Mens en dier zijn (intrinsiek) evenwaardig in hun recht op vrijheid

Alle levende wezens zijn verschillend maar evenwaardig in het recht op vrijheid op een natuurlijk leven.
Een dier is (net als een mens) geen ding of een object.
Mensen moeten kunnen ingrijpen wanneer mensen dieren misbruiken of onrecht aandoen.
Posts tonen met het label biodiversiteit. Alle posts tonen
Posts tonen met het label biodiversiteit. Alle posts tonen

08 februari 2017

Plan B uitgewerkt voor gezonde veehouderij

Marianne Thieme wordt in het kader van de verkiezingen in de Volkskrant geïnterviewd over Plan B.

'We willen mensen overtuigen van de noodzaak van een plan B, omdat er geen planeet B is. Dat is allereerst een ander economisch systeem. Nu moeten mensen alleen maar harder werken, langer doorwerken en moet er meer geproduceerd en geconsumeerd worden om iedereen welvaart te verschaffen. Dat kan niet op een planeet die niet meegroeit en een beperkte hoeveelheid grondstoffen heeft.
'Daarom willen wij de belasting op arbeid - iets dat we wél in overvloed hebben - afschaffen of sterk verminderen. Tegelijkertijd gaan we dat wat schaars is - met name grondstoffen - juist belasten. Dan krijg je een economie die veel meer draait op mensen, op duurzame grondstoffen, waardoor we ook een volhoudbare economie gaan krijgen.
Tot zover Thieme.

In het interview wordt het niet met name genoemd, maar bij de grondstoffen kun je denken aan het zwaarder belasten van veevoer dat uit het buitenland (regenwoud) wordt gehaald, aan het schoonmaken van grondwater en oppervlaktewater, aan het vruchtbaar houden van landbouwgrond, aan het in stand houden van biodiversiteit. De lijst zou zo lang moeten zijn dat de Nederlandse agrosector eieren voor zijn geld kiest en weer duurzaam gaat produceren, gericht op de lokale markt met oog voor dierenwelzijn en natuur.

15 juni 2016

Melkveehouderij moet snel worden verbouwd

Een groot deel van deze tekst is gepubliceerd op 15-06-16 in de Leeuwarder Courant.

In de reportage Melk, Kaas en Landschapspijn (LC 11 juni) beschrijft Jantien de Boer trefzeker de teloorgang van het Friese platteland. De oorzaak is te vinden bij de industriële manier waarop de melk wordt geproduceerd. Dat moest zo, is ons bijgebracht, want de wereldbevolking schreeuwt om onze melk. En dan mag er natuurlijk veel.
Tot vorig jaar waren de boeren door de productiebeperking gedwongen om met de hand op de rem te melken, maar nu mogen ze produceren wat ze willen. Die vrije melkproductie dreigt op een ramp uit te lopen voor de koeien, de natuur, het milieu en ook voor de boer.
Uit een onderzoek in opdracht van de Dutch Dairymen Board blijkt dat alle melk die sinds 1 april 2015 in Europa extra wordt gemolken niet kan worden verkocht en nu als melkpoeder, boter en kaas ligt opgeslagen in pakhuizen. Het gaat om een hoeveelheid die overeenkomt met 3 miljard kilo melk, oftewel een kwart van de totale Nederlandse productie. In afwachting van betere prijzen, maar die zullen zeker niet komen zolang de boeren hun productie blijven opvoeren. En dus gaan de pakhuizen nog verder open.
Produceren voor het pakhuis terwijl tegelijkertijd het laatste restje biodiversiteit uit deze provincie wordt geperst is natuurlijk schokkend. Maar de economische werkelijkheid van de Nederlandse melkveehouderij ziet er nog grimmiger uit. Het overgrote deel van de Nederlandse gangbare melk wordt verwerkt tot bulk: kaas, boter, melkpoeder. Met deze bulkproducten is geen droge boterham te verdienen. Uit de financiële jaarverslagen van Friesland Campina, waar zo ongeveer 90% van de Nederlandse melk wordt verwerkt, blijkt dat de divisie boter, kaas en melkpoeder sinds de vorming van deze coöperatieve multinational in 2007 alleen maar verlies heeft geleden. Jaarlijks gemiddeld ongeveer € 70 miljoen. Vorig jaar, na het loslaten van het melkquotum groeide het verlies van deze divisie, die rond de 70% van de melk verwerkt, tot € 101 miljoen.
De topman van Friesland Campina Roelof Joosten zei eerder dit jaar tegen het Financieel Dagblad: ‚de eerste vijf miljard liter melk zijn zeer winstgevend, aan de volgende twee miljard verdien je niets en op de laatste drie miljard verliezen we geld’.
Dat is een nogal merkwaardig verdienmodel. Bij een normale onderneming was de knoop allang doorgehakt: we stoppen met de bulk. Die beslissing is uit de weg gegaan, en het verliesgevende deel van de melk is alleen maar toegenomen. De perspectieven zijn somber. Topman Joosten over de extra melk die Nederland produceert: ‚Die wordt verwerkt tot de laagst renderende producten zoals spotmelk of foliekaas. Dat kan iedereen maken’.
Friesland Campina moet wel op de ingeslagen weg doormodderen, want het is een coöperatie waar de toeleveranciers, de melkveehouders, tegelijk ook de eigenaar zijn. Die kijken of Friesland Campina een over het geheel genomen acceptabele melkprijs uitbetaalt. Verder krijgt een gemiddelde melkveehouderij jaarlijks 25.000 euro subsidie, en dat helpt ook al niet om een andere weg in te slaan.
Op zich staat het een onderneming natuurlijk vrij om verliezen van de ene divisie goed te maken met de winsten van een andere divisie. Maar het wordt een ander verhaal wanneer door deze strategie de biodiversiteit om zeep wordt geholpen en aan de natuur grote schade wordt toegebracht. Die is namelijk niet van de melkveehouders, maar van ons allemaal. En het wordt natuurlijk helemaal te dol wanneer we een sector die zo huis houdt in de natuur, jaarlijks ook nog eens ongeveer € 350 miljoen aan subsidies toestoppen. En als het tegenzit mag de belastingbetaler ook nog opdraaien voor steunprogramma’s aan de melkveehouderij die zichzelf in de problemen heeft geholpen.
Overheden - zowel lokaal, provinciaal als landelijk - hebben kennelijk geen idee wat er echt aan de hand is en geven de ene na de andere vergunning af voor nog meer uitbreidingen. En als er al beperkingen vanuit een oogpunt van milieu of dierenwelzijn opdoemen, worden die met soepele regelgevingen, vakkundig uit de weg geruimd. Immers, de wereldbevolking moet worden gevoed.
Een merkwaardig argument. Uit cijfers van Wereldvoedselorganisatie (FAO) blijkt dat de Nederlandse bijdrage aan de totale zuivelproductie in de wereld 1,6%, is. Verder is ruim 70% van de wereldbevolking lacto-intolerant. Dat wil zeggen ze worden ziek van melk die niet is bewerkt. En intussen melken de boeren voor het pakhuis. Hoezo de wereldbevolking voeden?
Wie de feiten op een rijtje zet komt maar tot één conclusie: er is een grondige verbouwing van de gangbare melkveehouderij nodig. Om te beginnen moet de productie met meer dan de helft omlaag. Dat zorgt er voor dat de prijs voor de boeren fors zal stijgen omdat de verliezen verdwijnen. De rest van de melk zou het liefst biologisch moeten worden geproduceerd, maar in ieder geval via bloem- en kruidenrijke weilanden. Het gevolg: betere kwaliteit melk, de weidevogels kunnen terugkeren en de ganzen die voor steeds meer schade zorgen, blijven vrijwel zeker weg.
De ligboxstal is een ramp voor de koe en het milieu. Ze zouden moeten worden omgebouwd tot stallen waar koeien als het slecht weer is vrij kunnen lopen en liggen. Voor de rest horen koeien zoveel mogelijk buiten, en dat is met kleinere kuddes geen enkel probleem. De stallen moeten ook zo worden verbouwd dat de urine en vaste uitwerpselen aan de bron worden gescheiden. Dat scheelt enorm in de CO2 uitstoot waar het klimaat aan kapot gaat.
Zo’n verbouwing hoeft allerminst het einde van de melkveehouderij te betekenen. De schaalvergroting van de afgelopen jaren zorgde er voor dat nu 70% van de melk wordt geproduceerd door minder dan 30% van de melkveehouders. Die schaalvergroting blijkt een vergissing en moet worden teruggedraaid. In combinatie met een andere manier van produceren, komen we al een heel eind op weg naar een duurzame, natuur- en diervriendelijke melkveehouderij waar door een behoorlijke groep ondernemers ook nog een goede boterham kan worden verdiend.
Die verbouwing is niet gratis en er zullen boeren moeten stoppen. Dat moet natuurlijk op een nette manier worden geregeld, en gefinancierd. De sector, de overheid en de banken zouden elk een derde van de kosten voor hun rekening kunnen nemen. Op die manier neemt elke speler in het proces dat volledig uit de hand is gelopen, haar verantwoordelijkheid.
Het zou voor een nieuw kabinet een noodzakelijk klus in een regeerakkoord moeten zijn. Want als er niets gebeurt, dreigt de gangbare melkveehouderij weg te zakken in haar eigen onverkoopbare bulkproducten.

