29 augustus 2018

Waarom dieren grondrechten (zouden moeten) hebben

Wie de vraag voorgelegd krijg of dieren rechten zouden moeten krijgen zal in eerste instantie denken aan het recht om niet onnodig te hoeven lijden. Er is consensus over dat de wetshandhavers daar op moeten toezien. Voorkomen dat dieren pijn lijden zal iedereen het over eens zijn, maar of het leiden van een onnatuurlijk leven ook onder dierenleed valt of zelfs een schending van een grondrecht is, dat is voor velen minder voor de hand liggend.
Wie kijkt naar het aantal dieren dat nu op aarde wordt gehouden om te worden gegeten of anderszins wordt gebruikt die ziet dat we nu een factor zeven keer zo veel dieren gevangen houden dan er leven in de vrije natuur. Die balans hangt natuurlijk samen met het aantal mensen dat op aarde leeft, maar deze situatie is in de geschiedenis van het leven op aarde relatief nieuw. Al het leven op aarde is ontstaan in vrijheid en heeft zich miljoenen kunnen ontwikkelen in vrijheid. Weliswaar zijn levensvormen in die tijd voedsel geweest voor elkaar, maar het proberen dat moment zo lang mogelijk uit te stellen is medevormgever geweest van de evolutionaire ontwikkeling.
Wie het langst uit handen van een roofdier kon blijven had de grootste kans om zich voort te planten en zijn of haar genen door te geven aan een volgende generatie. Op deze wijze was de manier waarop je met je vrijheid om kon gaan voor de natuur een criterium om de kansen op voortleven te regelen. Het heeft bijgedragen aan de schoonheid en biodiversiteit van de aarde.
Doordat mensen dieren zijn gaan houden, zijn wij degenen die bepalen welk dier leeft onder welke omstandigheden. We gaan daarmee in tegen de natuur. Weliswaar proberen veehouders dieren te houden onder omstandigheden die de gezondheid van het dier optimaliseren, maar dat is vooral een balans tussen kosten en baten.


Het dier, in het leven geroepen voor gebruik door de mens, is van onderdeel van de ecologie een onderdeel van de economie geworden. De economie is vooral amoreel. Het is aan het menselijk individu of hij meegaat in het gebruik van dieren of dat hij een alternatieve levensstijl kiest waarvoor dieren niet meer gevangen hoeven te worden gehouden.
Nu de te massale consumptie van dieren een globaal probleem is geworden, is het aan de democratische samenleving of de menselijke voedselvoorziening nog langer wordt gebaseerd op gebruik van dieren of alleen op planten. Wie kijkt naar de lijn van de evolutie zal eenvoudig tot de conclusie kunnen komen dat het zo massaal houden van dieren niet de bedoeling kan zijn. De stap om vervolgens alle dieren als grondrecht toe te staan om in vrijheid een natuurlijk leven te mogen hebben en vervolgens de vrije ruimte navenant in te richten is niet zo’n heel grote. Ook technologisch is het een kleine stap. We zouden daarmee heel wat problemen oplossen en leed voorkomen.
Tenslotte doet dieren wederom vrijheid toekennen recht aan de natuur.

26 augustus 2018

Er is meer dierenleed dan de slacht

Vleeseters mogen graag het dierenleed dat samenhangt met hun stukje vlees beperken tot de pijn die dieren rond de slacht beleven. Dat leed is in hun ogen van korte duur. Voor het overige geloven ze graag dat betrokkenen hun best doen om dieren groot te brengen en naar de slacht transporteren op een zo min mogelijk dieronvriendelijke manier. Echter, in en rond de intensieve veehouderij bestaat geen dierenwelzijn. Er zijn hoogstens meer of minder dieronvriendelijke manieren van bedrijfsvoering.

Mensen associƫren dierenleed allereerst met pijn. Wanneer dieren geslacht worden krijgen ze een pen in hun kop geschoten en wordt met een scherp mes de hals doorgesneden om dood te bloeden. Vervolgens worden ze aan 1 poot opgehangen aan de slachtlijn en gaan ze naar slachters die allemaal onder hoge tijdsdruk hun deel van het dier ontleden. Naar de beelden hiervan kunnen weinig mensen onaangedaan kijken. Het is overduidelijk dierenleed, maar het is leed dat de meeste vleeseters incalculeren bij hun levensstijl. Zij vertrouwen erop dat de toezichthouders voorkomen dat het dierenleed door onverschilligheid bij de slachters uit de hand loopt en te lang duurt.

