Mens en dier zijn (intrinsiek) evenwaardig in hun recht op vrijheid

Alle levende wezens zijn verschillend maar evenwaardig in het recht op vrijheid op een natuurlijk leven.
Een dier is (net als een mens) geen ding of een object.
Mensen moeten kunnen ingrijpen wanneer mensen dieren misbruiken of onrecht aandoen.
Posts tonen met het label dierenwelzijn. Alle posts tonen
Posts tonen met het label dierenwelzijn. Alle posts tonen

18 oktober 2020

Kalfjes langer bij moeder ontwikkelt soorteigen gedrag

In onderzoeksrapport Kalveren bij de koe. De natuur werkt! doet het Louis Bolk Instituut verslag van een onderzoek naar een systeem waarbij pasgeboren kalfjes langer bij de moederkoe blijven.
Uiteraard vraagt dat aanpassing in aan de huisvesting van beiden en dat kost geld.

Agriholland meldt: een kalf wordt bijna altijd direct na de geboorte van de moederkoe vandaan gehaald. De vroege scheiding van koe en kalf is een geijkte manier om veel melk te produceren. Na de geboorte wordt de koe tweemaal per dag gemolken en de kalveren krijgen dagelijks een afgepaste hoeveelheid. Dit systeem is goedkoop, praktisch en overzichtelijk. Ook hygiëne speelt een rol. Het compleet gescheiden grootbrengen van kalveren biedt echter geen ruimte voor het ontstaan van een band tussen koe en kalf. Dit heeft nadelige gevolgen voor de sociale ontwikkeling van kalveren en voor het ontwikkelen van natuurlijk, soorteigen gedrag.

Zie voor meer informatie de publicatie kalveren bij de koe op de site van het Louis Bolk Instituut.

03 oktober 2019

Gratis advies aan veehouders om meer te verdienen

Minder vee betekent hogere prijzen voor de boer, zegt Tjeerd de Groot van D'66. Dat klopt in ieder geval voor melk. Beter ten halve gekeerd, dan ten hele verdwaald. En Tjeerd kan het weten want hij was, voordat hij tot de Tweede Kamer toetrad, directeur van de Nederlandse Zuivel Organisatie (NZO). In de Tweede Kamer heeft De Groot de portefeuille landbouw en visserij, natuur, dierenwelzijn, voedsel(productie), krimp en toerisme.
Bij de grootste zuivelverwerker van Nederland (zuivelcoöperatie Friesland Campina (FC), waar boeren mede-eigenaar van zijn) wordt meer dan de helft van de aangevoerde melk met verlies verkocht. (Bron: toenmalige bestuursvoorzitter Joosten in het Financieele Dagblad (FD); 19 april 2016 ). Dat moet worden gecompenseerd met dat deel dat wel winst maakt. Het verliesgevende deel duwt dus de totale prijs die de boeren krijgen omlaag.
Als de helft van de melkplas verdwijnt, verdwijnt ook het verliesgevende deel, dat op de prijs drukt. En dus gaat de melkprijs voor de boeren omhoog, zonder dat de consument meer hoeft te betalen.  In het eerste  helft van dit jaar ging de winst van FC omhoog. Vooral omdat de melkaanvoer daalde. (Bron: halfjaar cijfers FC 2019 in het FD).

Dit mechanisme geldt ongeveer ook voor (varkens)vlees.

Wanneer de boeren klagen over lage prijzen, hebben ze dit in de eerste plaats aan zichzelf te wijten.

Dan de uitstoot van stikstof en broeikasgassen door de veestapel.
De melkveehouders komen steeds maar met de mededeling dat het aantal koeien sinds 1990 fors is gedaald. Dat klopt niet voor minstens de laatste 10 jaar, maar los daarvan, de uitstoot van de koe, CO2 en stikstof, is niet gekoppeld aan de koe, maar aan haar melkproductie. Die is sinds 1990 verdubbeld.
Die hoge productie gaat ten koste van dierenwelzijn. Dierenwelzijn zorgt bij koeien voor een langere levensduur. De opfok van een kalf tot melkkoe kost tussen de 1500 en 2350 euro. Dus elk levensjaar dat je het koeienleven verlengt levert geld op. Bij de huidige levensduur van koeien, vervangt de boer elk jaar ongeveer een derde van zijn veestapel. De gemiddelde melkveehouder heeft ongeveer 100 melkkoeien. Dus jaarlijks gaan er 30 koeien naar de slacht. Wanneer je dat een jaar uitstelt, levert dat tussen de 45.000 en 70.000 euro op. Een boer met 200 koeien, en dat zijn er ook nogal wat, bespaart per jaar tussen de 90.000 en 140.000 euro.
En een gezonde koe heeft ook minder bezoek van de dierenarts nodig. Dat bespaart ook weer onnodige kosten.
Een boer die niet systematisch zorgt voor dierenwelzijn van zijn veestapel is een dief van zijn eigen portemonnee.