Auteur .
oud-redacteur
Het Financieele Dagblad.


Klik hier om meer te lezen over het (afschaffen van het) melkquotum.

01 april 2016

Overheid negeert signalen dat natuur wordt bedreigd

Frank Berendse, scheidend hoogleraar natuurbeheer en plantenecologie wordt in de Volkskrant geïnterviewd door Caspar Janssen.

Hij nam afscheid met een lezing waarin hij nog eens stevig uithaalde naar beleid ten aanzien van ammoniak en bestrijdingsmiddelen.

Een citaat.
Berendse: 'en dan is er nog de uitstraling van het agrarische gebied op de aangrenzende natuurgebieden. Wil je bijzondere blauwgraslandvegetaties, en trilveen, en heidevelden behouden, dan moet de stikstofdepositie omlaag'. Daarover is iedereen het schijnbaar eens, sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw, maar vervolgens begint bij Berendse het onbegrip. 'De door het RIVM gemeten ammoniakconcentraties in de atmosfeer zijn in 1998 even gedaald, sindsdien heeft geen enkele daling meer plaatsgevonden. En nu hebben we dan het PAS, het Programma Aanpak Stikstof. De afspraak is dat agrarische bedrijven door technische maatregelen de uitstoot omlaag brengen. Een deel van de daling in stikstofdepositie die zo zal ontstaan, mag vervolgens gebruikt worden door de intensieve veehouderij om verder uit te breiden. Dat is gelet op het feit dat er helemaal geen sprake is van een daling buitengewoon zorgwekkend. Het is ook een typisch Haags bedenksel, een zogenaamde win-winsituatie. Maar niet heus. Dit leidt tot ernstige vertraging van het natuurherstel. Ik vind dat onbestaanbaar'.

Nog bozer maakt Berendse zich over de laksheid bij het aanpakken van het gebruik van bestrijdingsmiddelen. Berendse was eerder betrokken bij een grootschalig Europees onderzoek naar de effecten van landbouwintensivering op de biodiversiteit. 'We hebben op 1.500 bedrijven gekeken naar 23 componenten van die intensivering, variërend van bedrijfsgrootte en kunstmestgebruik tot ploegfrequentie. Tot mijn verbazing kwamen insecticiden en fungiciden eruit als doorslaggevende factoren.

'Vervolgens kwam ik in een commissie terecht van de Europese Academies van Wetenschappen die zich boog over het gebruik van neonicotinoïden, waarmee zaden worden behandeld. De conclusie was evident: zelfs gebruik in lage hoeveelheden heeft dramatische negatieve effecten, zowel op insecten als op vogels. Vervolgens zijn nog twaalf artikelen verschenen in Nature die onze conclusies alleen maar bevestigden. En dan schrijft het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen in een brief aan de staatssecretaris dat er geen reden is om die middelen te verbieden. Ja, dan knapt er iets in mij'.

11 januari 2016

Wanbeleid en overschrijding fosfaatplafond

Overheid moet nu ingrijpen.

Persbericht Milieudefensie. Amsterdam, 11 januari 2016. Milieudefensie is niet verbaasd over de cijfers van CBS die aangeven dat Nederland in 2015 het fosfaatplafond heeft overschreden door toename van de mestproductie. Deze toename komt vooral voor rekening van de melkveehouderij, die ongebreideld heeft kunnen groeien. Milieudefensie vindt dat staatssecretaris van Economische Zaken Martijn van Dam snel moet ingrijpen en moet kiezen voor een grondgebonden veehouderij.
Nederland heeft in 2015 het fosfaatplafond van 172,9 miljoen kilo ruimschoots overschreden. De productie groeide met 4,6 miljoen kg tot 176,3 miljoen kg fosfaat, meldt het CBS. Door het einde van de melkquotering op 1 april 2015 is de melkveestapel gegroeid. Jacomijn Pluimers campagneleider Milieudefensie: “Die groei is eerder begonnen en iedereen heeft aan zien komen dat we het fosfaatplafond zouden gaan overschrijden. De overheid heeft niet op tijd en niet met juiste beleid ingegrepen. We hebben te maken met wanbeleid”.

Volgens Milieudefensie is dit het moment om de groei van de veestapel verplicht te koppelen aan de oppervlakte grond waarop mest wordt uitgereden. Grondgebondenheid moet uitgangspunt worden van het beleid, zodat voer en mest in een lokaal gesloten kringloop van maximaal 20 kilometer wordt geproduceerd en afgezet. Bedrijven die verder uit willen breiden kunnen dat alleen als er voldoende grond beschikbaar is voor de mest.

Groei van de melkveestapel leidt tot veel meer problemen dan overschrijding van fosfaatplafond. De groei gaat gepaard met verdergaande schaalvergroting. Het aantal megastallen neemt toe, volgens het CBS zijn dat er nu 355, en er staan steeds minder koeien in de wei. Het ammoniakplafond komt in gevaar en met de verdergaande intensivering zal de biodiversiteit verder afnemen. De grutto, bij uitstek een Hollandse weidevogel, wordt ernstig bedreigd.

Klik hier om meer te lezen over fosfaat.

04 juni 2014

Strijd om de weide

Doordat een aantal grootschalige melkveehouders de laatste jaren niet zoveel rekening hielden met de leefomgeving van weidevogels en insecten, verliest het Nederlandse landschap een aantal iconische fauna. De grutto is daar een van. Hoe kunnen melkdrinkers en melkboeren bijdragen aan een gezonde natuur? In Strijd om de Weide zocht Andrea van Pol op het Food Film Festival afgelopen mei naar een antwoord.

In de registratie van de discussie tussen de diverse belangengroepen wordt helder gemaakt hoe het komt dat de oorspronkelijke biodiversiteit tegenwoordig teruggedrongen is tot 40.000 van de 1 miljoen hectare landbouwgrond.

06 mei 2013

Tros Radar over bijensterfte


Al jaren sterven er meer bijen dan gebruikelijk in de winter. Normaal gesproken overleeft zo’n tien procent van de bijen het niet, de laatste jaren gaat twintig tot zelfs dertig procent van de bijen dood in de winter. Deze sterfte vindt niet alleen plaats in Nederland.
Ook in de rest van de wereld is de sterfte veel hoger dan gebruikelijk. Dat heeft vergaande consequenties. Voor tachtig procent van onze gewassen zijn we afhankelijk van bestuivende insecten zoals honingbijen. Worden deze gewassen niet meer door bijen bestoven, zal ons voedsel veel duurder worden. Markus Imhoof maakte een indrukwekkende film (More than honey) over de mysterieuze wereldwijde bijensterfte.