Een dierenleven dat als eindbestemming de slacht heeft, heeft eigenlijk geen moment van dierenwelzijn. Wel worden dieren zo verzorgd dat zij zo snel mogelijk groeien. Immers hoe eerder een dier is uitgegroeid en naar de slacht kan, hoe minder onkosten er zijn en hoe groter de winst. Boeren noemen dit snelle groeien een teken van goede verzorging en van gezonde bedrijfsvoering. Ze krijgen hun natje en hun droogje en worden warm gehuisvest. Dierziektes worden voorkomen al dan niet met antibiotica.
Omdat er zo veel jonge dieren per vierkante meter worden gehouden, worden de dieren ontdaan van onderdelen van hun lichaam waarmee ze andere dieren pijn kunnen doen of waaraan ze pijn kunnen lijden. Ook dat zijn voor het publiek invoelbare momenten van pijn, zoals snavelkappen, staart knippen, onthoornen, tanden trekken.
Maar de weken en maanden van wachten in de overvolle stallen op de afronding van de groei is er weinig te ontdekken voor een jong dier. Er is nauwelijks afleiding en dus verveling. Dat gebrek aan vitaliteit maakt de dieren nog meer gestrest wanneer ze op transport naar de slachterij. Ze zijn niets gewend.
Dit is het deel van het korte leven van een landbouwhuisdier waar de consument van vleeswaren niet aan denkt wanneer die zich afvraagt of een dier heeft geleden. Hooguit zullen ze desgevraagd beamen dat een dierenleven in een afgesloten stal weinig kwaliteit en dierenwelzijn kent.

Een speelketting als enig afleidingsmateriaal en cynisch symbool van hun gevangenschap.


Heeft het zin om hen daarop te wijzen wanneer je mensen wilt bewegen om minder vlees te eten?
Het antwoord is afhankelijk van jouw intentie. Wanneer de ander jouw betrokkenheid met dierenwelzijn opvat als een houding vanuit het beter weten dan versterk je juist de weerstand bij de ander. De omvang van het gebruik van dieren is wereldwijd zo groot dat ook de gevolgen overal ter wereld te merken zijn. Het klimaat warmt op, het landschap verschraalt, natuur verdwijnt. Het kan niemand zijn ontgaan.


Denk samen met de ander mee hoe zij vinden dat we met zijn allen die bedreigingen kunnen aanpakken en bespreek wat de samenhang is met onze voedselkeuze. Het kweekt bewustzijn voor de samenhang van ons gedrag met de gevolgen voor de buitenwereld zonder het individu (en jezelf) verantwoordelijk te stellen voor het redden van de wereld.
De uitdaging van deze tijd is machtsmisbruik tegen te gaan en om te staan voor evenwaardigheid, niet alleen tussen man en vrouw, maar ook tussen mens en dier. In de vrije natuur overleeft het leven dat het beste past (in het Engels: fit). Door fit te blijven en de vrijheid van de ander (mens en dier) te respecteren passen we (mens en dier) in een evenwaardige wereld met minimaal (dieren)leed.

20 augustus 2018

Het werkt bevrijdend dieren niet meer als voedsel te zien

In de oudheid toen de menselijke samenleving nog een jagers-verzamelaarskarakter had leefden de dieren vrij en werden gegeten wanneer zij in handen van mensen vielen door eigen zwakte of slimheid van de jagers. Toen de samenleving meer een landbouwkarakter kreeg, werden dieren in gevangenschap gehouden en geslacht op het moment dat de mensen voeding of kleding nodig hadden of wanneer dierlijke onderdelen ingezet kon worden als handelswaar. Het produceren van voedsel werd gedelegeerd. Mensen werden vrij om zich te onderscheiden door met andere zaken bezig te gaan en zich in steden te vestigen.
Er was wel magisch denken over de natuur maar in onze verhouding met dieren was weinig evenwaardigheid. Ze waren zwak of onderworpen. Weliswaar liet men dieren tot op bepaalde hoogte vrij, maar dat was vooral vanuit efficiency overwegingen. Ze konden in relatieve vrijheid in de omheinde weide hun eigen voedsel tot zich nemen.
De dieren die we tot huisdieren reken(d)en, de hond en de kat, hebben lange tijd vooral een functie gehad, zoals meehelpen in de jacht of de voedselvoorraden beschermen tegen muizen en ratten.