17 mei 2019

Gelijk hebben en krijgen in de strijd om dierenbelangen

In onze maatschappij staan belangengroepen op verschillende platforms tegenover elkaar op het onderwerp “hoe om te gaan met dieren”. Het gesprek dat plaatsvindt heet een twistgesprek, debat, discussie, gesprek of een dialoog.
Voor belanghebbenden in de media zal het worst zijn welke vorm wordt gekozen zolang het kijkcijfers oplevert ook al verzandt het in een kakofonie. De belangengroepen gaan daarin mee. Ook negatieve aandacht is aandacht.
Met waarheidsvinding heeft het alles niets te maken. Er is zelfs sprake van opzettelijke spraakverwarring. Eigenlijk zijn er alleen maar verliezers, maar de mensen pikken er de kersen uit die hen het meest bevallen, de dieren blijven achter, gehuisvest in de gevangenis, die stallen heten.

Er zijn in de veehouderij zoveel niveaus waarop er sprake kan zijn van misstanden dat bijna niemand bereid is te zoeken naar het overzicht waar de bron van de misstanden ontspringt. Ieder mens en dier hecht aan zijn vrijheid. Dat is een recht dat ook het welzijn bepaalt. Voor een veehouder, die economisch wil overleven, is het van belang om vrijheid te hebben in de levensomstandigheden waaronder hij dieren houdt. Zijn er te veel eisen waaraan de huisvesting moet voldoen, dan kan zijn veehouderij niet uit. Alleen wanneer hij failliet gaat zal hij andere vormen van inkomsten verwerven overwegen.
Een veganistische activist gaat het liefst uit van de situatie waarin helemaal geen dieren meer gebruikt worden door mensen. Maar die stip op de horizon ligt zover weg dat het voor tegenstanders veel gemakkelijke is om te wijzen op het onrecht dat hen wordt aangedaan vlak voor zijn voeten. Er wordt huisvredebreuk gedaan, er moet een fatsoenlijk gesprek worden gevoerd, er moet keuzevrijheid zijn om te kiezen waarmee je je voedt, een boer moet ook geld verdienen om zijn gezin te onderhouden, etc..

Iedere belangengroep krijgt gelijk binnen de eigen bubbel en krijgt het nooit van de tegenstander wanneer standpunten diametraal tegenover elkaar staan.

Het argument "nood breekt wet" of "aan een onrechtvaardige wet mag je overtreden" kan slechts zeer spaarzaam worden ingezet en werkt snel tegen je.

Wat is de moraal van dit artikel? Wanneer het dier gebruikt wordt in een kapitalistisch systeem kun je vechten tegen het systeem of je pleit ervoor dat de regels rechtvaardig en voor iedereen gelijk worden toegepast. Dat betekent geen verkapte subsidies aan veehouders die niet volgens de regels willen werken of kunnen overleven. Een controlerend orgaan (de NVWA) die alle veehouders zo regelmatig en standvastig controleert dat niemand meer de wet overtreedt. Het vraagt ook actievoerders die het geduld kunnen opbrengen om het trage tempo van bewustwording te accepteren en er rekening mee te houden dat de weg naar een oplossing een andere afslag neemt. Bijvoorbeeld dat vleeseters in plaats van zich te bekeren tot het veganisme vlees gaan eten dat niet 100% gemaakt is van dieren, maar stapje voor stapje meer gemengd wordt met plantaardige ingrediënten.

Eerst eens zijn over de feiten.

08 mei 2019

Hoogproductieve koeien zijn snel uitgemolken

Boeren in het algemeen willen nog wel eens beweren dat zij hun dieren goed behandelen en dat hun koeien gezond zijn omdat zij anders minder snel zouden groeien en minder zouden produceren. De agrosector voert de hoge productie van een dier (veel melk, snelle vleesgroei) aan als bewijs dat het met het dierenwelzijn wel goed zit. Dat is niet zo omdat de productie bij een jonge melkkoe toch wel een paar jaar door gaat, ook als het niet goed wordt behandeld.
Als de stelling van de boeren zou kloppen, moeten hoog productieve koeien langer mee gaan, maar de productieve levensduur van de koe daalt, of blijft in het gunstigste geval gelijk.
Koeien worden gemiddeld na drie lactaties (drie keer kalveren) naar de slacht gebracht. De boeren vrezen anders hoge ziektekosten kwijt te zijn aan een dierenarts.
Koeien gaan veel melk produceren wanneer daarop is gefokt en hun voer daarop is afgestemd.
Beweren dat de hoge productie samenhangt met dierenwelzijn is een misvatting, die er bij helaas nog te veel toehoorders ingaat als zoete koek. De hoogproductieve Nederlandse koe gaat nog steeds jong naar de slacht ondanks het feit dat met veel minder kosten het dier gemakkelijk dubbel zo lang in de stal kan worden gehouden. Daarnaast kan een koe met gemak drie tot vier keer langer leven dan het nu gemiddeld wordt.
Maar veehouders hebben geen belang bij een lange levensduur. Ze willen een koe met zo min mogelijk kosten een zo hoog mogelijke productie laten geven. Wanneer zij die doelstelling niet zouden hebben en echt gericht zouden zijn op dierenwelzijn dan zouden ze andere type koeien houden die langer melk blijven geven en in hun levensjaren gemiddeld minder geld zouden kosten.
Maar zo denkt een gemiddelde veehouder om onbegrijpelijke redenen niet. Of het moet zijn dat hij graag een wedstrijdje houdt wie de grootste heeft. Boeren zijn nu eenmaal trots op hoge productie, grote veestapel, grote tractoren en veel hectares.
Om deze hoge productie vol te houden worden de koeien meer en meer binnen gehouden. De zuivel wordt op de wereldmarkt afgezet of gedumpt. Kleine boeren worden uit de markt gedrukt.
Ons land profiteert er niet van en het dierenwelzijn en het landschap (biodiversiteit) en de kwaliteit van het milieu (inclusief grond- en oppervlaktewater) zijn door de overdadige mestinjectie de dupe.