Alleen in Nederland zijn er al zo’n 350 bijensoorten, waarvan meer dan de helft met uitsterven wordt bedreigd. Er wordt inmiddels wereldwijd veel onderzoek gedaan naar de oorzaken van de sterfte en daar komen drie zaken uit naar voren.

Biodiversiteit
Er is te weinig biodiversiteit. Het landschap wordt steeds eentoniger en er zijn weinig verschillende soorten bloemen en planten. Bijen hebben in de late zomer behoefte aan verschillende soorten stuifmeel. Hierin zit namelijk gevarieerde voeding voor de bijen. Dit hebben ze nodig om de lange winter door te kunnen.

Normaal leven bijen zo’n 6 weken, het broed dat in augustus wordt grootgebracht moet echter veel langer leven. Wanneer er alleen maar maïs of zonnebloemen zijn, krijgen bijen te weinig verschillende soorten stuifmeel binnen en zo te weinig gevarieerd voedsel.

Wat kun je zelf hier aan doen? Zorgen voor laatbloeiers in je tuin. Zodat bijen ook laat in het seizoen nog voldoende stuifmeel kunnen vinden.

Varroamijt
Deze mijt is een parasiet die zich voortplant in de kasten van bijen. Vooral de Europese honingbij is slecht bestand tegen deze parasiet die allerlei ziektes en bacteriën overbrengt. Een bijenvolk kan flink verzwakken wanneer ze last hebben van de varroamijt.

Neonicotinoïden
Neonicotinoïden worden over het algemeen op twee manieren gebruikt. In de landbouw wordt het uitgespoten, waardoor een dun laagje op de gewassen ontstaat, ook wel coating. Daarnaast vinden we neonicotinoïden terug in middelen die mieren en luizen tegen gaan.

Deze neonicotionoiden worden dus niet alleen in de landbouw gebruikt, maar zitten ook in allerlei middelen die gewoon bij het tuincentrum of de bouwmarkt te koop zijn. Middelen waar stoffen als imidacloprid of thiacloprid zitten, zijn niet alleen zeer giftig voor mieren en luizen, maar ook voor bijen, hommels en vlinder. Het is beter om milieuvriendelijkere alternatieven te kopen. 

Correctie op de uitzending van 22 april 2013: geen thiacloprid in consumenten-tuinaarde
In onze uitzending zegt dr Jeroen van der Sluijs het volgende: 'Dan hebben we hier tuinaarde. Dan denk je: wat heeft tuinaarde nou met insecticide te maken? Maar het is dus gewoon toegelaten dat je hier een ander middel thiacloprid gebruikt om die tuinaarde helemaal dood te maken, terwijl het mooie van gezonde aarde juist is dat het krioelt en wemelt van het leven. En dat is ook nodig om alle voedingsstoffen uit die aarde vrij te maken.'

Dit is een vergissing. Er zit in tuinaarde voor consumenten geen thiacloprid. Dit middel is in Nederland niet toestaan als potgrondbehandelingsmiddel voor de particuliere markt. Het middel is wel toegestaan als als potgrondbehandelingsmiddel voor de professionele sierteelt.

Slachting onder waterinsecten Imidacloprid, een middel uit de neonicotinoidengroep, wordt door wetenschappers van de Universiteit Utrecht in verband gebracht met de afname van de insectenrijkdom in het oppervlaktewater. ‘Dit insecticide is zo schadelijk en blijft zo lang in het milieu dat een internationaal verbod zeker op zijn plaats is.’
Het gebruik van imidacloprid heeft volgens onderzoek van het Copernicus Institute of Sustainable Development van de Universiteit Utrecht een zeer negatieve impact op de insectenrijkdom en andere ongewervelde diertjes in en om het oppervlaktewater. ‘Op bijna de helft van het aantal plekken waar de afgelopen acht jaar in Nederland is gemeten, zit er te veel imidacloprid in het water. Op die plekken vonden we gemiddeld drie keer minder ongewervelde diertjes dan in water dat wel aan de norm voldoet’, aldus Jeroen van der Sluijs, docent Nieuwe Risico's aan de Universiteit Utrecht.
Hij en zijn team zien een sterk verband tussen de normoverschrijding van imidacloprid in het oppervlaktewater en de verminderde aanwezigheid van aquatische insecten zoals libellen, waterjuffers, eendagsvliegen, vedermugjes, tweevleugelige insecten en van slakjes en schaaldiertjes. De onderzoekers beweren dat de normen voor stoffen in oppervlaktewater al jarenlang fors worden overschreden. ‘Sommige metingen gaven aan dat de concentratie imidacloprid in het oppervlaktewater 25.000 keer boven de norm was. De normoverschrijdingen zijn in grote delen van Nederland waargenomen, uitgaande van de MTR-norm (maximaal toelaatbaar risiconiveau). Maar ook de MTR-norm voor imidacloprid, 13 nanogram per liter, biedt onvoldoende bescherming voor insecten waarvan de larven lang in het water leven, zoals eendagsvliegen.’
Van der Sluijs hoopt dat het onderzoek duidelijk maakt dat ‘dit veel te breed werkende gif ernstige gevolgen heeft voor de insectenrijkdom van onze planeet. We zetten daarmee nogal wat op het spel voor dat handjevol plaaginsecten waar de landbouw mee worstelt.’ Het middel moet volgens hem dan ook op internationaal niveau zo snel mogelijk moeten worden uitgebannen.

In Trouw van 3 mei wordt PR medewerker Ronald Giezenaar van Bayer aangehaald die stelt dat de voedselproductie niet zonder chemische middelen zou kunnen en dat er in ons land niet genoeg ruimte zou zijn voor volledige omschakeling naar biologische teelt. Dat is maar betrekkelijk. In ons land wordt vooral overgeproduceerd. Wanneer we minder grond zouden benutten voor landbouw, maar wel voor biologische teelt en meer van de grond voor natuur dan wordt er nog steeds genoeg geproduceerd voor de export.

06 maart 2013

Agrarisch natuurbeheer alleen bij grotere aanpak effectief

In Trouw op 6 maart:
Onderzoeker David Kleijn van Alterra vergeleek voor de commissie-Van Ardenne, die binnenkort komt met een 'herijking van het natuurbeleid', de effectiviteit van natuurbeheer in agrarisch gebied met dat in natuurreservaten. Agrarisch natuurbeheer is allereerst 25 procent duurder dan het beheer in natuurreservaten. Voor een deel lijken die hoge kosten veroorzaakt te worden door het feit dat maar liefst 42 procent van de subsidie opgaat aan administratie. De dure vorm van beheer blijkt bovendien verre van effectief. Van de negentien studies die de afgelopen jaren naar de doelmatigheid zijn verricht, wijzen er twaalf uit dat het agrarisch natuurbeheer geen enkel effect heeft gehad. Twee studies spreken zelfs van een negatief effect, twee zien positieve resultaten maar kunnen die niet koppelen aan de beheersmaatregelen. De andere geven geen finaal oordeel.
Vooral het inzaaien van bloemen en kruiden (de zogenoemde botanische pakketten) en het herstel van houtwallen en singels (de zogenoemde landschapspakketten) hebben geen enkel effect op de soortenrijkdom. De oorzaak van de mislukking is volgens Kleijn de kleinschaligheid van de ingrepen binnen het bijna industriële landbouwareaal. Agrarisch natuurbeheer kan alleen effectief worden gemaakt als het gebied grootschalig is, als het gebied als een buffer tegen een natuurreservaat aanligt en als de maatregelen robuust zijn. Kleijn noemt bijvoorbeeld de verhoging van het waterpeil, een maatregel waarvoor op dit moment juist geen subsidie is te krijgen. Kleijns conclusies worden al jaren gedeeld door diverse hoogleraren van verschillende universiteiten, onder wie de Leidse hoogleraar Geert de Snoo, die internationaal bekend is vanwege zijn kennis van natuur op het platteland.

