19 oktober 2020

Zee wordt nog sneller leeggevist door aanlandplicht

In de Groene Amsterdammer nr 3 een verslag van een onderzoek naar illegale visvangst waar Nederlandse trawlers hard aan meedoen. ‘Het is als met intensieve veehouderij: te veel vissen op een kleine oppervlakte, zonder rekening te houden met ziekteprocessen. Een fout die we keer op keer maken. Zelfs nu met corona gaan we ermee door’. Om het overboord gooien van vis tegen te gaan, voerde de EU tussen 2015 en 2018 de aanlandplicht in. Voorheen mocht onverkoopbare vis terug de zee in, mits netjes geregistreerd, zodat wetenschappers er rekening mee konden houden bij het bepalen van maximale vangsten. Maar met de aanlandplicht moet álle vangst aan wal worden gebracht. Dat zou vissers een belang geven om selectiever te werk te gaan: minder bijvangst en duurzamer visserij, zo promootte Brussel de maatregel. In de praktijk pakt deze aanlandplicht desastreus uit, zegt wetenschapper Lisa Borges. ‘Dit legt een bom onder het hele Europese visserijbeleid’. Want wat gebeurt er? De maximale vangsten die de EU vaststelt, zijn gebaseerd op wetenschappelijk advies. In die adviezen hielden biologen altijd rekening met de registraties van overboord gezette vangst: ongeveer een derde van alle vis. Maar sinds de aanlandplicht moet de wetenschap er wel van uitgaan dat geen enkele vis meer overboord gaat, dat is immers verboden. Controle is er evenwel niet. En dus gaat het overboord gooien van te kleine vis – om opslagruimte te besparen – onverminderd door, zegt Borges. ‘Er is geen enkele handhaving. Het gevolg: vissers mogen nu tot veertig procent meer vangen dan voor de aanlandplicht’. Zie ook het Facebookbericht.

18 oktober 2020

Kalfjes langer bij moeder ontwikkelt soorteigen gedrag

In onderzoeksrapport Kalveren bij de koe. De natuur werkt! doet het Louis Bolk Instituut verslag van een onderzoek naar een systeem waarbij pasgeboren kalfjes langer bij de moederkoe blijven.
Uiteraard vraagt dat aanpassing in aan de huisvesting van beiden en dat kost geld.

Agriholland meldt: een kalf wordt bijna altijd direct na de geboorte van de moederkoe vandaan gehaald. De vroege scheiding van koe en kalf is een geijkte manier om veel melk te produceren. Na de geboorte wordt de koe tweemaal per dag gemolken en de kalveren krijgen dagelijks een afgepaste hoeveelheid. Dit systeem is goedkoop, praktisch en overzichtelijk. Ook hygiëne speelt een rol. Het compleet gescheiden grootbrengen van kalveren biedt echter geen ruimte voor het ontstaan van een band tussen koe en kalf. Dit heeft nadelige gevolgen voor de sociale ontwikkeling van kalveren en voor het ontwikkelen van natuurlijk, soorteigen gedrag.

Zie voor meer informatie de publicatie kalveren bij de koe op de site van het Louis Bolk Instituut.

13 oktober 2020

Probleemloos voedsel produceren in de toekomst

Twee derde van ons vaste land is in gebruik door boeren. In het buitenland is dat gemiddeld zo’n 30%. Daar is meestal meer natuur. Het overgrote deel van de gewassen op ons land wordt aan het vee gevoerd. Ruim de helft van het land gebruiken we voor de koeien. Nederlandse akkerbouwers en veehouders exporteren (via de verwerkende industrie) zo’n 80 procent van wat ze produceren. Voor die 80% Nederlandse export is heel veel import van veevoer vanuit het buitenland nodig, zo ongeveer 2x de oppervlakte van Nederland.

De Nederlandse boer werkt dus nauwelijks voor de Nederlandse consument, maar volgens de borden langs de weg vindt hij wel dat wij hem dankbaar zouden moeten zijn. Zijn bijdrage aan de economie is echter veel en veel lager dat hij ons wil doen geloven. Er is een disbalans in economie en ecologisch evenwicht.

