20 juni 2024

Dieren verdienen een beter pleidooi

Teleurstellend uitgangspunt Wet dieren

De Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) heeft een boek (rapport) uitgebracht met als titel de Staat van het Dier 2024. In het rapport legt de RDA uit welke principes volgens haar onder dierenrechten zouden kunnen liggen. Het eerste principe is het centrale uitgangspunt van de Wet dieren “intrinsieke waarde” van het dier, waarna de volgende 5 principes zijn gebaseerd op de 5 vrijheden van landbouwdieren die in het verleden geformuleerd zijn door Brambell.
In de versie van de Wet dieren die per 1 juli 2024 is ingegaan zijn de vijf vrijheden herschreven zonder het woord vrijheid. De Wet dieren gaat nu over dierenwelzijn in plaats van dierenrechten en het boek van de RDA is een beetje mosterd na de maaltijd.

Op pagina 154 rapporteert de RDA een pijnlijke conclusie, namelijk dat gehouden dieren tot nu nauwelijks hebben geprofiteerd van het begrip “intrinsieke waarde”.

Dat moge pijnlijk zijn voor het RDA, ik zie in de conclusie meer een kans om vrijheid een centrale rol te geven en dierenrechten eindelijk eens goed te gaan baseren en niet met een slappe uitgangspunt die filosofisch gezien ook nog eens leeg is. Dat dient alleen de agrosector. Wat je je voorstelt bij intrinsieke waarde van dieren is per definitie niet hun intrinsieke waarde. Absurd en onwerkbaar: je overtuigt er niemand (ondernemer) mee om gedrag dat nadelige gevolgen heeft voor dieren te veranderen.
Dierenrechten zouden dezelfde basis moeten hebben als mensenrechten: vrijheid en gelijkheid. Elk mens heeft (onder vergelijkbare omstandigheden) in gelijke mate recht op vrijheid. Dat zou met elk dier en elke diersoort ook zo kunnen gelden. Het geeft bovendien een veel gemakkelijker kader om beleid mee in te richten.
Dierenrechten die evenwaardig zijn aan mensenrechten kunnen niet anders leiden dan tot het ontmoedigen van het eten van vlees (te beginnen met vlees uit de bio-industrie) en tot het inrichten van de samenleving op een wijze die ook voor dieren een natuurlijke habitat oplevert.
Het betekent ook dat we de basis voor menselijke moraal kunnen doortrekken naar een moraal voor het omgaan met dieren: "wat gij niet wilt dat u geschiedt doe dat ook een ander niet". Zie ook "Dieren horen in onze morele cirkel".

Emancipatie van het dier vraagt ook bijpassende argumentatie. Zou er ooit een persoon gestopt zijn met het mishandelen van dieren omdat iemand zei dat mishandelen niet mag omdat dieren een intrinsieke waarde hebben? Zal het in de toekomst wel indruk maken op mensen die vinden dat zij boven dieren staan?

Voor wie zich wil verdiepen in de redenen waarom intrinsieke waarde een onbruikbaar uitgangspunt is, leze dit artikel.
Er is nog een argument dat veel te weinig wordt gebruikt om dierenleed te verminderen: de Nederlandse veehouderij draagt na aftrek van de schade niet bij aan de economie. Het is de belastingbetaler die opdraait voor de schade.
Voor wie wil weten waarom we de intensieve veehouderij wel (ook economisch) kunnen missen, leze dit artikel.

Grondrechten zorgen voor bescherming tegen discriminatie, onderdrukking en misbruik, en garanderen basisvrijheden en bescherming voor alle levende wezens. Ze zijn gebaseerd op het principe van inherente waardigheid en gelijkheid. Dus in plaats van "intrinsieke waarde" gelden evenwaardigheid en waardigheid (respect).

Voor degenen die snel willen lezen wat er in het rapport van de RDA staat.
Op pagina 154 is deze tekst te lezen:
“Het evaluatierapport van de Wet dieren maakt ook duidelijk dat de intrinsieke waarde van dieren tot nu toe in de praktijk maar een beperkte rol gespeeld heeft in (belangen)afwegingen rondom dierenaangelegenheden, terwijl die intrinsieke waarde juist het centrale uitgangspunt van de Wet dieren is. ‘Doordat deze grondslag onvoldoende handvatten voor de praktijk biedt, is de waarde hiervan voor het beschermingsniveau van dieren in de praktijk onvoldoende,’ zo concludeerden de onderzoekers. Gehouden dieren hebben dus tot op heden minder geprofiteerd van de erkenning van hun intrinsieke waarde dan op de grond van de letter van de wet verwacht mocht worden. Dat is een pijnlijke constatering”.