Tegenwoordig vragen veel dierenliefhebbers, die gestopt zijn met vlees eten, zich af waarom het zo lastig is voor vleeseters om zich te bekommeren om het lot van de dieren die nu voor voedsel worden gehouden.
Het helpt om de traagheid van vooruitgang in de positie van dieren te begrijpen wanneer je je realiseert hoe diep het in ons onderbewustzijn is doorgedrongen dat dieren vooraleerst gezien worden als voedsel. Het is een misplaatst superioriteitsgevoel en dedain voor het machteloze. Om die overtuiging los te kunnen laten moeten we de verhouding tot dieren opnieuw afstemmen. We zouden dieren opnieuw vrij moeten laten (om hun natuurlijk gedrag te kunnen vertonen), maar nu vanuit het besef (bewustwording) dat we ze niet meer nodig hebben voor voedsel en dat ze ook levensruimte nodig hebben. Laat alle diersoorten en individuele dieren die jouw vrijheid niet aantasten toe in je morele cirkel en besef dat in evenwaardigheid wederkerige vrijheid is door te trekken naar alle diersoorten.

Het bevrijdt mensen ook zelf en het leven wordt leuker. Het geeft de mogelijkheid om een levensstijl aan te houden met minder gewetensbezwaren en risico op gevaren voor de gezondheid. Het geeft ook de mogelijkheid om het landschap opnieuw in te richten waarbij we dieren vrij en in hun volle glorie kunnen ontmoeten.

En het helpt moeiteloos tegen klimaatopwarming. Vlees eten en produceren is de voornaamste veroorzaker van de uitstoot van broeikasgassen.

17 augustus 2018

Reduceer het broeikaseffect door minder vee te houden

De Nederlandse melkveehouderij draagt veel bij aan de uitstoot van broeikasgassen. Dat gebeurt niet alleen in de vorm van boeren en scheten van koeien die methaangas laten ontsnappen, ook verlaging van grondwaterstand ten gerieve van de boeren draagt bij aan onnodige CO2 uitstoot.
De sector is daarom bezig om te kijken hoe zij de uitstoot kunnen verlagen. Echter de meest voor de hand liggende maatregel –inkrimping van de veestapel- wordt niet overwogen. Het argument dat daarbij wordt aangevoerd is dat de agrosector zou bijdragen aan de Nederlandse economie en dat bij krimp het buitenland de aanwas zou overnemen.

Bij veel aanhoorders van deze demagogie zal het tot verwarring leiden: wat moeten we hiervan vinden? Moeten de Nederlandse veehouders gesteund worden of met rust worden gelaten?
Weinigen zullen op het idee komen dat de agrosector opzettelijk verwarring sticht.

Vleesconsumptie en vleesproductie dragen bij aan klimaatopwarming. Zowel de vleesetende consument, als de vlees producerende boer als de beleid makende politici kunnen bijdragen aan een balans waarbij ons land haar verantwoording neemt in de afname in CO2 productie. Door de veestapel te verkleinen en tevens buiten in de wei te laten lopen kunnen dierenwelzijn en belasting van het milieu in een natuurlijke balans komen. Scheten en boeren van een kleine veestapel zijn geen belasting van het milieu. Dat doet een te grote veestapel wel en ook om andere redenen: mestoverschot, landschapspijn, oppervlakte- en grondwatervervuiling, dierenleed in megastallen et cetera.

Lapmiddelen als mestvergisting zijn niet alleen economisch onrendabel, ze zijn een excuus om het echte probleem aan te pakken: de omvang van de veestapel en het in stand houden van de disbalans in export. Er wordt in ons land niet vee gehouden voor de eigen bevolking maar om het te kunnen verkopen op buitenlandse markten. Wij houden de shit en het buitenland profiteert van kunstmatig lage voedselprijzen.

Ook de uitstoot van ammoniak zorgt indirect voor opwarming van het klimaat.
Het Dagblad van het Noorden schrijft:
"Nadat reactieve stikstof op land heeft bijgedragen aan de vermindering van biodiversiteit, komt het in rivieren of grondwater terecht. Het stikstof- en dus voedingrijke water komt uiteindelijk terecht in zee, waar het overmatige algengroei veroorzaakt die vissen verstikt. Door verdamping komt het vervolgens als lachgas (N2O, distikstofoxide) in de atmosfeer. Daar draagt het bij aan de opwarming van de aarde (het broeikaseffect van lachgas is 250 keer sterker dan dat van CO2), tast het de ozonlaag aan, waarna het wordt afgebroken".