Boer en ondernemer Jaap Korteweg vindt deze omweg om voedsel voor mensen te produceren niet efficiënt. Samen met PvdD senator Niko Koffeman heeft hij de Vegetarische Slager opgericht om vleesvervangers te maken die lijken en smaken als vlees. Dat doen zij omdat zij denken dat veel mensen uit zichzelf nauwelijks bereid zijn om vlees te laten staan, maar er uiteindelijk weinig bezwaar tegen zullen hebben wanneer hun vlees direct van planten is gemaakt. Voorwaarde is dan wel dat het ongeveer hetzelfde smaakt. Veel vegetariërs vinden het niet nodig om plantaardige producten te kopen die naar vlees smaken. Dat is ook niet de primaire doelgroep die zij willen bereiken, maar die wel zijdelings kan profiteren van de ontwikkelingen in plantaardige ingrediënten voor voedsel. Ze hoeven dan in recepten alleen het vlees te vervangen door de (bijna identiek smakende) vleesvervanger en ze kunnen dit probleemloos aan vleesetende gasten voorzetten. 

Koffeman en Korteweg zijn er van overtuigd dat wat met vlees kan ook met kaas en zuivel kan. Ze hebben een bedrijf opgericht dat melk zonder tussenkomst van koeien produceert: Those Vegan Cowboys. De boer van de toekomst is dan de leverancier van gras als grondstof voor plantaardige melk. Korteweg vindt ook dat het land niet meer hoeft te worden bemest met mest afkomstig van vee. Dat probeert hij direct met stikstofhoudende planten als bemesting te realiseren. Naast het gebruik van landbouwgrond voor gras, ziet hij toepassing van robots die het land bewerken, onkruidvrij houden en oogsten. En wanneer de technologie van deze robots en van drones verder ontwikkelt kunnen die zelfs voedselbossen onderhouden en oogsten. Voedselbossen bestaan uit gewassen en vruchtdragende struiken en bomen die jaren blijven staan. Er is dan geen jaarlijkse kaalslag. Dat bevordert de biodiversiteit en levenskansen van bijvoorbeeld insecten.

Zo kunnen voedselbossen een ecologische eenheid vormen waarin meer diersoorten in harmonie kunnen leven zonder de productie te verlagen. En daarmee de balans tussen natuur en economie herstellen. Deze manier van voedsel produceren, gericht op het niet meer gebruiken en consumeren van dieren, lost de meeste bedreigingen van het leven op aarde op.

Wie dit verhaal wil terughoren en terugkijken zij verwezen naar de VPRO uitzending De Boer van de Toekomst.

06 april 2020

Belangen van mens en dier evenwaardig wegen

Dit artikel is geschreven om de oproep om te stoppen met diergebruik inclusiever te onderbouwen. Er zijn in de loop van decennia genoeg redenen aangevoerd om meer rekening te houden met dieren, maar telkens leek een nieuwe crisis de vorige argumenten te overschaduwen.

Redelijk nieuw is het inzicht dat het produceren en eten van vlees door de CO2 uitstoot bijdraagt aan de opwarming van de aarde en daarmee aan verslechtering van de leefbaarheid van de aarde.
Recenter is de stikstofcrisis die activiteiten in de economie dreigde stil te leggen. Huizenbouw of handhaving van de veestapel? Veel verkeersbeweging op de weg en in de lucht levert naast de industrie NO2 die samen met de uitstoot van ammoniak NH3 uit de intensieve veehouderij neerslaat als fijnstof en bemesting van natuurgebieden, die daardoor van aard en samenstelling veranderen.
Fijnstof maakt ons ook vatbaarder voor infectieziekten omdat deze vervuiler het functioneren van onze longen aantast. 
De overproductie van de Nederlandse veehouderij, gericht op de export, wordt al decennia gehekeld door de milieubeweging omdat dat naast dierenleed samengaat met overbemesting en daarmee een last is voor de naaste omgeving en de draagkracht van de natuur. Deze inzichten hebben geleid tot strenge regelgeving, die nog weleens wordt aangescherpt zodat veehouders nooit zeker konden zijn van welke bedrijfsvoering een gezond verdienmodel zouden oproepen. Het leidde tot een samenspel van stoppende bedrijven in combinatie met groei in veestapel bij collega's.

De opkomst van vleesvangers gaat samen met het inzicht dat de mens beter minder vlees kan eten dan elke dag en liefst helemaal niet meer. Het is immers door de globalisering van de supermarkten kipsimpel om een diverse en gezonde maaltijd samen te stellen van internationale voedingsmiddelen die niet van dieren afkomstig zijn.

