10 december 2023

Jonge boeren doen te grote investeringen

Weidevogels zitten ambitieuze jonge boeren in de weg

Of in weidegebieden ook weidevogels broeden is een kwestie van economische belangen versus ecologische verantwoordelijkheid, en het is tijd om prioriteit te geven aan het behoud van onze natuurlijke rijkdommen.
Jonge boeren, die vaak het bedrijf van hun ouders overnemen met de steun van hun families, worden geconfronteerd met een dilemma. Aan de ene kant staan financiële verplichtingen die leiden tot het zoeken naar maximalisatie van opbrengsten. Aan de andere kant staat de roep van de natuur, waar weidevogels een veilige haven zoeken in een landschap dat steeds meer onder druk staat.
In de bioscoop een documentaire/film die verbeeldt hoe de bedrijfsovername op een Fries melkveehouders bedrijf spanning overlevert over de conflicterende belangen tussen natuur en boer.

Doodlopende weg?

De realiteit is dat de huidige trend van schaalvergroting en technologische vooruitgang geen duurzame oplossing biedt. De groeiende veestapel leidt tot een verhoogde ammoniakuitstoot en uitspoeling, wat resulteert in ernstige milieuproblemen. Het is een vicieuze cyclus waarin economische winst ten koste gaat van onze natuurlijke omgeving.
Maar er is hoop. De weg naar duurzaamheid vereist moedige beslissingen en concrete actie. Het is tijd om de veestapel te laten krimpen. Dit betekent niet het einde van de landbouw, maar eerder een verschuiving naar een model dat in harmonie is met de natuurlijke ecosystemen.
De overheid moet een leidende rol spelen door passende stimulansen te bieden voor veehouders die de overstap maken naar kleinschaligere en meer duurzame praktijken. Dit kan onder meer inhouden dat financiële steun wordt geboden aan boeren die ruimte bieden aan weidevogels, in plaats van hen te straffen voor het behouden van biodiversiteit.
Tegelijkertijd moeten jonge boeren (meer en weer) worden opgeleid in methoden van landbouw die de balans tussen productiviteit en ecologische gezondheid bevorderen. Het is van cruciaal belang dat ons onderwijssysteem een visie van duurzaamheid omarmt, waarbij de nadruk ligt op veerkrachtige en regeneratieve landbouwpraktijken.
Belangrijk is ook dat de bredere samenleving haar perspectief verandert. Exportgerichtheid mag niet langer worden gezien als de enige weg naar economisch succes. In plaats daarvan moeten we streven naar een model van lokale zelfvoorziening en veerkracht, waarbij de bescherming van ons milieu centraal staat.
De tijd van aarzeling is voorbij. We staan voortdurend op een kruispunt waarbij de keuzes die we nu maken bepalend zullen zijn voor de toekomst van ons land en onze planeet. Laten we de uitdaging aangaan en kiezen voor een pad van duurzaamheid en harmonie met de natuur. Laten we samen streven naar een veestapel die niet alleen de economie voedt, maar ook onze kostbare ecosystemen beschermt.

Wat burgers van boeren moeten snappen

Het is van belang voor burgers om zich te realiseren waarom boeren met rust gelaten willen worden en waarom ze hun eigen gang willen kunnen gaan bij het aflossen van hun schulden. Dat lijkt sympathiek, maar de achtergrond is minder heroïsch. Wat die burger uit het oog verliest is dat hij een belastingbetaler is die opdraait voor het opruimen van de troep die een boer in het milieu dumpt.
Met andere woorden: burgers hebben er belang bij om te beseffen hoe zij in slaap worden gesust door de marketing in de agrosector en de vertegenwoordigers in de politiek. Alleen wanneer er gestemd moet worden, worden ze tijdelijk wakker gemaakt en selectief betrokken in de sores van de agrosector.

Doorbreek de varkenscyclus

Boeren moeten zo veel mogelijk vooruit denken. Immers het product moet eerst nog groeien en brengt pas maanden of jaren wat op wanneer het naar de markt wordt gebracht.
Het is een vorm van boerenslimheid om zo veel mogelijk van een schaars goed te produceren. Het is niet voor niets dat er in de veehouderij voor allerlei sectoren een “varkenscyclus” optreedt. De varkenscyclus is een uitdrukking die de vaak scherpe prijsschommelingen op de agrarische markten illustreert. Als de prijs hoog is van de varkens (of andere producten) besluiten de boeren meer varkens te fokken, met als gevolg dat maanden later door het grote aanbod de prijs van varkens laag is. Overschotten en tekorten van een bepaald product wisselen elkaar af, doordat aanbieders massaal reageren op de hoogte van de prijzen, maar tegen de tijd dat deze reactie doorwerkt op het aanbod, is de prijs alweer omgeslagen. Door daar slim op in te spelen kunnen boeren en burgers daar voordeel van hebben. Maar wanneer de overheid dit spel niet reguleert, dan zijn kwetsbaren groepen in de samenleving en in de natuur de dupe.