Tenslotte laat de agrosector een kans liggen om substantieel bij te dragen aan het voorkomen van de klimaatopwarming en het stoppen van de teloorgang van de natuur en aan het bevorderen van biodiversiteit.

Wanneer een mens geen weet heeft van wat wezenlijk het bezwaar is van het uitbuiten van dieren en van mening is dat dieren minder rechten hebben dan mensen dan heeft een gesprek over dierenwelzijn weinig zin. Ligt de reden in minachting van dieren en mensen die voor dierenrechten opkomen?
Meer lezen over de (opzettelijke) spraakverwarring tussen boeren, burgers en politici, klik hier.


26 augustus 2018

Er is meer dierenleed dan de slacht

Vleeseters mogen graag het dierenleed dat samenhangt met hun stukje vlees beperken tot de pijn die dieren rond de slacht beleven. Dat leed is in hun ogen van korte duur. Voor het overige geloven ze graag dat betrokkenen hun best doen om dieren groot te brengen en naar de slacht transporteren op een zo min mogelijk dieronvriendelijke manier. Echter, in en rond de intensieve veehouderij bestaat geen dierenwelzijn. Er zijn hoogstens meer of minder dieronvriendelijke manieren van bedrijfsvoering.

Mensen associëren dierenleed allereerst met pijn. Wanneer dieren geslacht worden krijgen ze een pen in hun kop geschoten en wordt met een scherp mes de hals doorgesneden om dood te bloeden. Vervolgens worden ze aan 1 poot opgehangen aan de slachtlijn en gaan ze naar slachters die allemaal onder hoge tijdsdruk hun deel van het dier ontleden. Naar de beelden hiervan kunnen weinig mensen onaangedaan kijken. Het is overduidelijk dierenleed, maar het is leed dat de meeste vleeseters incalculeren bij hun levensstijl. Zij vertrouwen erop dat de toezichthouders voorkomen dat het dierenleed door onverschilligheid bij de slachters uit de hand loopt en te lang duurt.

Een dierenleven dat als eindbestemming de slacht heeft, heeft eigenlijk geen moment van dierenwelzijn. Wel worden dieren zo verzorgd dat zij zo snel mogelijk groeien. Immers hoe eerder een dier is uitgegroeid en naar de slacht kan, hoe minder onkosten er zijn en hoe groter de winst. Boeren noemen dit snelle groeien een teken van goede verzorging en van gezonde bedrijfsvoering. Ze krijgen hun natje en hun droogje en worden warm gehuisvest. Dierziektes worden voorkomen al dan niet met antibiotica.
Omdat er zo veel jonge dieren per vierkante meter worden gehouden, worden de dieren ontdaan van onderdelen van hun lichaam waarmee ze andere dieren pijn kunnen doen of waaraan ze pijn kunnen lijden. Ook dat zijn voor het publiek invoelbare momenten van pijn, zoals snavelkappen, staart knippen, onthoornen, tanden trekken.
Maar de weken en maanden van wachten in de overvolle stallen op de afronding van de groei is er weinig te ontdekken voor een jong dier. Er is nauwelijks afleiding en dus verveling. Dat gebrek aan vitaliteit maakt de dieren nog meer gestrest wanneer ze op transport naar de slachterij. Ze zijn niets gewend.
Dit is het deel van het korte leven van een landbouwhuisdier waar de consument van vleeswaren niet aan denkt wanneer die zich afvraagt of een dier heeft geleden. Hooguit zullen ze desgevraagd beamen dat een dierenleven in een afgesloten stal weinig kwaliteit en dierenwelzijn kent.

Een speelketting als enig afleidingsmateriaal en cynisch symbool van hun gevangenschap.


