27 juli 2008

Wij naar de maan of de aarde naar de maan?

In de Volkskrant van 26 juli twee opmerkelijke berichten bij elkaar op de voorpagina. Nederland overweegt om samen met andere Europese landen een ruimtevaartprogramma te starten en de Stille Oceaan bevat zoveel plastic troep dat er drijvende eilanden zijn ontstaan van de grootte van Frankrijk, Spanje en Portugal tezamen. Dit afval bedreigt het leven in en op zee. De herkomst is voor 80% afkomstig van het land en dus niet van zeevarenden. De zichtbaarheid is gering, want het zweeft (ver uit de kust) deels onder het wateroppervlak.
Het opruimen van die troep is complex. Je kunt het proberen te verzamelen en te verbranden of te recyclen. De complexiteit zit ‘m in de samenstelling en het aantal probleemeigenaren. Er zijn miljoenen veroorzakers van het probleem, maar niet neemt de verantwoordelijkheid.
Zou het niet een mooie gedachte zijn als Nederland er samen met de rest van Europa er op zou toeleggen om het geld voor de ruimtereizen te besteden voor het zoeken en vinden van een oplossing van het zwerfvuil in de oceanen? Het gaat niet alleen om de Stille Oceaan. Ook in de andere wereldzeeën en dus ook in de Noordzee is allerlei minuscuul zwerfafval dat nog gevaarlijker is dan de grote bijeengedreven stukken plastic.
Heel de aarde zou dus kunnen profiteren van het ontwikkelen van kennis die niet alleen technisch is maar ook sociaal en politiek. Hoe kunnen we de handen ineen slaan om mondiaal samen te werken in plaats van de aarde te zien als een grote wereldmarkt? Het verschil met een gewone markt is dat de gemeentereiniging na afloop van elke marktdag de rotzooi komt opruimen. Dat zou hiermee ook moeten gebeuren.