19 september 2012

Is genetisch gemanipuleerd voedsel een zegen of niet?

Hebben we genetisch gemanipuleerd voedsel nodig om de groeiende wereldbevolking te voeden of gooien we onze eigen glazen in door het verlies van biodiversiteit?
Seeds of freedom gaat over genetisch gemanipuleerd voedsel en de fabrieksmatige aanpak in de voedselproductie. Is dit een zegen of een bedreiging?

Wordt het niet te gemakkelijk gemaakt om bestrijdingsmiddelen in te zetten?
Wordt onze gezondheid daardoor bedreigd?
Kunnen we wel opmerken wat de gevolgen zijn?
Zaden bevatten leven, maar kunnen ze ook de dood betekenen?

24 juni 2012

Biodiversiteit groter in de stad dan op het platteland

In Trouw van 17 juni een inventarisatie van het aantal soorten dieren en planten vergeleken in de stad en het platteland:

Trouw:
Amsterdam herbergt bijna 140 soorten planten en dieren die in meer of mindere mate bedreigd zijn. Zij staan op de zogenoemde landelijke Rode Lijst, een verzameling soorten waar het niet goed mee gaat.
De hoofdstad telt er fors meer dan de gemiddelde gemeente met 70 verschillende soorten. In Bergen, aan de kust in Noord-Holland, zijn de meeste 'rodelijst-soorten' geteld, ongeveer 325. Daarna komen Ede (260) en Bronckhorst (230). In delen van Groningen, Friesland en de Randstad zorgt de moderne landbouw ervoor dat er weinig soorten voorkomen.
Tot zover Trouw.

Deze cijfers laten zien dat het steeds minder aantrekkelijk wordt om naar het platteland te gaan. Voor de natuurliefhebber is meer te zien in groene, ecologische gebieden in de stad.

21 juni 2012

De landbouw reduceert biodiversiteit tot één soort

Bestaat wildernis nog in Nederland en waar kun je die dan vinden? Bram van de Klundert ging op zoek en verbleef in de twaalf 'wildste' Nederlandse natuurgebieden, o.a. Tiengemeten, Oostvaardersplassen en Rottumerplaat. Steeds een week overnachten in een hut of een tent zonder telefoon, radio of boeken. Vier dagen alleen zijn en ervaren wat die wildernis met je doet. Expeditie wildernis is daarmee een complete zoektocht geworden naar de betekenis van wildernis in Nederland en voor de Nederlandse samenleving. Uiteindelijk komt hij op het persoonlijke niveau uit: de combinatie van 'alleen zijn' en stilte heeft hem sterker gemaakt.
Dat hij zich tegelijkertijd druk maakt om de achteruitgang van de natuur, is geen verzet tegen verandering. “Maar omdat ik het mensen gun om de sublieme ervaring van de schoonheid van de vitaliteit van het leven mee te maken. Als ik opkom voor weidevogels of kanoeten is dat vanuit een gevoel van mededogen en respect voor al dat unieke leven”.

Ervaringen met het sublieme in de Nederlandse natuur. (bol.com).

Van de Klundert werd geïnterviewd voor het magazine Down to Earth van Milieudefensie.
Een paar citaten.
De teloorgang van de verwondering is misschien wel een van de meest fundamentele bedreigingen voor de natuur. In Van de Klunderts tweede boek Perspectieven voor Wildernis, gaat hij in op de ‘biologisering van ons mens- en wereldbeeld’. Op allerlei vlakken worden mens en wereld tegenwoordig herleid tot hun chemisch-biologische processen: ons eten wordt gezien als verzameling nutriënten, sommige goed (omega-3), sommige fout (verzadigde vetten). Een vogel zingt mooi omdat dat de voortplanting dient. Pubers gedragen zich onverantwoordelijk omdat hun hersenen nog niet zijn uitontwikkeld (We zijn ons brein, van Dick Swaab). Van de Klundert zet daar zijn naturalistische kijk tegenover. “Vanuit de rijkdom van het bestaan. Voeding is veel meer dan alleen nutriënten. De schoonheid van de natuur is niet terug te brengen tot een chemische reactie in je hoofd”. Doe je dat wel, dan wordt het leven verarmd en plat gemaakt. “Liefde en geluk zijn strikt biologisch niet aan te tonen. Maar dat wil niet zeggen dat ze er niet toe doen. Zo geldt dat ook voor schoonheid en verwondering. Ik ben op zoek naar de dingen die belangrijk zijn in het leven”. Die dingen zijn aan de zachte kant. “Ik kan niet aantonen dat natuur belangrijk is, maar ik kan het wel ervaren”.
En.
Het agrarische cultuurlandschap is ook mooi. “Maar dat gaat nog steeds vreselijk achteruit”. Jarenlang heeft hij zich ingezet voor een natuurvriendelijke landbouw, maar nu heeft Van de Klundert het opgegeven: er is volgens hem geen redden meer aan. Hij noemt als voorbeeld de weidevogels. “Eerst probeerden we de met veel geld en moeite de kemphaan te redden, toen dat niet lukte de watersnip, toen dat niet lukte de grutto en nu moeten de boeren al geld hebben voor een koe in de wei”.
Van de Klundert is tot de conclusie gekomen dat landbouw en biodiversiteit inherent strijdig met elkaar zijn: “De landbouw reduceert de biodiversiteit tot één: dat is ook de bedoeling. Een boer wil één soort gewas op zijn akker, verder niks. Als er dan Engels raaigras met een koe op staat, is de biodiversiteit nog twee”. Het hoogst haalbare. Subsidies voor agrarisch natuurbeheer zijn dan ook weggegooid geld, volgens Van der Klundert.
“De landbouw is de enige bedrijfstak die nog fors vervuilt”. Die moet minder bestrijdingsmiddelen gebruiken, minder mest uitstoten. Maar dan nog. “Ook de bijdrage van biologische boeren aan de biodiversiteit stelt weinig voor”. De bemesting van weilanden moet tachtig tot negentig procent terug, willen we voor flora en fauna weer interessante akkers en grasland krijgen. Dat kan ook de biologische landbouw niet brengen.
Ja, hij weet ook wel dat het produceren voor de wereldmarkt een politieke keuze is. En dat dat een belangrijke drijvende kracht is achter de steeds natuurvijandigere landbouw. “Maar als je daar van af wilt, moet je allerlei handelsverdragen opzeggen en uit de Wereldhandelsorganisatie stappen. Dat gaat niet gebeuren”. Daarom is zijn conclusie: “Ik zeg het met spijt in mijn hart: landbouw en natuur moeten zoveel mogelijk worden gescheiden, anders houden we niets over”.
En.
De Nederlandse natuur moet beheerd worden door organisaties die op grotere afstand van de overheid komen. “Zodat we niet meer zoiets meemaken als deze kabinetsperiode, dat één dwaas het hele natuurbeleid kan slopen”.