Heeft het zin om hen daarop te wijzen wanneer je mensen wilt bewegen om minder vlees te eten?
Het antwoord is afhankelijk van jouw intentie. Wanneer de ander jouw betrokkenheid met dierenwelzijn opvat als een houding vanuit het beter weten dan versterk je juist de weerstand bij de ander. De omvang van het gebruik van dieren is wereldwijd zo groot dat ook de gevolgen overal ter wereld te merken zijn. Het klimaat warmt op, het landschap verschraalt, natuur verdwijnt. Het kan niemand zijn ontgaan.


Denk samen met de ander mee hoe zij vinden dat we met zijn allen die bedreigingen kunnen aanpakken en bespreek wat de samenhang is met onze voedselkeuze. Het kweekt bewustzijn voor de samenhang van ons gedrag met de gevolgen voor de buitenwereld zonder het individu (en jezelf) verantwoordelijk te stellen voor het redden van de wereld.
De uitdaging van deze tijd is machtsmisbruik tegen te gaan en om te staan voor evenwaardigheid, niet alleen tussen man en vrouw, maar ook tussen mens en dier. In de vrije natuur overleeft het leven dat het beste past (in het Engels: fit). Door fit te blijven en de vrijheid van de ander (mens en dier) te respecteren passen we (mens en dier) in een evenwaardige wereld met minimaal (dieren)leed.

09 oktober 2017

Misleidend vlees?

De ridicule actie van de NVWA tegen de Vegetarische Slager kan levert praktisch alleen verbazing, boosheid en hoon op.

De NVWA is een falende organisatie die zich hier volkomen ten onrechte bezig houdt met iets dat totaal buiten haar taakomschrijving valt. Immers wie de moeite wil nemen de website van de NVWA te openen ziet daar als taakomschrijving. “De NVWA bewaakt de veiligheid van voedsel en consumentenproducten, de gezondheid van dieren en planten, het dierenwelzijn en handhaaft de natuurwetgeving”.

Op welke wijze verhoudt de etikettering zich tot die taken waarvoor de NVWA verantwoordelijk is? Mij dunkt dat noch de veiligheid van voedsel, noch de gezondheid van dieren en planten, noch het dierenwelzijn, noch handhaving van de natuurwetgeving hier in het geding is door de etikettering van de Vegetarische Slager?

Hoe je over de (etikettering door) Vegetarische Slager moge denken is niet belangrijk. Feit is dat deze onderneming zich in een sterk groeiende belangstelling van het publiek mag verheugen. En dat zijn niet alleen vegetariërs, als ondergetekende, en veganisten. De producten zijn duidelijk herkenbaar als vegetarisch.

De bewering dat er sprake van zou zijn dat de etikettering van de VS als misleiding van de consument kan worden beschouwd laat ik dan ook maar buiten beschouwing. Te absurd voor woorden! Niet minder absurd is het dat de NVWA alleen de Vegetarische Slager aanpakt en alle andere producenten van vleesvervangers – die een zelfde soort etikettering hebben – ongemoeid laat “omdat daarover geen klacht is binnengekomen”!

Het lijkt er op alsof de paniek bij de vlees- en zuivelsector begint toe te slaan. En de NVWA laadt de verdenking op zich verlengstuk van die sector te willen zijn. Laat die organisatie zich svp bezig houden met zaken die échte consumentenbelangen raken en zich beperken tot wat in haar taakomschrijving is aangegeven.

06 oktober 2017

Wil de koe wel zo’n grote kudde?

In de Volkskrant van 6 oktober wordt de vraag gesteld “Wat wil de koe nou eigenlijk zelf”. Wil een koe in de wei of is haar welzijn voldoende gewaarborgd in de stal? In het artikel worden twee opvattingen van boeren geciteerd.

Naam: Erik Kromhout (44)
Boerderij in: Biddinghuizen (FL)
Aantal koeien: 100

Naam: Jaring Brunia (31)
Boerderij in: Raerd (FR)
Aantal koeien: 60
'Voor het imago van de Nederlandse melkveehouderij is het beter als de koeien naar buiten gaan. Dat ziet de consument graag. Maar als je het mij vraagt, heeft de koe het binnen in de stal net zo goed als buiten in de wei. Mijn boerderij is goed geïsoleerd, de dieren hebben genoeg bewegingsruimte. Buiten staat een koe op warme zomerdagen in de brandende zon. Daar heeft zo'n dier ook niets aan. In de Flevopolder is het fijn boeren, maar de landbouwgrond is hier erg duur. Stuur je de koeien naar buiten, dan kan je die grond niet gebruiken voor akkerbouw. Het naar buiten brengen van de koeien kost ook extra tijd. Het is makkelijker om ze binnen te laten staan. In de stal kan ik ze daarnaast elke dag hetzelfde rantsoen voeren. Buiten ben je afhankelijk van de weersomstandigheden, waardoor de kwaliteit van het gras verschilt. En krijgen ze altijd hetzelfde, dan geven zoveel mogelijk melk'.
'Mijn koeien grazen zoveel mogelijk. Van eind maart tot eind september staan ze dag en nacht buiten, daarna nog zo lang mogelijk overdag. Ik merk aan mijn koeien dat ze het fijn vinden om naar buiten te gaan, al zijn ze natuurlijk minder graag buiten als het stormt. Koeien hebben het in een goede stal absoluut niet slecht, maar buiten vormen ze een echte kudde. Dat geeft ze een veilig gevoel. Mijn dieren geven nu veel minder melk dan ze in de stal zouden geven. Ik heb te maken met omstandigheden die ik niet kan controleren: het weer, de temperatuur en de groei van het gras. Maar ik ben ook minder geld aan ze kwijt. Omdat ze buiten grazen, geef ik minder uit aan voer. Ik gebruik geen kunstmest en rijd een stuk minder op de trekker. Dat scheelt kosten en is goed voor het milieu. Bovendien krijg ik meer voor mijn biologische melk dan een gangbare boer voor normale melk'.

