14 december 2012

Is diervriendelijke veehouderij moreel aanvaardbaar?

De universiteit van Utrecht kondigde mei 2011 een merkwaardige promotie aan. Het thema is door het verzet van de nertsenhouders tegen de afschaffing van hun sector opnieuw actueel. Zij betogen dat afschaffing de overheid veel geld gaat kosten vanwege schadevergoeding voor inkomstenderving; dat afschaffen zinloos is omdat de business wordt overgenomen door het buitenland en dat dan de nertsen minder diervriendelijk worden gehouden.

In haar proefschrift zet Tatjana Visak de implicaties en vooronderstellingen van twee versies van het utilisme op een rij, de morele theorie die traditioneel het meeste heeft bijgedragen aan het herkennen van dierenleed als moreel relevant. Het utilisme wordt over het algemeen als volgt ingevuld. Onnodig leed moet worden voorkomen, maar met het houden en doden van dieren als zodanig is niets mis. Bijvoorbeeld Peter Singer, de wereldberoemde utilist en dierethicus, accepteert een versie van het utilisme die inhoudt dat een dier in principe pijnloos gedood mag worden. Als het gedode dier vervolgens vervangen wordt door een ander dier dat anders niet zou hebben bestaan en dat net zo veel welzijn ervaart als de toekomst van het gedode dier zou hebben bevat, dan tast het doden van het dier de totale hoeveelheid welzijn niet aan. En daar is het de utilist om te doen.
In dezelfde lijn van argumentatie wordt er gezegd, overigens niet alleen door utilisten, dat praktijken als de veehouderij zelfs goed zijn voor de dieren, mits de dieren een goed leven hebben. Anders zouden die dieren namelijk helemaal niet hebben bestaan, en een kort en gelukkig leven is beter voor het dier, zo de argumentatie, dan helemaal niet bestaan. Op deze argumentatie valt veel af te dingen, aldus Visak, óók binnen het utilisme.
Een alternatieve versie van het utilisme accepteert niet dat dieren vervangbaar zijn, en biedt dan ook geen rechtvaardiging voor praktijken als de zogenaamd diervriendelijke veehouderij.

Tot zover de beschrijving van het proefschrift van Visak. Wat worden we van deze tautologieën wijzer?

“Als het gedode dier vervolgens vervangen wordt door een ander dier dat anders niet zou hebben bestaan en dat net zo veel welzijn ervaart als de toekomst van het gedode dier zou hebben bevat, dan tast het doden van het dier de totale hoeveelheid welzijn niet aan”.

en

“Praktijken als de veehouderij zijn goed voor de dieren, mits de dieren een goed leven hebben. Anders zouden die dieren namelijk helemaal niet hebben bestaan, en een kort en gelukkig leven is beter voor het dier, zo de argumentatie, dan helemaal niet bestaan. Op deze argumentatie valt veel af te dingen, aldus Visak, óók binnen het utilisme”.

Met het proefschrift wil Visak blijkbaar aantonen dat ook diervriendelijke vee- of nertsenhouderij niet ethisch valt te verdedigen. Maar is het dan niet veel zinvoller om de vraag te onderzoeken waarom het houden van dieren onethisch is? Dat het houden van dieren inhoudt dat zij in hun grondrechten worden geschonden, namelijk dezelfde grondrechten als bij mensen wanneer zij onschuldig gevangen worden gehouden. Vrijheid is een grondrecht voor mens en een dier.

Zie ook het overzicht van drogredenen voor het houden van nertsen.