23 april 2012

Eetrevolutie voor ecologisch en ethisch voedsel

Van de site van discussie- en evenementencentrum de Rode Hoed:
Terwijl de politiek druk discussieert over toekomstscenario’s voltrekken zich in de praktijk al interessante veranderingen.
In supermarkten zien we steeds meer biologische producten, varkensvlees met een ster van de dierenbescherming en Utz Certified koffie. Ook streekproducten veroveren een plekje. Zijn dat randverschijnselen of gaan de grote voedselketens ingrijpend veranderen?
We onderzoeken dit met vernieuwers in bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. En we bevragen politici. Kan de politiek nog leiderschap tonen of loopt ze achter de markt aan? We laten meerdere spelers aan het woord die hier al volop mee bezig zijn en succes hebben geboekt: spelers uit de voedselindustrie, de supermarkten en de Youth Food Movement. Gaan jonge NGO’s zoals Foodwatch en Wakker Dier ons voedingspatroon veranderen? Wat kan de supermarkt met streekvoedsel en slow food? Hoe kunnen consument en boer meer met elkaar communiceren? Wat wordt de rol van sociale media?
Tot zover de site.

Onze voedselvoorziening is niet toekomstbestendig. Om daar wat aan te doen is een vlinderrevolutie nodig.

Doe het samen:
Als consumenten, producenten en winkeliers samen bepalen wat er op ons bord komt, ontstaan nieuwe markten waar iedereen zich verantwoordelijk voor voelt. Slimme, toekomstgerichte bedrijven zullen er evenveel plezier van hebben als consumenten.

Sluit kringlopen regionaal (binnen enkele tientallen tot honderden kilometers):
Houd water en voedingsstoffen in een voor ons beschikbare vorm in omloop; alleen regionaal lukt dat optimaal.

Houd ook de geldstromen regionaal:
Dat zorgt voor voedselzekerheid en werk, zowel in Nederland als in andere landen.

Wees biodivers wijs:
In de natuur hangt alles met alles samen; respecteer je dat niet, dan loop je risico.

Sjouw niet met halffabricaten of levende dieren:
Dat verspilt energie, koopkracht en kostbare nutriënten en zorgt voor onnodig leed.

Produceer regionaal en drijf inter-regionaal handel:
Dat belast de natuur het minst; we kunnen nu eenmaal lang niet al ons voedsel lokaal kopen.

Denk EEEE:
Niet alleen Economisch (financiering), Ecologisch (natuur) maar ook Ethisch (mensen, dieren) en Esthetisch (schoonheid) moeten onze landbouw, voedselproductie en –consumptie met elkaar in evenwicht zijn.

Zorg voor een gezond eetpatroon:
Reclame en verkooptactieken voeden ons op tot te veel en verkeerd eten; gebruik ze om mensen goed en eerlijk te laten eten.

Verzamel revolutionair durfkapitaal in een beleggingsfonds:
Banken zien te weinig in echt innoverende projecten die op deze principes gebaseerd zijn; als investeerders tevens consumenten zijn ontstaat veel sneller rendabele vernieuwing.

Tot zover Nieuwvers.

De oproep om geen dieronvriendelijk voedsel te halen, heeft natuurlijk als keerzijde dat we ook moeten stoppen met het brengen van dieronvriendelijk voedsel naar anderen.

28 februari 2012

Is een megastal o.k.?

Een boer die het geld heeft om een mega- of gigastal te bouwen heeft ook geld genoeg om diervriendelijke investeringen te doen, zou je zeggen of zit dat anders?
Als je duizend koeien jaarrond 365*24*7 uur per jaar op stal zet, dan kun je veel welzijnsproblemen voorkomen door de koeien te laten rusten op een rubbervloer of latex matras in plaats van op een betonnen vloer. Er zijn zelfs stallen waarin koeien op een soort waterbed rusten. De topproductie van een melkkoe van tegenwoordig vraagt naast uitgekiend voer, flexibele melktijden om voldoende rust. Een boer die een megastal overweegt zal zeker in de publiciteit aanvoeren dat hij een stal diervriendelijker kan inrichten dan een gangbare stal. Let op: hij zegt “kan” en niet “zal” want diervriendelijker is duurder. En laten we wel wezen: het gaat om het geld. En dat kun je verdienen door grootschaligheid en door verlaging van de kostprijs.
Dat bij de inrichting van een megastal er minder antibiotica gebruikt zou kunnen worden of er minder poot- en uierproblemen zouden kunnen optreden laat onverlet dat die problemen bestaan. Het hoeft maar procentueel een beetje minder te zijn en je hebt het (voordeel) bewezen. Het is iets (economisch) gemakkelijker om werknemers langer aanwezig te laten zijn in de stal om individuele dieren te monitoren.
Voor politici en beleidsmakers is het dus vooral zaak om goed te luisteren. Wat een boer kan is (vaak) niet wat hij zal doen.
In de omgeving van de megastal wordt mest uitgereden, gescheiden en gebruikt voor stroomopwekking. Er zijn enorme gras- en maïsvlaktes. Maar of dit voldoende is om de koeien binnen in de stal te voeden, dan weet alleen de boer. Koeien die om welzijnsredenen even uit de groep gehaald moeten worden, zet je tijdelijk buiten. Dan denkt het publiek ook dat zij af en toe buiten komen. Buitenstaanders zien niet dat een koe hoogstens vier of vijf jaar oud wordt, terwijl een koe wel 15 jaar melk kan geven.
Vrachtwagens die laden en lossen kunnen dat gemakkelijk doen: er is genoeg lading, het is efficiënt en effectief.
Kortom: wat is er mis met schaalvergroting?
Het antwoord hangt af hoe je aankijkt tegen de manier waarop we als samenleving om willen gaan met dieren. Wat is de reden dat Nederland 3x zo veel dieren houdt dan voor de eigen voedselvoorziening nodig is? De overproductie heeft nadelen (onder meer mestoverschot, krimp van biodiversiteit, landschapsvervuiling), die afgewenteld worden op de samenleving, oftewel de belastingbetaler.
Het gaat de megastalhouder om geld verdienen, laat hij het dan ook op een eerlijke manier doen door ook de vervuiling en de nadelen te betalen. Ook in die situatie is een megastal nog niet o.k., wanneer je het recht van dieren om buiten te komen in het gras serieus neemt.

17 december 2011

Plastic filosofie over afname biodiversiteit

Bas Haring schrijft in Volkskrant van 17-12-2011 het volgende.
Nu heb ik een boek geschreven over de waarde en betekenis van biodiversiteit. Hoe meer soorten hoe beter, lijkt het algemene idee. Maar ik zet daar vraagtekens bij: is een soortenrijke natuur per se beter dan een natuur met minder soorten?
Ziedende reacties krijg ik. Ik zou de slechtste mens van Nederland zijn; ik zou niks begrijpen van filosofie. Mijn boek zou veel te oppervlakkig zijn voor dit soort ingewikkelde onderwerpen; en ik moest me maar niet meer in het openbaar laten horen.
Terwijl mijn vraag helemaal niet vreemd is. Er verdwijnen soorten en daarover maken we ons zorgen. Hoe groot moeten onze zorgen zijn? Bovendien zijn soorten geen wezens, maar categorieën. Verzamelbakken met naambordjes. Dat je je het lot aantrekt van een dier in nood is vrij logisch en makkelijk te onderbouwen. Dat je je het lot aantrekt van een naambordje ligt veel minder voor de hand.
Tot zover Haring.

Het bezwaar tegen het verdwijnen van soorten is niet dat zij verdwijnen maar dat het gebeurt om de verkeerde redenen. Zou het een natuurlijke reden hebben dan is er geen haan die er naar kraait, maar de achteruitgang gebeurt ook uit onverschilligheid en hebzucht. Hoe meer soorten er overblijven, hoe beter.

Haring vervolgt:
Verder was er iets interessants aan de hand met de argumenten die filosofen en biologen aandragen ten gunste van die plant- en diersoorten. Ik heb veel filosofen een biologisch argument horen gebruiken: 'Meer soorten betekent een gezondere, betere natuur. Alle soorten zijn nodig voor het optimaal functioneren van een ecosysteem'. Terwijl veel biologen zich juist baseren op filosofie: 'soorten doen er van zichzelf en vanzelfsprekend toe. Ze hebben 'intrinsieke waarde'.
Filosofen hoor je dat laatste argument zelden gebruiken. Zij weten wel dat 'intrinsieke waarde' een nogal lastig begrip is. Wanneer heeft iets intrinsieke waarde dan? En waarom? Andersom gebruiken biologen zelden het biologische argument van de filosofen. Biologen weten op hun beurt dat meer soorten niet per se een gezondere of betere natuur betekent.
Dat is toch reuze interessant? Reden te meer om eens te onderzoeken wat er aan de hand is. Toch?!
Tot zover wederom Bas Haring.