Beide type boeren belichten een verschillend aspect aan welzijn: veiligheid of comfort. Een koe in de wei moet een deel van haar energie gebruiken om in balans te komen. Die energie kan de boer dan niet in melk laten omzetten.

Uit beide antwoorden wordt duidelijk waar het dilemma bij de moderne veehouder omgaat: sturen op omzet of op beperking van kosten of op beide? Een veehouder zal proberen met zo min mogelijk moeite zoveel mogelijk geld te verdienen. Dat is menselijk, maar leidt tot een te grote veestapel. Het is aan de overheid om hier sturend in op te treden. Ons land is te klein om gebruikt te worden voor productie gericht op de export.

Of koeien nu wel of niet vaak genoeg buiten komen, elke Nederlander kan constateren dat ons land bedekt is met monotone maisvelden en raaigras. Terug naar een meer natuurlijk gebruik van het land kan niet anders dan samengaan met een verregaande krimp in de veestapel.

21 december 2016

De Wil tot mededogen voor dieren

Van Wikipedia en uit Trouw.

Arthur Schopenhauer was een van de eerste denkers die fel ageerden tegen vivisectie.

Als gevolg van zijn monistische filosofie van de wil was Schopenhauer zeer bezorgd over het welzijn van dieren. Voor hem zijn alle individuele dieren, inclusief de mens, in wezen hetzelfde, het zijn fenomenologische manifestaties van de ene onderliggende Wil. Het woord "Wil" betekende voor hem kracht, macht, impuls, energie en verlangen; het is het beste woord dat we hebben om zowel de echte essentie van alle externe dingen en ook onze eigen directe, innerlijke ervaring aan te duiden. Omdat alles in principe Wil is, zijn mens en dier fundamenteel hetzelfde en kunnen zij zich herkennen in elkaar. Om deze reden beweerde hij dat een goed persoon sympathie voor dieren heeft als lotgenoten in het lijden.

Compassie voor dieren is nauw verbonden met goedheid van karakter, en het is redelijk om te veronderstellen dat iemand die wreed is jegens levende wezens geen goed mens kan zijn.

Niets leidt met meer zekerheid tot een erkenning van de identiteit van de essentiële natuur in dierlijke en menselijke verschijnselen dan een studie van de zoölogie en de anatomie.

De veronderstelling dat de dieren geen rechten hebben en de illusie dat onze behandeling van dieren geen morele betekenis heeft, is een schandalig voorbeeld van de westerse grof- en barbaarsheid. Universeel mededogen is de enige garantie van moraliteit.

In 1841 prees hij de oprichting van de dierenbescherming (SPCA) in Londen en de Vereniging van Dierenvrienden in Philadelphia. Schopenhauer protesteerde zelfs tegen het gebruik van het onzijdig lidwoord "het" om naar dieren te verwijzen, omdat het ertoe leidde dat dieren behandeld worden alsof het levenloze dingen zijn. Om zijn punt te maken verwees Schopenhauer naar anekdotische rapporten van de blik in de ogen van een aap die geschoten was en ook het verdriet van een baby olifant wiens moeder was gedood door een jager.

21 oktober 2016

Slechts vijf procent minder slecht leven

Pim Pauwels meldt in de Volkskrant:
“Het Beter Leven-keurmerk bestaat sinds 2007 en staat op de verpakkingen van vlees, kip en eieren. Het certificaat werkt met een driesterrensysteem. Hoe meer sterren op een product staan, des te diervriendelijker het beest in kwestie is behandeld. Bij één ster waren de dieren verlost van het ergste leed uit de bio-industrie, bij twee sterren hadden ze wat meer levensruimte en afleiding en vrije uitloop naar buiten, en drie sterren staat volgens de Dierenbescherming gelijk aan biologisch”.
Tot zover de Volkskrant.

Een goed leven bestaat niet in de intensieve veehouderij, wel kan het dierenleven minder slecht.

Maar ja, dat klinkt niet positief genoeg.

