28 januari 2008

De ene soort boer jaagt de ander op

Er zijn twee soorten veehouders: de ene, de echte boer houdt van zijn vak en is bereid door te gaan ook als het financieel wat minder gaat. De ander, laten we hem een managerboer noemen, doet het zuiver en alleen voor het geld en probeert dat zo snel binnen te halen door grootschalig te werken. Als het tij tegenzit, dan produceert hij een tijd niet.
Helaas kan de vakboer niet probleemloos onafhankelijk van de managerboer bestaan, want de manager met grootschalige productie legt voor de andere boeren de lat steeds hoger. De kostprijs moet lager om voldoende te verdienen en dat betekent dat iedere boer mee moet gaan in de groeidwang: steeds grotere veestapels en als gevolg steeds minder boeren.
De grootschalige manager is niet bang om te investeren, want hij ziet en pakt zijn kansen op de mondiale markt. Hij moet niet alleen concurreren tegen zijn binnenlandse collega’s, hij moet ook goedkoper produceren dan boeren in landen die soms natuurlijke omstandigheden mee hebben en zo een relatief lage kostprijs kunnen hanteren. Dat kan door goedkope arbeid of lage grondprijzen, zodat er voldoende landbouwgrond is om veevoer te verbouwen of om mest op uit te rijden.
Het gevolg voor Nederland van de groei van beide soorten boeren is overproductie: veel meer dan in ons land wordt geconsumeerd, wordt er geproduceerd onder minimale welzijnsomstandigheden voor het dier.
De partijen in de markt die verandering kunnen afdwingen zijn naast de agrosector zelf: de overheid, de supermarkten en de consument.
Deze drie partijen hebben niet echt belang bij lage prijzen, vooropgesteld dat hogere prijzen ook samengaat met hogere kwaliteit en gezondheid. Maar als goedkope bulkproducten altijd samen in de supermarkt worden aangeboden met de duurdere kwaliteitsproducten zal de laatste altijd een klein segment blijven.
Maar als de overheid er in slaagt om de kracht van de concurrentiepositie van de managerboer te beperken, kan de opwaartse spiraal van kwaliteit, duurzaamheid en kleinschaligheid zijn doorgang vinden.
Hoe de overheid dit tot stand kan brengen is eigenlijk parallel aan hoe een individu een positieve verandering tot stand kan brengen, namelijk door te kiezen voor integriteit. Het helpt om alle negatieve gevolgen van grootschaligheid eerlijk te betrekken in het beleid. Dat beleid heeft een bekende slogan: “de vervuiler betaalt”.
Als de Nederlandse overheid deze ommezwaai niet zelfstandig kan maken, dan kan de EU in Brussel mogelijk een handje helpen. Er is gemakkelijk een meerderheid te vinden binnen de EU die de scheve verdeling in de productie wil helpen rechtzetten in ruil voor een stimulering van de duurzame landbouw.