De ethische overweging of dieren eten wel mag is eigenlijk van alle tijden. Steeds meer komt deze overweging te staan in het licht van evenwaardigheid. Niet alleen mensen willen vrij zijn, ook dieren willen dat. Wat of wie zijn wij mensen (meer) dat wij vinden dat we dieren mogen gebruiken om op te eten? Is dat gebaseerd op religieuze gronden dat het dier door God aan de mens is gegeven om er over te heersen? Het hoeft geen nadere betoog dat we zo langzamerhand voldoende autonoom geacht worden om dat zelf te kunnen bepalen. Het is (wederom en tegelijkertijd altijd) tijd om al onze overtuigingen kritisch te bezien. Waar komen onze (belemmerende) overtuigingen vandaan en zijn ze wel geldig?
Het is ook niet nodig om dierziektes te mystificeren als wraak van de natuur en zo proberen het gedrag van mensen te beïnvloeden. We hoeven alleen dezelfde principes waarvan we willen dat andere mensen zich aan houden  toe te passen op onze omgang met dieren: "respecteer elkaars grenzen en vrijheid". Dat is wederkerig en evenwaardig.

Yin en yang mens en dier

Een vorm van evenwaardigheid is ook een eerlijke verdeling van het aardoppervlak in delen waar de natuur met rust gelaten wordt, waar we gaan wonen en welk deel we gebruiken voor voedsel te verbouwen. Wat eerlijk is, is ook een vraag naar balans en gezond delen. Ecoducten kunnen open voor alle dieren; levenskrachtig grote en verbonden natuurgebieden voor planten en dieren met een deel voor recreatie voor de mens.

Ook de juiste afstand houden met anderen zouden we door moeten trekken naar dieren. Dieren kunnen dan hun autonomie bewaren en gezonder soorteigen gedrag vertonen. Ook dieren vinden minstens anderhalve meter afstand prettig en zo voorkomt het ook besmetting van mens naar dier.

20 maart 2020

Boeren zouden eigen omgeving moeten voeden

In de supermarkten wordt 60% van het voedsel uit het buitenland gehaald en van wat de Nederlandse boeren produceren gaat 80% naar het buitenland. Dat is de manier waarop we de uitspraak van de boeren -dat zij de wereld voeden- moeten begrijpen.

Nu door de coronacrisis de bewegingen op de wereld voor een deel stilvallen komt de vraag op “kunnen de Nederlandse boeren niet beter produceren wat er binnen een straal van 500 kilometer wordt gevraagd”? Indien een boer geneigd is te antwoorden met “ja”, dan kan hij op dit moment nog ander zaaigoed inkopen of de inhoud van de kassen veranderen. Maïs inzaaien en tulpen en rozen per vliegtuig naar het buitenland brengen is niet bepaald een duurzame manier van produceren.

Een gezonde levensstijl vraagt om diversiteit in eten en bewegen. De boer (kweker) kan daarbij aansluiten door die diversiteit op het gebied van voeding op een ecologisch verantwoorde manier te produceren. Dat betekent minder overproduceren, minder spuiten, minder (kunst)mest. Meer balans, meer dierenwelzijn, meer diversiteit, meer lokale afzet, meer hart voor de natuur etc….

28 februari 2020

Boeren gebruikten de winterrust voor oorlogvoering

Als rivierdelta kent Nederland veel vruchtbare grond. Die grond is voor 70% in gebruik door akkerbouwers en veehouders en de overheid wil een deel overnemen voor andere doeleinden, zoals huizenbouw en natuur. Er is behoefte aan woningen en in de EU is afgesproken dat ieder land minstens 17% van het grondgebied tot natuur zou bestemmen en op dit moment is 13% van Nederland natuur.
Op de natuurgebieden die er zijn komt ammoniak neer afkomstig uit de landbouw. Dat zorgt voor overbemesting waardoor er andere planten en dieren zijn dan de bedoeling is. Natuurbeheerders hebben belang bij minder uitstoot door nabijgelegen veehouderijen.

Boeren moeten dus inleveren en een deel zou zich graag laten uitkopen om met het geld te gaan rentenieren of een andere onderneming op te zetten, ter plekke of elders in het (buiten)land.
Hoe dat inleveren tot stand moet komen is onderdeel van het politieke debat. Tjeerd de Groot van D’66 gooide aan het eind van de zomer van 2019 de knuppel in het hoenderhok door op te roepen om de veestapel met de helft te doen krimpen. Die krimp zal zeker een aantal problemen oplossen, maar heeft ook veel verzet bij boeren opgeroepen die vinden dat ze niet voldoende financieel gecompenseerd worden en die (net als onder meer de veevoederbedrijven en exporteurs) hun verdienmodel gedwarsboomd zien.
Investering in huisvesting voor dieren moeten terugverdiend worden in de loop van tientallen jaren. Ook financierders denken mee over de haalbaarheid daarvan. En de geluiden dat we over een tiental jaren geen vlees meer eten afkomstig van dieren, gehouden in stallen, komen bij de banken beter aan dan bij de veehouders.