Less bad is not good. Beter is totaal stoppen met dieren te gebruiken voor voedsel.

19 oktober 2016

Tips gevraagd over de relatie tussen dierenwelzijn en volksgezondheid

De redactie van KRO NRCV de monitor schrijft op haar website:

In de supermarkt koop ik meestal het diervriendelijkste ei. Maar misschien ga ik daar mee stoppen. Het lijkt er op dat die eieren juist slecht zijn voor het milieu en daarmee ook voor onze gezondheid.
In ons onderzoek voor het dossier Megastallen horen we regelmatig dat méér dierenwelzijn leidt tot meer luchtverontreiniging. Dat zou betekenen dat dierenwelzijn slecht is voor ons welzijn. Het is een geluid dat regelmatig voorbijkwam op een symposium over de veehouderij en volksgezondheid. Wij horen graag in hoeverre dit klopt dus kom met je reacties.
Tot zover de redactie.

Het is duidelijk dat de redactie slecht is geïnformeerd of zelfs voor het karretje van de demagogen van de intensieve veehouderij is gespannen. Het is goed als anderen hun inlichten over werkzame en diervriendelijke oplossingen. Wie wil mailen, klik op bovenstaande link en reageert via de mails aan de redactie die onderaan het artikel vermeld staan.
Hieronder een aantal suggesties, die fijnstof voorkomen en dierenwelzijn verhogen.

In het artikel staat verder:
Belangenbehartigers van boeren komen met twee tegenargumenten: fijnstof komt vooral uit het buitenland (waar) en er is geen wetenschappelijk bewijs dat de veehouderij direct verantwoordelijk is voor fijnstof en daarmee de ziektelast. Maar de onderzoekers vinden de kwestie erg genoeg om nadrukkelijk te pleiten voor het terugdringen van de uitstoot van de sector.
De sector zoekt de oplossing in betere stallen. Hoe beter die fijnstof opvangen, hoe minder ziekte de stal verspreidt. Maar dat effect kan teniet worden gedaan als de beesten veel buiten mogen rondlopen. Scharrelen, zo horen we, is niet goed voor de gezondheid van omwonenden en eigenlijk het hele land. Want fijnstof reikt ver.
Wethouder De Kruijff van Barneveld werd er afgelopen vrijdag een beetje boos over: ‘Door het dierenwelzijn is het volksgezondheidsprobleem ernstig vergroot. Moeten we ook niet aan ons eigen welzijn denken?’
Tot zover de redactie.

Het probleem is niet dat kippen veel buiten komen, het probleem is dat te veel kippen worden gehouden binnen en buiten op een te kleine ruimte. De veel te grote Nederlandse veestapel wordt gehouden om eieren en kippenvlees te verkopen op de buitenlandse markt. Dat kan niet anders dan door te bezuinigen op dierenwelzijn. Worden dieren in ons land gehouden tegen normale of de hoogste dierenwelzijnseisen dan worden de producten duurder dan die uit het buitenland.
Wanneer de veestapel wordt verkleind tot een omvang per boer en stal dat de kip buiten kan lopen zonder overlast van omwonenden en zonder belasting van het milieu (op voldoende gras in plaats van kapot gelopen aarde) dan zijn kippenwelzijn en de volksgezondheid tegelijk gebaat. Bovendien is het product gezonder.
Tot nu toe worden veel kosten van de gangbare veehouderij geniepig op het bordje van de burger geschoven. Zie bijvoorbeeld het onderzoek naar de echte prijs van melk. Als die kosten in rekening zouden worden gebracht bij zowel de biologische als gangbare boer, wint de eerste het op kostprijs en dus in de winkel.
Mogelijk is het gevolg dat de consument meer moet betalen voor eieren en vlees en minder belasting hoeft te betalen voor het opruimen van de gevolgen van de bio-industrie. Is dat een bezwaar, dan kan de consument veel beter overgaan tot vleesvervangers want die hebben veel minder nadelen en zijn goedkoper, zeker wanneer veel consumenten ertoe overgaan.

16 september 2016

Loze kreten achterop een veevoertruck

Op de snelweg rijd je weleens een vrachtwagen met veevoeder achterop met op de bumper de tekst “No farmers no food” “zonder boeren geen voedsel”.


Eigenlijk is dat een vreemde tekst, want wie wil nu dat er geen boeren meer zijn?
Er zijn veel mensen tegen de bio-industrie. Zonder de boeren die bio-industrie bedrijven, wordt er genoeg voedsel in ons land geproduceerd om ons allemaal verantwoord te eten te geven. Bio-industrie bestaat alleen omdat veel boeren werken voor concerns die op buitenlandse markten willen concurreren. Voor die grote veestapel moet veevoer van verre worden aangevoerd. Gevolg energieverspilling.

Goedkoop vlees, geproduceerd voor de export, zorgt voor veel ellende: gebrek aan dierenwelzijn in de stallen en opwarming van het klimaat door onnodig energieverbruik. En meer onrecht.

