03 februari 2020

Stop oneigenlijke steun van de agrosector

In de Nederlandse akkerbouw en veeteelt worden bedrijven steeds groter. Dat is mogelijk omdat sommige boeren stoppen en er door middel van gewasbeschermingsmiddelen en agrotechnologie er steeds grotere productie kan worden gemaakt in combinatie met minder inzet van arbeid. Het is geen geheim dat er van tijd tot tijd goed wordt verdiend. Een voorbeeld is de varkenssector die profiteert van de uitbraak van Afrikaanse varkenspest in China. 18% van de agrariƫrs is al miljonair, 60% van de boeren behoren tot de 20% best verdienende werkende Nederlanders. Boeren, die hun schaapjes nog niet op het droge hebben, laten zich niet de kans en vrijheid afpakken om ook "stinkend" rijk te worden. Maar allemaal rijk worden zou het verkeerde signaal afgeven, niet alle investeringen in schaalvergroting waren financieel verantwoord. Het is geen wonder dat boeren de snelweg opgaan met hun tractor om te protesteren tegen inkrimping van de sector. En dat zijn niet alleen de 40% die nog niet financieel binnen zijn. Maar wordt er wel voldoende doorgevraagd of de motivatie van de sector wel klopt? Wordt er wel kritisch genoeg geluisterd? Waarom laten burgers zich overbluffen door boeren die roepen dat ze gelijk hebben ongeacht de feiten? Wat is echte betrokkenheid en wat is onverschilligheid?

Vanuit de belangen van de maatschappij is het minder logisch om de boeren vrij hun eigen gang te laten gaan en ook nog eens extra te steunen met subsidie zonder te controleren of die prikkel wel effectief is. De reden om kritisch te zijn is dat de nadelen van de grote agrosector (die ongeveer 70% van het vaste land in Nederland in gebruik heeft) worden afgewenteld op de belastingbetaler en op de natuur. Effectieve gewasbescherming leidt tot afname van insecten (nu 70%), zorgt voor afname van insecten etende vogels en een te grote veestapel zorgt voor overbemesting. De kwaliteit van de leefomgeving (milieu en natuur) verschraalt, gezondheid en leefkwaliteit komt in gevaar, terwijl de bijdrage aan onze welvaart van de intensieve veehouderij zo gering is (0,3%) dat het logischer is om de sector te doen krimpen. Daar komt bij dat de grote consumptie (en productie tbv de export (80%)) van vlees bijdraagt aan klimaatopwarming.
Het is een politieke kwestie of die krimp moet worden ingezet door boeren uit te kopen. Nederland kan ook stoppen met de oneigenlijke manier waarop de sector wordt gesteund. Wanneer de landbouwsubsidie vanuit de EU wordt gestopt is er sprake van gewone marktwerking. Bijkomend voordeel is dat de tendens naar schaalvergroting wordt gestopt, want de grootste bedrijven ontvangen de meeste subsidie.

Ook de manier waarop de vergunningen worden verleend kan meer in lijn met de Europese wetgeving worden gedaan en de criteria kunnen worden aangescherpt met het oog op natuurbescherming en bescherming van de leefomgeving. Het wordt nu aan particulieren als Johan Vollenbroek van Mobilisation for the Environment overgelaten om de werkwijze van de overheid te toetsen aan de eigen en EU regelgeving.
Er is minder natuur in ons land (13%) dan we als doelstelling hebben afgesproken met de rest van Europa (17%). Boerenland teruggeven aan de natuur kan op vele terreinen en manieren prettig zijn voor de leefomgeving. Het aaneenschakelen van natuurgebieden kan de noodzaak tot afschot verkleinen en daarmee maatschappelijke onrust en ongenoegen wegnemen. Ook de uitstoot van stikstof (in de vorm van ammoniak) en CO2 kan daarmee sterk worden verminderd.
Een overheidsbeleid dat de toekomst van de agrosector helpt bijsturen in de richting van een ecologisch verantwoorde manier van werken met minder gebruik van pesticiden en minder productie van vlees en zuivel (vooruitlopend op verminderde vraag in eigen land) zal de leefomgeving en de beleving daarvan in ons land met sprongen doen vooruitgaan.