Boeren zijn al 50 jaar gewend dat de politiek wel een oplossing vond die hen ruimte om te groeien opleveren zou. Die oplossingen variëren van directe inkomenssteun, wegkijken en door de vingers zien van fraude bij regelgeving, warme sanering, afwentelen van schade op de belastingbetaler, oncontroleerbare rekenmodellen die schade van uitstoot bagatelliseren, etc..
Sommige van die steun van de overheid is niet goed uitgepakt. Het stimuleren van het jaarrond binnenhouden van koeien op stal met roostervloeren in het kader van schaalvergroting heeft een probleem met ammoniakuitstoot opgeleverd. Koeienpoep en -pies komen in de ondergrondse mestkelders samen en vormen ammoniak. Die ammoniak ontsnapt dag en nacht door de roosters in de stalvloer of wordt later uitgereden op de landerijen. Nu de stallen er staan kost het veel geld om de vloeren aan te passen of andere technologie te ontwikkelen. Oplossingen worden dan ook gezocht in minder eiwitrijk voer dat leidt tot minder problematische mest, het ontwikkelen van koeientoiletten om de urine op te vangen, weer meer in te zetten op weidegang. Maar dat zijn slechts druppels op een gloeiende plaat, heet gehouden door ontvlambare gassen.

Ondertussen protesteren de boeren met hun buitenproportioneel grote tractoren als tanks op de openbare wegen en slaan oorlogszuchtige taal uit tegen de overheid en beschermers van milieu en dierenwelzijn. Het sluit de rijen intern, maar roept extern weerstand op.
Het voornaamste effect is dat het publiek wakker wordt en geattendeerd wordt op de gang van zaken in de agrosector. De media vormen hierbij een informerende en opiniërende rol op een manier die boeren niet goed uitkomt, want meestal ondersteunen de conclusies van hun artikelen de waarschuwingen van activisten die al meerdere decennia eerder werden afgegeven.

Positief effect van de protesterende boeren is dat ook andere uitstoters van schadelijke stoffen nu de noodzaak voelen om hun uitstoot te verlagen en de bedrijfsprocessen zo aan te passen dat ze minder schadelijk voor het milieu zijn en minder of niet meer bijdragen aan klimaatopwarming.

Voor concrete oplossingen voor het stikstofprobleem, luister naar Prof. Jan Willem Erisman, hoogleraar in 'de stikstof' en directeur van het Louis Bolk Instituut, in het interview met Dick Veerman van Foodlog.

16 februari 2020

Weer een extra argument tegen het gebruik van dieren

Het aantal argumenten dat pleit voor het stoppen van diergebruik blijft maar toenemen. Waren er al de gezondheidsproblemen van overmatig vlees eten, de landschapspijn van groene woestijnen door Engels raaigras en het binnenhouden van vee, milieuproblemen door overbemesting, klimaatopwarming door CO2 uitstoot door veevoervervoersbewegingen en vleesproductie, natuurschade door ammoniakdepositie, het kappen van regenwouden voor de productie van veevoer en de export daarvan en zo nog wat meer nadelen van diergebruik. Door overmatig gebruik van antibiotica binnen de intensieve veehouderij raken virussen resistent waardoor zij niet meer zijn te bestrijden bij een menselijke uitbraak.

Culturen die het wat minder nauw nemen met hygiëne en dierenwelzijn zijn vaak ook de plaatsen waar grote ondernemingen hun industrie naartoe hebben verhuisd in verband met goedkope arbeidskrachten. Wanneer er in die productieplaatsen een dodelijke en zeer besmettelijke virusepidemie uitbreekt heeft dat globale gevolgen voor de economie. Dit effect hebben we nog niet eerder op deze schaal meegemaakt en ook dit pleit voor minder diergebruik.
Het is duidelijk dat de groep die financieel profiteert van diergebruik kleiner wordt en de groep die opdraait voor de gevolgen groter. Tijd voor een verandering in ons denken en ons gedrag.