Het kan leuk zijn wanneer een filosoof originele vragen stelt.
Geen mens op aarde denkt dat we met een groeiende wereldbevolking meer soorten krijgen. Velen zullen het jammer vinden dat er soorten verdwijnen terwijl dat niet nodig is. Is het teveel gevraagd als een goedbetaalde hoogleraar filosofie zijn hersenen wat meer zou inspannen om mee te helpen denken over hoe we dit kunnen voorkomen? In plaats van vragen te stellen waarop niemand het antwoord wil weten?

Volgens Gerard Jagers moeten we op een andere manier naar het begrip evolutie kijken. Als we dat doen volgt evolutie voorspelbare patronen, en zouden we de volgende stap in de evolutie kunnen voorspellen. Jagers nodigt De soortenstorm uit tot een nieuw soort discussie, niet alleen academisch, maar juist ook gericht op een praktische toepassing in de natuurbescherming.

Bas Haring: over het opheffen van de natuur (bol.com).

03 november 2011

Eco-roman over bijensterfte De mythe van mellifera

Het verontrustende mondiaal verdwijnen van de honingbijen wordt Colony Collapse Disorder (CCD) genoemd. CCD is multifactorieel, maar als belangrijkste oorzaken worden het verlies van biodiversiteit, pesticiden en klimaatverandering beschouwd. Wanneer de honingbijen uitsterven, kan dit leiden tot een bestuivingscrisis, waardoor groente en fruit voor een grote bevolkingsgroep onbetaalbaar kan worden.

Bij Ellessy verschijnt de eco-roman De mythe van mellifera, auteur: Roos Boum.

Roos Boum over haar boek:
De oplossingen die ik aandraag in het boek zijn niet onder 1 noemer te vangen. Gedurende het hele boek maak ik de mensen bewust van hoe prachtig en fascinerend bijen zijn. Hoe belangrijk ze zijn. Wat wij ze aandoen, (Honing is vaak niet vegetarisch, honing is vaak niet diervriendelijk, k.i., gifextractie, koninginneteelt, royal jelly etc. = boodschap dat moeten we dus niet met ze doen) en de 6 hoofdoorzaken van het uitsterven van de honingbij behandel ik. Voor de gewone mens zelf is daarnaast de boodschap, meer zaaien, minder maaien, dring aan op geen gif en beter groenbeheer bij uw gemeentebestuur.

05 juni 2011

Voedselkwaliteit is beter gewaarborgd met kleinschaligheid

Nu de bedrijfsvoering van de internationale intensieve veehouderij gericht is geraakt op veel en snel vlees en zuivel te produceren zonder op een verantwoorde manier de mest te verwerken, wordt het tijd om weer eens te kijken naar de Slow Food beweging.

Tot nu toe was het zo dat industrialisering werd gezien als een must om alle monden in de wereld te kunnen voeden. De Slow Food beweging stelt dat (daarnaast) een nieuwe benadering nodig is, één waarin voedselproductie is gebaseerd op kleinschaligheid met respect voor ecosystemen en gericht op duurzaamheid.
Eten is een essentieel onderdeel van ons leven. Voedselkwaliteit is daarom voor ons allemaal van groot belang. Slow Food omschrijft die kwaliteit met drie begrippen: lekker, puur en eerlijk. Lekker wil zeggen: rijk aan smaak en aroma. Puur wil zeggen dat de productie geen schade toebrengt aan het milieu, het dierenwelzijn en de mens. Eerlijk wil zeggen: alle betrokken in het productieproces krijgen een rechtvaardige vergoeding voor hun werk.
Met de Ark van de Smaak wil Slow Food traditionele, ambachtelijke streekproducten voor de vergetelheid behoeden. Door teelt- en verwerkingsmethoden met alle beschikbare middelen (ook audiovisueel) te documenteren en de opname van producten in de Ark van de Smaak zoekt Slow Food naar meer bekendheid en erkenning voor deze, vaak unieke, producten.
Er zijn vijf criteria voor opneming van producten in de Ark van de Smaak.
  1. Producten moeten uitzonderlijke sensorische / organoleptische kwaliteiten hebben, waarbij kwaliteit wordt gedefinieerd door lokale tradities en gebruiken.
  2. Het product moet verbonden zijn aan het gedachtegoed en identiteit van een groep, en kan zijn een groente, variëteit, ecotype of dierlijke populatie die inheems is of goed geacclimatiseerd over een middellange periode in een specifiek gebied (gedefinieerd in relatie tot de geschiedenis van het gebied).
  3. Er moet een bewezen relatie zijn met het gebied. Producten moeten verbonden zijn met een specifiek gebied uit een oogpunt van omgeving, socio-economisch en historisch.
  4. Producten moeten geproduceerd worden in gelimiteerde hoeveelheden, door boerderijen of door kleinschalige producenten.
  5. Producten moeten met reëel of potentieel uitsterven worden bedreigd.

De beweging geeft aan dat deze criteria voor deze producten nog niet zijn uitgekristalliseerd.
Gezien de voedselschandalen als de uitbraak van de EHEC bacterie en allerlei dierziektes zou een uitbreiding van de criteria in de richting van een schoon milieu, waarin schoon water bij bevloeiing wordt gebruikt en geen mest uit de bio-industrie wordt uitgereden op akkerland of dat gevaarlijke bacteriën in contact komen met groente en gewassen, enorm helpen om ook een gezonde leefomgeving te creëren.
Geen biogasinstallatie meer met digestaat dat schadelijke bacteriën bevat en geen smakeloze groente verbouwd op substraat die leidt tot "wasserbombe".

16 december 2009

Agrarisch land in CO2 emissiehandel is een schijnoplossing

Kopenhagen- 14 december 2009 Op dit moment bespreekt het United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC) manieren om landbouwgrond te betrekken in het CO2 emissiehandel-mechanisme. Om te benadrukken dat dit een schijnoplossing is, gaan we op 15 december de straat op.

Bente Hessellund van de Deense Climate Justice Action (CJA): 'Ondanks de hoogdringendheid van de klimaatcrisis slaagt het UNFCCC-proces er niet in vraagtekens te plaatsen bij een economisch model dat uitgaat van eindeloze groei op een eindige planeet. De regeringen komen niet verder dan het opzetten van marktmechanismen om de klimaatcrisis op te lossen. Deze marktmechanismen hebben helemaal niet tot doel het gebruik van fossiele brandstoffen of uitstoot van broeikasgassen in de industriële landen terug te dringen. Het betrekken van agrarisch land in C02 emissiehandel is zo een van die schijnoplossingen. Dit kan er op den duur toe leiden dat boeren geen andere uitweg zien dan hun land tegen betaling te laten gebruiken voor CO2-opslag. Dit maakt boeren afhankelijk van de agri-industrie. Landbouwgrond kan enkel gebruikt worden om CO2 op te slaan als landbouw uit de door winst gedreven markt wordt gehaald'.

Om duidelijk te maken dat grootschalige industriële landbouw klimaatsverandering eerder in de hand werkt, dan dat het klimaatsprobleem er door zal opgelost geraken, organiseert Climate Justice Action (CJA) op 15 december een demonstratie in Kopenhagen onder het motto “verander het voedselsysteem, niet het klimaat”. CJA is een van de netwerken actief in de mobilisatie van kritische stemmen rond de klimaattop in Kopenhagen.

