08 mei 2007

Aanleg natuur gaat niet ten koste van hongerbestrijding

Land- en tuinbouworganisatie LTO-Nederland vraagt zich bij monde van Albert Jan Maat af of er nog wel nieuwe natuur aangelegd moet worden. Hiermee verdwijnt landbouwgrond waarop voedsel wordt verbouwd, terwijl een deel van de wereldbevolking honger lijdt.

De FAO, de voedselorganisatie van de Verenigde Naties, pleit voor een verdubbeling van de voedselproductie. Dat is volgens de organisatie noodzakelijk om de wereldbevolking ook over twintig jaar te kunnen voeden.

Er zijn in de wereld momenteel meer mensen met overgewicht dan hongerlijders. Voor zover mensen tegenwoordig nog honger lijden, heeft dat meer te maken met problemen van distributie en asociale politiek dan met een tekort aan voedsel in de wereld. De Nederlandse regering is er opgericht de vleesproductie nog meer te vergroten. Door het voedsel op de wereld eerder aan het vee dan aan de mens toe te bedelen draagt ons land daarmee bij aan het vertragen van het hongerprobleem.
Zeker, de wereldbevolking groeit, maar het is niet de taak van Nederland om vooruit te lopen op een vergrote vraag naar een eventueel dierlijke voeding door het landbouwareaal gelijk te houden. Ongeveer tweederde van de (dierlijke) voeding die in ons land wordt geproduceerd wordt geëxporteerd. Deze productie kan best worden verkleind zodat landbouwgrond kan worden ingezet voor de realisatie van de Ecologische HoofdStructuur. Natuurgebieden in Nederland zijn veelal geïsoleerd, waardoor planten en dieren door de klimaatverandering niet kunnen volgen naar een voor hun optimaal gebied. Nu zijn natuurgebieden vaak voedselarme gebieden waardoor de daarin levende dieren zich vaak buiten het gebied moeten begeven om voldoende voedsel te vinden.
Wanneer een deel van de landbouwgronden wordt omgezet naar de verbinden van natuurgebieden kan de Nederlandse natuur worden gerevitaliseerd. Bij de aansluiting van de gebieden kan ook de waterstand in de waterlopen worden verhoogd zodat de natuur wordt vernat. Dit vergroot de biodiversiteit en maakt de gebieden minder toegankelijk. Rust en leefbaarheid voor de diersoorten wordt vergroot en er treden minder verkeersongelukken plaats door migrerende dieren. Tevens wordt ons land er aantrekkelijker door voor recreatie.
Wanneer deze ontwikkeling ook nog eens gepaard zou gaan met een verlaging van de vleesconsumptie dan zou daarmee ook meer voedsel overblijven voor mens en dier in binnen- en buitenland. Vleesproductie kost meer ruimte op aarde dan er beschikbaar is.