Diervriendelijk beheer van de Oostvaardersplassen

Op de Oostvaardersplassen worden drie soorten, zogenaamde grote grazers, gehouden. Het is een soort "model"experiment, zoals in de IJsselmeerpolders wel eens vaker is gedaan. Op advies van ecoloog Frans Vera introduceerde Staatsbosbeheer (SBB) de Heckrunderen, Konikpaarden en edelherten in het gebied om het open karakter te behouden zodat er voor natuurliefhebbers veel viel te beleven. Vanaf 1995 werden de dieren niet meer in de winter op stal gezet en bijgevoerd. In de oorspronkelijke plannen zouden de dieren bij voedselschaarste kunnen migreren naar nabijgelegen bossen, maar daarvoor zou enig landbouwgebied moeten worden opgeofferd. Toenmalig staatssecretaris van landbouw, Henk Bleker, zette een streep door deze plannen om kosten te besparen en meer grond toe te bedelen aan de agrosector. Sindsdien barst elk jaar de discussie los over hoe om te gaan met grazers die dreigen door honger te sterven. Moest dit worden gezien als een natuurlijke balans of moesten de dieren door afschot voortijdig geoogst worden zodat de populatie voldoende te vreten had en niet al te zeer in aantal uit zou groeien?
De Oostvaardersplassen zijn nu omgeven door water en hekwerk waardoor de dieren het gebied niet kunnen verlaten. Het zou mogelijk zijn om het gebied te verbinden met de Veluwe en zo vrije migratie te faciliteren, maar dat vraagt ook een andere vorm van beheer en/of populatie. Met name de Heckrunderen en Konikpaarden wil je niet vrij rond hebben lopen in ons land. De meer mensschuwe edelherten zouden, wanneer ze dat prefereren, zelfs tot in Duitsland weg kunnen trekken en wolven in omgekeerde richting.
De aanwas en sterfte in het besloten gebied is ongeveer even groot als zou zijn bij vrije(re) migratie, echter de zichtbaarheid is veel groter. Broodmagere dieren die in een langdurige winter apathisch sjokken langs het hekwerk zijn de cynische keerzijde van een beleid gericht op een "natuurlijk" evenwicht en een open karakter. Burgers die met dit dierenleed worden geconfronteerd willen dan ook zelf bijvoeren. Voor een dier, gehouden achter een hek, geldt toch een zorgplicht? Staatsbosbeheer vertaalt die plicht door ervoor te zorgen dat dieren die onder de voedselschaarste lijden worden afgeschoten en de kadavers worden afgevoerd voor destructie.
Het beheer van de populaties is ook mogelijk door de inzet van anticonceptie. Dan hoeft er geen afschot plaats te vinden, hoogstens afvoer van kadavers van dieren gestorven door ouderdom.
Eind 2016 is niet meer de staat, maar de provincie Flevoland verantwoordelijk geworden voor het beheer van de Oostvaardersplassen. In 2017 is de commissie Van Geel aan het werk gegaan nadat Provinciale Staten hadden besloten dat een externe commissie zich moest buigen over mogelijk ander beheer van het gebied en dan met name hoe om te gaan met de grote grazers. Het advies dat door de Provinciale Staten in 2018 is overgenomen komt neer op reductie van de aantallen grazers tot een niveau waarop te verwachten is dat het niet tot grote sterfte meer zal leiden door voedselgebrek, terwijl het gebied niet vergroot maar verkleind zou worden. Het oorspronkelijke doel om het gebied open te houden en zo de biodiversiteit aan vogels en planten te kunnen behouden was in de praktijk juist door de graasdruk mislukt.
Ten tijde van dit schrijven wachten velen (bezorgd) af hoe Staatsbosbeheer het besluit gaat uitvoeren. Gaan ze dieren afvangen en elders onderbrengen of gaan ze zo'n 2000 edelherten afschieten en gaat het nieuwe beleid ook tot dierenleed leiden?

Vanuit het oogpunt van dierenrechten, gebaseerd op vrijheid, is de aanbeveling om de populatie door middel van anticonceptie op dat niveau in balans te houden dat er geen honger wordt geleden in de winter en dat de graasdruk beperkt blijft. Het weghalen of door geboortebeperking uitfaseren van de Heckrunderen en Konikpaarden, die toch nooit vrij zouden mogen migreren in ons land, zou ook de bereidheid kunnen vergroten om aansluiting op de Veluwe mogelijk en haalbaar te maken.

Door de Universiteit van Utrecht is de mogelijkheid van toepassen van anticonceptie bij grote grazers in de (half)vrije natuur onderzocht en werkbaar bevonden. Het argument dat anticonceptie niet natuurlijk zou zijn, moge waar zijn, maar is niet relevant (ondergeschikt) in het kader van het tegemoet komen aan de brede publieke compassie voor het voorkomen van dierenleed bij voedseltekort. Het recht op vrijheid kan met deze ingreep worden gecombineerd met de zorgplicht die een beheerder van een besloten natuurgebied heeft. De ervaringen met de OVP zouden voor toekomstig beleid tav natuur(ontwikkeling) de aanbeveling moeten opleveren om de natuur zoveel mogelijk zijn eigen gang te laten gaan met vrij in- en uitloop.
Een natuurlijk evenwicht binnen een afgesloten terrein is een contradictio in terminis.