Kosten besparen, ten koste van wie of wat?

Boeren kunnen hun inkomen en marges vergroten door te snijden in de kosten. Dat is logisch, maar wordt problematisch wanneer veeboeren de kosten afwentelen op hun dieren en het milieu. Het vee is dan de dupe doordat ze geen natuurlijk leven kunnen leiden en de mest en resten van bestrijdingsmiddelen spoelen uit naar het oppervlaktewater. De kosten om die vervuiling op te ruimen worden afgewenteld op de belastingbetaler, lees: de burger.

Overproductie speelt ook in buitenland

Guilhem Roux, een Franse boer en landbouweconoom, benadrukt dat boeren zich niet moeten richten op maximale omzet, maar op maximale winst door hun marges te herstellen. Momenteel worden boeren in heel Europa aangemoedigd om steeds meer te produceren binnen een economische keten waarbij zowel toeleveranciers als afnemers profiteren van grotere productievolumes. Echter, economisch gezien is het niet altijd voordelig voor boeren om onbeperkt te groeien, omdat de kosten uiteindelijk de verwachte winst kunnen overschrijden volgens de marginale economie.
In reactie op de problemen van boeren worden in Frankrijk voorstellen gedaan om beperkingen op groei op te heffen, maar dit zou het inkomensprobleem van boeren op den duur verergeren waarbij voornamelijk toeleveranciers en afnemers hiervan profiteren. De boeren die wel succesvol lijken, zijn zij die bewust kiezen voor minder productie om zo kosten te verlagen en te investeren in het verbeteren van de winstmarge, vaak door transformatie en directe verkoop van producten.

Om de inkomsten van boeren te verhogen, pleit Roux voor een economisch model dat zich richt op landbouwbedrijven van bescheiden omvang die minder afhankelijk worden van schaarse en dure grondstoffen uit het verre buitenland. Dit impliceert een focus op ecologisch verantwoorde kostenverlaging, investeringen in transformatie en directe verkoop aan consumenten. Op macro-economisch niveau zou het stimuleren van dergelijke bedrijven de nationale productie op peil kunnen houden.

Wat voor de Franse boeren geldt, geldt in nog veel sterkere mate voor de Nederlandse boeren. Nederlandse boeren produceren vooral voor de export. De noodzaak om een hoge productie in de benen te houden is in ons land nog veel kleiner voor de samenleving en de noodzaak om de veestapel te reduceren is des te groter. Immers een te grote veestapel zorgt voor grote problemen zoals hierboven omschreven.

Naschrift

Jan Douwe van der Ploeg (1950, Akkerwoude) was van 1992 tot 2017 hoogleraar rurale sociologie aan Wageningen University & Research. Uit een interview met hem in de NRC.

Hoe ziet de boer van de toekomst eruit, volgens u?

„In de landbouwwetenschap zie je een interessante draai naar agro-ecologie. Het begon in de VS, is ook in Zuid-Amerika opgepakt, later aarzelend in Frankrijk. Het is het herfunderen van de landbouw op ecologische principes, in plaats van met veel externe hulpmiddelen als kunstmest, bestrijdingsmiddelen en fossiele energie. Nederland ligt in dit nieuwe veld dramatisch achterop; het lijkt wel de wet van de remmende voorsprong”.

Klinkt als: de landbouw moet terug naar de kleine boeren van vroeger.

„Het klinkt al snel nostalgisch, maar het boeiende is dat de verdiencapaciteit van kleinere, ecologische boeren boven die van meer geïndustraliseerde landbouw kan uitkomen. Het vergt wel meer arbeid, maar er zijn minder investeringen en kosten en er gaat minder geld naar toeleveranciers, voor bijvoorbeeld kunstmest. Eerst zijn de opbrengsten lager, maar met kennis en vakmanschap kunnen de inkomsten heel behoorlijk worden”.

Hoe behoorlijk?

„We hebben daar in 2019 bijvoorbeeld in Europa een groot vergelijkend onderzoek naar gedaan, in onder meer Nederland, Groot-Brittannië, Duitsland, Oostenrijk, Italië, Spanje. Heel verrassend was dat kleinere, minder intensieve bedrijven echt beter verdienden dan grotere intensieve bedrijven. Want die grotere hebben zeer hoge kosten, ook hoge financieringslasten, en worden harder geconfronteerd met schommelende prijzen en de volatiele markt. Voor bijvoorbeeld 100 kilogram melk, verdienden kleinere bedrijven vaak het dubbele of meer van wat grote, intensieve bedrijven verdienen”.