18 december 2008

In de komende tien jaar moeten nog 28 ecoducten worden gebouwd

Ecoducten, oversteekplaatsen voor wild, bestaan 20 jaar, in totaal 10. In de komende jaren zijn er nog 28 gepland. De eerste ecoducten in Nederland waren, eind 1988, Terlet en de Woeste Hoeve. In 2018 moeten ze, in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), allemaal af zijn.

Een ecoduct, wildwissel, natuurbrug of wildviaduct is een viaduct waarbij (meestal) de bovenste laag gereserveerd is om dieren een weg te laten oversteken. Boombruggen zijn oversteekplaatsen voor bijvoorbeeld eekhoorns en boommarters. Ze bevinden zich doorgaans tussen bomen, hoog in de lucht. Ecoduikers zijn doorgangen voor kleine zoogdieren en amfibieƫn. Een voorbeeld zijn looprichels onder bruggen voor kleine dieren.
Bij een ecoduct is de maatregel tegelijkertijd een soort natuurgebied boven een snelweg. Ecoducten worden gebouwd als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur.

Daadkracht?

Het is te hopen dat politici de aanleg van de resterende ecoducten niet vertragen als gevolg van de economische crisis.
Ecoducten zijn ook belangrijk bij het behoud van biodiversiteit. Van de website van het VROM: Biodiversiteit is het leven in alle mogelijke soorten en vormen: dieren, planten en micro-organismen. Biodiversiteit staat voor de rijkdom aan leven om ons heen. Vaak praat men over 'groen' en 'natuur' terwijl men biodiversiteit bedoelt. Nederland probeert deze rijkdom zoveel mogelijk te beschermen.
Volgens het VROM “werkt biodiversiteit”. We helpen het VROM hopen. Het gaat slecht in de bouwsector. Via versnelde aanleg van faunapassages kan deze sector worden ondersteund.
Het zou ook mooi zijn als de opgesloten dieren in de Oostvaardersplassen in de Flevopolder via de aanleg van een extra natuurgebied Horsterwold aansluiting zouden krijgen bij hun soortgenoten op de Veluwe.

Dat de slagvaardigheid van de overheid in de aanleg van "landschapselementen als ecoducten" niet gegarandeerd is laat ook Planbureau voor de Leefomgeving weten in een recente publicatie:
Het landschapsbeleid van de overheid blijkt vooralsnog weinig effectief. Op de drie beleidsvelden die in de Nota Ruimte worden onderscheiden, namelijk basiskwaliteit voor het hele Nederlandse landschap, specifiek beleid voor Nationale Landschappen en de ontwikkeling van groene recreatiegebieden rond de grote steden (de rood-groen-balans), blijken de beleidsdoelen met het huidige beleid veelal buiten bereik te blijven.
De problemen bij het halen van doelen laten zien dat het niet lukt om alle positieve maatschappelijke en politieke aandacht voor het landschap om te zetten in een effectieve bescherming en een investeringsprogramma. De positie van het landschapsbeleid is blijkbaar niet erg sterk. Dit heeft diverse oorzaken:
  • het landschapsbeleid heeft een zwakke positie bij een hoge ruimtedruk;
  • de beleidsinstrumenten van landschapsbeleid zijn veel zachter dan die voor verstedelijkings of infrastructuurbeleid
  • het is vaak onduidelijk welke landschapskwaliteiten precies beschermd moeten worden;
  • de handhaving van bestemmingsplannen is vaak gebrekkig;
  • de financiering van landschapsbeheer en aanleg van nieuwe landschapselementen is onvoldoende.
Tot zover het PBL. Het PBL heeft het weliswaar niet over ecoducten, maar ook deze vallen onder "positieve maatschappelijke aandacht voor het landschap".