“Dit vervoer interesseert het geen mallemoer”.

21 maart 2016

Nederland geen koploper in rangorde dierenwelzijn

Stichting Varkens in Nood heeft maart 2016 een rapport uitgebracht waarin uitspraken van politici over de positie van Nederland in het zorgen voor dierenwelzijn ten opzichte van andere landen in perspectief worden gezet.

Uit de samenvatting.

Van de 16 landen meest relevante landen van de EU werd een inventarisatie gemaakt van de wetgeving per land. Per land is vervolgens beoordeeld of er wetgeving is die boven de minimum EU norm uitsteekt en vervolgens kreeg iedere maatregel dierenwelzijnspunten. Die punten werden gegeven a.d.h.v. de impact van een maatregel en het aantal varkens dat het
betreft. Zijn er naast de extra wettelijke normen, ook andere, breed gehanteerde normen voor meer dierenwelzijn, zoals in Nederland het Beter Leven Keurmerk, dan wordt daar in het rapport voor zover mogelijk rekening mee gehouden.
De conclusie is dat, anders dan onze politici het doen voorkomen, Nederland zeker geen koploper is bij het welzijn van varkens. Nederland komt niet verder dan een middelmatige 7e plaats. Nederland doet het onder andere slechter dan buurland Duitsland. De hoogst scorende landen zijn Zweden, Zwitserland en Denemarken, maar ook Verenigd Koninkrijk en Duitsland
doen het beter dan Nederland. Dat komt bijvoorbeeld doordat daar de staartjes van veel biggetjes niet routinematig gecoupeerd worden of dat de varkens natuurlijk afleidingsmateriaal, zoals stro, krijgen.
Hoe dan ook is Nederland zeker geen koploper op gebied van dierenwelzijn, zelfs niet als er rekening wordt gehouden met particuliere initiatieven als het Beter Leven Keurmerk. Dat Nederland door (overdreven) wetgeving voor het welzijn van varkens concurrentienadeel ondervindt, zoals sector en politici beweren, is daarom vergezocht.
De bevindingen dat Nederland zeker geen paradijs is voor de varkens, komen goed overeen met het rapport 120 misstanden in de varkenshouderij van Varkens in Nood uit 2015. Zou er rekening worden gehouden met het grote aantal (onbestrafte) overtredingen in de vee-industrie (meer specifiek 2,7 miljard per jaar), dan zou Nederland, vanwege de gebrekkige controle op de varkenshouderij, misschien nog verder in de rangorde zakken.

Dit rapport is op foodlog te lezen.

11 januari 2016

Meer geld voor boeren gaat niet naar welzijn dieren

De agrosector heeft beschikking over een enorme PR-machine die er steeds weer in slaagt de burger op het verkeerde been te zetten. Zo wordt er voortdurend beweert dat de Nederlandse boeren en tuinders een belangrijke bijdrage aan de economie leveren. Die bijdrage is (bruto) 1,5%, maar de PR-machine maakt er meestal 10% van.

De Nederlandse melkveehouderij zou ook een belangrijke bijdrage leveren aan de oplossing van de voedseltekorten in de wereld. Er zijn helemaal geen voedseltekorten, het voedsel komt niet daar waar het zou moeten komen. En dat komt onder andere door woekerwinsten die in de voedselketen worden gemaakt. Zo wordt basisvoedsel onbetaalbaar gehouden voor de ongeveer 800 miljoen arme sloebers in de wereld die onvoldoende voedsel krijgen. Nederlandse melk is daar geen oplossing voor: ruim 70% van de wereldbevolking is lacto-intolerant. Die hebben dus niets aan melk, want ze worden er ziek van. Bovendien produceert de Nederlandse melkveehouderij vooral voor de goedverdienende bovenlagen in de maatschappij. En tenslotte: de totale Nederlandse melkproductie is ongeveer 1,5% van alle melk die op de wereld wordt geproduceerd. Inderdaad, een druppel op een gloeiende plaat.

En dan is er nog de zorgvuldig in standgehouden mythe dat Nederland wereldkampioen dierenwelzijn is. Oh ja? Hoe komt het dan 70% van onze melkveestapel ernstige pootproblemen heeft. Hoe kan het dan dat een kwart van de veestapel rondloopt met klinische (zichtbare) uierontsteking. Een kwaal die voor de koe erg pijnlijk is en er voor zorgt dat in een glas melk al gauw een vingerhoedje pus zit. Dan hebben we nog niet gehad over het erbarmelijke leven dat het overgrote deel van de plofkippen en varkens in Nederland hebben. Er wordt voortdurend beweerd dat koeien, kippen en varkens het beter hebben dan diezelfde dieren elders in de wereld. Bewijs wordt nooit geleverd.