Steeds meer lijkt het verstandig om als mensheid een andere weg te bewandelen voor onze voedselproductie. Een snellere transitie van het gebruik van dierlijk eiwit naar plantaardig eiwit is de oplossing voor vele problemen waar we als mensheid mee geconfronteerd worden. Ook het belang van dieren om een vrij leven te kunnen leiden in een natuurlijke omgeving zouden we daarmee kunnen dienen. Wanneer we bij de inrichting van niet bewoond land, waar ook ter wereld, een betere balans zouden aanhouden bij de belangen van de natuur en de kwaliteit van het leefklimaat wordt het in de wereld een leukere, gezondere en veiligere plaats om te wonen en te overleven.

Die bewustwording vraagt van ieder individu op aarde een simpele overweging: wat kan ik er beter van worden wanneer ik in mijn gedrag bijdraag aan de vrijheid van alles wat leeft? Wat kan ik doen en wat kan ik laten?

10 februari 2020

Vlees vervangen of dieren rechten geven?

Veel mensen die het dierenleed de wereld uit willen helpen, zoeken een weg via de erkenning van dierenrechten. Er komen dan drie vragen op: wat is de aard van dierenrechten, hoe moet dat worden geregeld en hoe moeten die rechten worden gehandhaafd?
Vaak wordt geredeneerd “dieren hebben gevoelens en kunnen lijden onder wat hen wordt aangedaan”. Andere redeneren “dieren lijken op mensen en moeten daarom gelijk worden behandeld”. Weer anderen gooien een tegenwerping op “wanneer dieren rechten krijgen moeten ze ook plichten krijgen”. Of komen met tandeloze argumenten “dieren hebben een intrinsieke waarde”. Enzovoort.

Wat helpt in het werkzaam maken van dierenrechten en het zoeken naar een antwoord is dat uiteindelijk mensen het recht moeten kunnen inzetten om andere mensen grenzen te stellen in hoe zij dieren behandelen. Het is duidelijk dat dierenleed ontstaat wanneer dieren pijn worden gedaan, bijvoorbeeld bij de jacht en bij dierproeven. Minder duidelijk is dat er dierenleed ontstaat wanneer dieren gehouden worden in afgesloten stallen. Het leed wat dan wordt berokkend is dan indirect: er wordt dieren iets onthouden wat wij mensen wel ervaren, namelijk vrijheid. Mensen ervaren bij vrijheid leuke en minder leuke zaken.

Toch is vrijheid het overstijgende begrip/concept dat de basis kan zijn van dierenrechten. In de veehouderij kennen we de 5 vrijheden van Brambell.
Dieren behoren te zijn:
1. vrij van dorst, honger en onjuiste voeding;
2. vrij van fysiek en thermaal ongerief;
3. vrij van pijn, verwonding en ziektes;
4. vrij van angst en chronische stress;
5. vrij om hun natuurlijke gedrag te vertonen

De meeste veeboeren kunnen de eerste vier vrijheden wel garanderen, maar de vijfde niet. Die zouden ze moeten invullen door de dieren toegang tot een weide of bosschage moeten geven.
De dieren die naar de slacht gaan zullen onderweg kortstondig nauwelijks vrij zijn van ongemakken en zeker in de laatste minuten in het slachthuis veel leed ervaren.
Ben je voorstander van het eten van vlees dan ben je geneigd om dat leed zoveel mogelijk te verdringen en hoogstens aandringen op goede overheidscontrole bij dierentransporten en in slachthuizen.
Ben je veganist en gebruik je helemaal niets van een dier, dan vul je het recht van dieren vooral in doordat er voor jouw voedsel geen dieren hoeven te worden gehouden en geslacht. De wereld functioneert tot nu toe vooral zo dat beide groepen naast elkaar leven. Veganisten en vegetariërs hopen dat mensen zich bewust worden van het leed dat dieren wordt aangedaan en dat zij daarom overgaan tot een levensstijl zonder gebruik van dieren.

Een technologische oplossing wordt ook gezocht door vlees deels te vervangen door of te mixen met plantaardig materiaal. Wanneer dat (globaal) zou doorzetten en we al het vlees plantaardig zouden maken dan wordt de gehele veehouderij overbodig en zullen er nauwelijks dieren meer gevangen worden gehouden in stallen.
Ondertussen wordt het gebied waarin dieren op aarde nog vrij leven steeds kleiner. Volgens het biodiversiteitsverdrag van de Verenigde Naties moet ieder land in 2020 17% van zijn landoppervlakte (inclusief water) reserveren als natuur. In Nederland is dat nu 13,3%. Een verdwijnen van de veehouderij in combinatie van herstel van leefruimte voor vrije dieren in de vrije natuur zou een win-win-situatie opleveren voor mens en dier en worden ook andere problemen zoals klimaatopwarming aangepakt.