De landbouwmanifestatie zal door de straten van Kopenhagen trekken en aandacht vragen voor de positieve alternatieven die lokale, duurzame landbouw biedt. Op een ludieke manier zal de aandacht gevestigd worden op bedrijven die verantwoordelijk geacht worden voor het huidige voedselmodel. Wordt het een blokkade op het bedrijfsterrein van Monsanto of hebben de klimaatactivisten wat anders voor je in petto? Laat je verrassen door een van de stops die op het pad liggen.

Voor boeren overal ter wereld vormen de schijnoplossingen die in de klimaatonderhandelingen worden voorgesteld net zo'n grote bedreiging als droogte, tornado's en de nieuwe klimaatpatronen.

In het Zuiden wordt bos omgehakt en worden boeren van hun landbouwgrond verjaagd om ruimte te maken voor grootschalige industriële mono-culturen zoals soja en maïs, waarmee de Europese intensieve veehouderij wordt voorzien. In de bio-industrie worden miljoenen dieren zo snel mogelijk vetgemest waarbij grote hoeveelheden mest en methaan ontstaan en veel energie wordt verbruikt.

Het promoten van agrobrandstoffen en bio-plastic om de crisis het hoofd te bieden, legt een steeds grotere druk op de gebruikers van landbouwgronden.
Dat heeft in ontwikkelingslanden al geleid tot het op grote schaal innemen van land door multinationals, waarbij kleine boeren en inheemse volken van hun territorium worden verdreven.

'Kleinschalige, duurzame landbouw blijft de beste manier om honger, ondervoeding en de voedsel- en klimaatcrisis te bestrijden,' redeneert Flip Vonk van CJA en daarnaast zelf werkzaam op een biologische boerderij.
'Inheemse zaden bieden de beste mogelijkheid voor aanpassing aan de huidige en toekomstige verandering van het klimaat. Duurzame lokale voedselproductie kost minder energie, maakt ons onafhankelijk van geïmporteerd diervoeder, legt CO2 vast in de grond terwijl de biodiversiteit erdoor verbetert'.

26 oktober 2009

Landbouwproductiviteit moet omhoog

Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) beveelt in haar rapport “Groei binnen grenzen” aan om de broeikasemissies terug te brengen en om de biodiversiteit te beschermen.
Om het verlies van biodiversiteit te bestrijden moet de landbouwproductiviteit omhoog, zodat er minder landbouwgrond nodig is. Naast een efficiënter grondgebruik betekent dit dat de consumptie van vlees omlaag moet.
Eigenlijk is dat een vreemde aanbeveling. Er is op de aarde meer dan genoeg voedsel, maar dat wordt grotendeels aan het vee gevoerd, waarna de mens het vee en de dierlijke producten consumeert. Wanneer de veeteelt en de consumptie van vlees sterk zou worden ingeperkt, dan hoeft de landbouwproductiviteit zeker niet omhoog, het zou alleen minder intensieve veehouderij moeten inhouden. Wanneer de akkerbouw ook nog eens zou gebeuren op gronden die niet helemaal bebouwd wordt, dan is er ook ruimte voor biodiversiteit, bijvoorbeeld in de vorm van akkerrandenbeheer. Minder koeien in de stal en meer op land, draagt bij aan de biodiversiteit. Grasland bindt CO2, maar wanneer het monotone grasland alleen wordt gebruikt om de koeien op stal mee te voeren, vormt het onderdeel van het broeikas die hardwerkende koeien produceren.
Koeien (en varkens en kippen) in de wei produceren ook nog wel broeikasgas, maar dragen wel bij aan biodiversiteit. Er moet dus zeker in de veehouderij niet efficiënter, maar vooral minder geproduceerd worden. Wanneer dat gekoppeld aan minder vlees eten is dat een logische koppeling. Er kan dus ook een kwalitatieve stap vooruit worden gemaakt naar meer dierenwelzijn en biodiversiteit.

23 oktober 2009

Is een boer een natuurbeheerder?

Volgens minister Verburg zijn agrariërs het stille vermogen van natuur en landschap. Er valt veel te winnen als de boeren naast bestaande natuurorganisaties een grote rol krijgen bij de aanleg en het beheer van natuur, aldus de minister. Er komt sneller natuur bij, wat helpt bij de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur en recreatiegebieden rondom de steden. De overheid hoeft daarnaast minder grond aan te kopen voor de aanleg van nieuwe natuurgebieden en dus ook minder vaak tot onteigening over te gaan. Voor de boeren levert een grotere betrokkenheid ook het nodige op. Ze kunnen er financieel wijzer van worden als ze natuurbeheer integreren in hun bedrijfsvoering. Voor de sociale structuur op het platteland is het ook goed, omdat de boeren op hun grond kunnen blijven.

Tot zover de website van Natuurbeheer.

Op deze goede voornemens valt veel af te dingen. Het percentage landbouwgrond dat boeren in eigendom hebben is de laatste jaren gedaald. In 2007 was 57,6 procent van de landbouwgrond in eigendom van de landbouwers. Eind jaren 1990 was het aandeel grond in eigendom op recordniveau. Toen was 65 procent van de grond in handen van boeren. In 1970 was dat nog 52 procent. 8% van ons land is bebost.
Het voornemen van minister Verburg heeft vooral te maken met de economische crisis, maar er is tegenwoordig ook voor boeren meer te verdienen aan landbouwgrond. Moest vroeger grond braak liggen vanwege de overproductie, tegenwoordig is er tekort aan grond om mest op uit te rijden en voor biomassa. Overigens wordt er nog steeds te veel geproduceerd, alle berichten over de voedselbehoefte van de groeiende wereldbevolking ten spijt.
Wanneer de boeren meer kunnen verdienen aan de combinatie van beide (grond voor biomassa kun je maximaal bemesten en boeren krijgen geld toe als zij mest uitrijden), dan switcht een deel zonder scrupules van natuur naar biomassa en bemesting.
Het draait zowel bij Verburg als bij agrarische ondernemers in de eerste plaats om geld verdienen. Voor een democratische balans is het gegeven dat de agrosector kan bepalen hoe meer dan de helft van het land wordt ingericht en gebruikt zwaar doorgeslagen. Er komen steeds minder boeren en het aandeel van de agrosector is zeer klein. Afhankelijk van hoeveel indirecte handel en werkgelegenheid je meerekent, schommelt het aandeel rond de 5%.
Wanneer we met zijn allen zouden besluiten dat ons land anders moet worden ingericht, hebben we er dus belang bij dat de overheid een groter deel van ons land in eigendom heeft. Dat scheelt in het uitkopen. Bovendien kan een overheid als eigenaar veel beter invloed uitoefenen in de manier waarop de grond wordt gebruikt.
Door de grootschalige bedrijfsvoering in de melkveehouderij is de biodiversiteit van en in de weides achteruitgegaan. Ons land wordt daarmee steeds onaantrekkelijker en het natuurlijke evenwicht is soms ver te zoeken met alle gevaarlijke gevolgen van dien.

26 juni 2009

Grondeigenaar moet plantensoorten beschermen

In het vakblad voor handhavers op het gebied van Dier en Milieu, jaargang 84, juni 2009/3 een artikel van Aad van Wijnen onder de titel “Handhaving van de gedragscode Flora en Faunawet”.

Daarin deze opmerkelijke zinnen:

Overigens staat in de Natuurbeschermingswet een artikel dat eigenaren en beheerders van gronden, waarop in principe de mogelijkheid bestaat, dat een inmiddels verdwenen soort zich hier in de toekomst weer zal vestigen, de verplichting geeft om die gronden intact te houden voor dat doel. Als daar werkzaamheden gaan plaatsvinden na inventarisatie in het kader van de Flora en Faunawet, waarbij alleen lijst 1 soorten werden aangetroffen dan zouden die beide wetten, die beide natuurbescherming beogen, duidelijk met elkaar in botsing komen. De Natuurbeschermingswet heeft hierbij een duidelijk vooruitziende blik. Wat niet is kan toch gaan gebeuren, mits de condities in stand blijven.

