het" om naar dieren te verwijzen, omdat het ertoe leidde dat dieren behandeld worden alsof het levenloze dingen zijn. Om zijn punt te maken verwees Schopenhauer naar anekdotische rapporten van de blik in de ogen van een aap die geschoten was en ook het verdriet van een baby olifant wiens moeder was gedood door een jager.