03 februari 2020

Stop oneigenlijke steun van de agrosector

In de Nederlandse akkerbouw en veeteelt worden bedrijven steeds groter. Dat is mogelijk omdat sommige boeren stoppen en er door middel van gewasbeschermingsmiddelen en agrotechnologie er steeds grotere productie kan worden gemaakt in combinatie met minder inzet van arbeid. Het is geen geheim dat er van tijd tot tijd goed wordt verdiend. Een voorbeeld is de varkenssector die profiteert van de uitbraak van Afrikaanse varkenspest in China. 18% van de agrariërs is al miljonair, 60% van de boeren behoren tot de 20% best verdienende werkende Nederlanders. Boeren, die hun schaapjes nog niet op het droge hebben, laten zich niet de kans en vrijheid afpakken om ook "stinkend" rijk te worden. Maar allemaal rijk worden zou het verkeerde signaal afgeven, niet alle investeringen in schaalvergroting waren financieel verantwoord. Het is geen wonder dat boeren de snelweg opgaan met hun tractor om te protesteren tegen inkrimping van de sector. En dat zijn niet alleen de 40% die nog niet financieel binnen zijn. Maar wordt er wel voldoende doorgevraagd of de motivatie van de sector wel klopt? Wordt er wel kritisch genoeg geluisterd? Waarom laten burgers zich overbluffen door boeren die roepen dat ze gelijk hebben ongeacht de feiten? Wat is echte betrokkenheid en wat is onverschilligheid?

Vanuit de belangen van de maatschappij is het minder logisch om de boeren vrij hun eigen gang te laten gaan en ook nog eens extra te steunen met subsidie zonder te controleren of die prikkel wel effectief is. De reden om kritisch te zijn is dat de nadelen van de grote agrosector (die ongeveer 70% van het vaste land in Nederland in gebruik heeft) worden afgewenteld op de belastingbetaler en op de natuur. Effectieve gewasbescherming leidt tot afname van insecten (nu 70%), zorgt voor afname van insecten etende vogels en een te grote veestapel zorgt voor overbemesting. De kwaliteit van de leefomgeving (milieu en natuur) verschraalt, gezondheid en leefkwaliteit komt in gevaar, terwijl de bijdrage aan onze welvaart van de intensieve veehouderij zo gering is (0,3%) dat het logischer is om de sector te doen krimpen. Daar komt bij dat de grote consumptie (en productie tbv de export (80%)) van vlees bijdraagt aan klimaatopwarming.
Het is een politieke kwestie of die krimp moet worden ingezet door boeren uit te kopen. Nederland kan ook stoppen met de oneigenlijke manier waarop de sector wordt gesteund. Wanneer de landbouwsubsidie vanuit de EU wordt gestopt is er sprake van gewone marktwerking. Bijkomend voordeel is dat de tendens naar schaalvergroting wordt gestopt, want de grootste bedrijven ontvangen de meeste subsidie.

Ook de manier waarop de vergunningen worden verleend kan meer in lijn met de Europese wetgeving worden gedaan en de criteria kunnen worden aangescherpt met het oog op natuurbescherming en bescherming van de leefomgeving. Het wordt nu aan particulieren als Johan Vollenbroek van Mobilisation for the Environment overgelaten om de werkwijze van de overheid te toetsen aan de eigen en EU regelgeving.
Er is minder natuur in ons land (13%) dan we als doelstelling hebben afgesproken met de rest van Europa (17%). Boerenland teruggeven aan de natuur kan op vele terreinen en manieren prettig zijn voor de leefomgeving. Het aaneenschakelen van natuurgebieden kan de noodzaak tot afschot verkleinen en daarmee maatschappelijke onrust en ongenoegen wegnemen. Ook de uitstoot van stikstof (in de vorm van ammoniak) en CO2 kan daarmee sterk worden verminderd.
Een overheidsbeleid dat de toekomst van de agrosector helpt bijsturen in de richting van een ecologisch verantwoorde manier van werken met minder gebruik van pesticiden en minder productie van vlees en zuivel (vooruitlopend op verminderde vraag in eigen land) zal de leefomgeving en de beleving daarvan in ons land met sprongen doen vooruitgaan.