Tot zover.
In een vrijstellingenbesluit dat in werking trad op 23 februari 2005 heeft de Minister echter vrijstelling gegeven om het gebied te bewerken wanneer door niet-deskundigen is “vastgesteld” dat er geen “echt” beschermingswaardige dieren en planten voorkomen. Veel grondeigenaren die willen voorkomen dat de zeldzame dieren weer terugkomen bewerken de gronden zodanig dat de kans daarop erg klein wordt, bijvoorbeeld door grond om te ploegen. Zij doen dat om projectontwikkelaars ter wille te zijn.

Bovengenoemde tekst werd voorafgegaan door:
Het handhavingdocument van het Openbaar Ministerie geeft duidelijk aan, dat overtredingen van artikel 8 t/m 12 te vuur en te zwaar dient te worden gehandhaafd. Dat is echter door het vrijstellingenbesluit nagenoeg onmogelijk geworden. Immers: als door een niet deskundig persoon, zonder gebruik te maken van een niet verplichte inventarisatie, is vastgesteld, dat alleen lijst 1 soorten in een gebied voorkomen dan beschouwt de Minister het vernielen van nesten en holen en het doden van dieren, die algemeen voorkomen als "ongelukken". Dit is in de brochure zo weergegeven en zal waarschijnlijk met dat document en het vrijstellingenbesluit in de hand voor de rechter bij verbalisering tot vrijspraak lijden. Als het al zo ver komt, want het OM onderkent dit en zal dus vermoedelijk niet tot vervolging over gaan. Alleen bij grove aantoonbare schuld en nalatigheid zal dan verbalisering nog zin hebben. Eventueel zou dan op grond van de Gezondheids- en welzijnswet voor Dieren de ondernemer of zijn personeel nog kunnen worden aangepakt indien zij een broedsel laten verkommeren.

Tot zover.
Wat ideaal voor politieke beslissers zou zijn, is dat elke kaart met een inventarisatie van soorten planten en dieren (maar ook bijvoorbeeld over zuurgevoeligheid van de bodem) vergezeld zou gaan van gegevens over de situatie tot minstens 50 jaar terug.
Op deze wijze is het veel gemakkelijker om de handen op elkaar te krijgen voor de (her)aanwijzing van gronden die bij de Ecologische HoofdStructuur betrokken kunnen worden. Zo kunnen de leefomstandigheden voor zeldzame planten en dieren worden verbeterd, wordt de biodiversiteit gediend en worden gebieden opnieuw aantrekkelijk voor natuurliefhebbers en toeristen. De intrinsieke waarde van een gebied krijgt daarmee ook meer inhoud.

06 februari 2009

Bedrijfsterreinen geschikt als (tijdelijk) natuurterrein

Op vrijdag 6 februari 2009 promoveert Robbert Snep op het onderzoek ‘Biodiversity conservation at business sites – options and opportunities’ aan Wageningen Universiteit.

“Bedrijventerreinen kunnen een belangrijke rol spelen bij het behoud van natuur en biodiversiteit, juist vanwege hun ligging en landgebruik.” Dat stelt ir. Robbert Snep, landschapsecoloog bij Alterra, Wageningen UR. Bedrijventerreinen staan vooral bekend vanwege hun lelijkheid en prominente aanwezigheid in de rand van steden en langs wegen. Veel terreinen zijn verouderd en toe aan herstructurering. Het lijkt daarom onwaarschijnlijk dat deze terreinen een meerwaarde voor hun omgeving kunnen opleveren. Maar toch is dat wel zo, blijkt uit het onderzoek waar Snep op promoveert.

Snep onderzocht de huidige en potentiële waarde van verschillende typen bedrijventerreinen voor natuur en biodiversiteit. Ook bekeek hij hoe eventuele maatregelen voor het behoud en herstel van biodiversiteit zouden vallen bij ondernemers, werknemers, overheden, omwonenden en natuurorganisaties. Robbert Snep: “Uit mijn onderzoek blijkt dat er nu al bijzondere broedvogels en amfibieën op bedrijventerreinen voorkomen, en dat met een aangepaste inrichting en beheer deze meerwaarde voor de natuur nog sterk vergroot kan worden.”

Met uitsterven bedreigde vlindersoorten zouden volgens Snep met relatief eenvoudige aanpassingen op een aantal bedrijventerreinen beter beschermd worden. Ook kunnen bedrijventerreinen gelegen in de stadsrand als bron voor meer natuur in de stad dienen, zodat bewoners van aangrenzende wijken meer vlinders en vogels in hun tuin krijgen. De biodiversiteit op bedrijventerreinen kan onder meer vergroot worden door groene daken en gevels, tijdelijke natuur op braakliggende percelen, ecologisch groen in plaats het huidige steriele bedrijfsgroen, en meer groen in de vorm van ecologische verbindingszones of grotere eenheden.

Gebruikers van bedrijventerreinen geven aan dat groen op hun terrein een meerwaarde kan opleveren, zolang het past binnen de gewenste uitstraling van het terrein en bijdraagt aan de gezondheid en leefbaarheid voor werknemers en omwonenden. In het buitenland zijn al veel bedrijven actief bezig met natuurbehoud op hun eigen terreinen. Nederland loopt wat dat betreft nog behoorlijk achter. Er is nog weinig besef bij ondernemers en overheden dat duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen op bedrijventerreinen heel goed kunnen worden vormgeven door maatregelen om de biodiversiteit te vergroten.

Leeswijzer


Thema's of steekwoorden vindt u via de labels onderaan de pagina of op Animal Freedom.
Klik hier voor de laatste bijdragen op dit blog
.
Klik hier voor het beleid om uw privacy te beschermen.
Kijk op ook Facebook voor onze reactie op de actualiteit.

Waarom dit blog?

De Nederlandse veehouderij is vooral gericht op zoveel mogelijk voor de export te produceren onder het motto “meer, meer, meer en groot, groter, grootst”. Dit heeft negatieve gevolgen voor zowel de dierenwelzijn, biodiversiteit, het milieu, het klimaat, de portemonnee en de gezondheid van burgers en ook voor welwillende boeren.
Dit blog verzamelt kritische artikelen die de wurggreep beschrijven waarin de veehouderij zichzelf heeft vastgezet. Zo willen we niet alleen een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de kwaliteit van het leven voor alle belanghebbenden, maar ook aan een schone, gezonde omgeving en een beter dierenwelzijn.

Ook de argumentatie dat dieren grondrechten hebben kan beter en meer aansluiten op hoe mensen voor zichzelf vinden dat recht moet gelden. Alle dier(soort)en kunnen in hun recht op vrijheid als (intrinsiek) evenwaardig aan mensen beschouwd worden. Dierenrechten zijn mensenrechten, die mensen de kans geeft om voor dieren op te komen.
Dieren, bijv. in de intensieve veehouderij, worden behandeld als een object in plaats van een subject met gevoelens en rechten.

De snelheid en het aantal dier(soort)en dat we voortdurend gebruiken is immens. De bijdrage aan onze welvaart en economie van de agrosector is gering. De oplossing is simpel en van niemand anders dan van ons zelf afhankelijk.

Dierenrechten in woord en beeld

Vrijheid is ook een intrinsiek grondrecht voor dieren. Dieren zijn geen dingen Dierenrechten zijn mensenrechten. Mensen moeten voor dieren kunnen opkomen wanneer hun grondrecht wordt geschonden.
logo van Animal Freedom yin en yang
Lees hier over de redenen waarom dieren recht op vrijheid hebben. Lees hier waarin mens en dier evenwaardig zijn.