Er wordt met enige regelmaat beweerd dat het matige/slechte behandeling van de dieren komt omdat de boeren niet genoeg verdienen. Als de boeren meer geld voor hun producten zouden krijgen, gaan ze ook hun vee beter behandelen. De werkelijkheid leert, dat als een boer meer geld voor zijn producten krijgt, hij dat geld besteedt aan het bouwen van nog meer stallen. Waar de dieren even slecht worden behandeld als voorheen. Het bewijs hiervoor wordt geleverd in de melkveehouderij. Daar is de afgelopen jaren grof geld verdiend, en dat is vrijwel direct omgezet in nog grotere stallen. Grotere stallen, maar wel volgens een oud, dieronvriendelijk concept uit de jaren vijftig van de vorige eeuw. Dat type stal is ontworpen voor het gemak van de boer, niet voor het gemak van de koe.

Het probleem qua dierenwelzijn zit hem hierin: veehouders zien dierenwelzijn als een kostenpost. Meer ruimte per dier in een stal, betekent immers minder dieren per stal. Wat een boer niet schijnt of wil beseffen is dat meer ruimte voor een dier, doorgaans een gezonder dier betekent. En dat zorgt weer voor een lagere rekening van de veearts.
(Melk-)veehouders zien dat (nog) niet. Zij kijken alleen naar de euro’s die binnen komen, niet naar de euro’s die er uitgaan. Ze zijn gek gemaakt door opleidingen, adviseurs van de banken en veevoerbedrijven, die jarenlang hebben beweerd dat schaalvergroting de enige mogelijkheid is om te overleven.
Intussen leert de praktijk van alle dag dat die stelling niet klopt. De boeren die het meest hebben uitgebreid hebben nu de grootste financiële problemen. Boeren die niet kozen voor schaalvergroting, maar relatief klein bleven, zijn de lachende derden. Kijk maar naar de melkprijzen. Een gangbare boer krijgt minder dan 30 cent voor zijn melk, een biologische bijna 60 cent.

Zorg voor het milieu en het dier loont dus.

08 januari 2016

Hypocriete oproep Bleker over kalveren

Op Nieuwsgrazer het volgende bericht:
Henk Bleker, voorzitter van Vee & Logistiek Nederland, waarschuwt melkveehouders voor hun houding ten opzichte van jonge kalveren.
Dat schrijft hij in het maandelijks magazine van de organisatie. Volgens hem worden jonge kalveren vaker als nutteloos bijproduct bestempeld. Deze houding van melkveehouders kan vernietigend zijn voor het imago van de hele Nederlandse melkveehouderij.
Bleker verwijst daarbij naar de situatie in Australië waar jonge kalveren worden afgevoerd naar de slachterij. Het leidt volgens hem tot grote verontwaardiging en imagoschade.
De groei van de melkveebedrijven is volgens hem debet aan deze houding. De voorzitter pleit voor een goede zorg van het kalf en het voorkomen van slachten van jonge gezonde kalveren.
Tot zover Nieuwsgrazer.

Kalveren van melkkoeien worden verwekt en geboren om de melkgift van de moederkoe op te wekken. Nadat een kalf is geboren heeft de melkveehouder drie bestemmingen voor het dier:
1. Op te groeien als vervanger van haar moeder tot melkproducent
2. Op te groeien als mestkalf om geslacht te worden wanneer het is uitgegroeid
3. Direct naar de slacht te worden afgevoerd

Kalveren die voor de slacht worden aangeboden zijn per definitie jonge gezonde kalveren. Overigens geldt het hetzelfde voor hun moeders. Ook die worden op relatief jonge leeftijd naar de slacht afgevoerd wanneer hun melkgift begint af te nemen.
Het leven van een mestkalf in een groep binnen in een stal met geen toegang tot een weide is een leven met weinig sjeu, hoe goed een boer ook zorgt voor eten, drinken en warmte.
Qua dierenwelzijn maakt het weinig uit of een kalf direct wordt geslacht of eerst nog een aantal maanden leeft in verveling terwijl het gemest wordt.
De verwijzing van Bleker naar Australië is mede hypocriet omdat Nederland massaal pas geboren kalveren importeert uit het buitenland om gemest te worden. De omstandigheden tijdens het langdurige vervoer leveren regelmatig problemen op.

Niet alleen de groei van de melkveebedrijven is debet aan de verontwaardiging bij het publiek, het is ook het onnatuurlijke leven van productiedieren in de intensieve (melk)veehouderij.

21 oktober 2015

Negatieve gevolgen van wildlife-toerisme

Waarom de klant niet altijd koning is: negatieve gevolgen van wildlife-toerisme

Den Haag, 21 oktober - Bijna 4 miljoen toeristen die toeristische attracties met wilde dieren bezoeken, dierentuinen niet meegerekend, dragen waarschijnlijk bij aan grootschalige misstanden op het gebied van dierenwelzijn De toeristen zijn zich meestal niet bewust van deze gevolgen. Dit zijn de conclusies van het eerste diepgravende onderzoek uitgevoerd door de universiteit van Oxford naar de effecten die het wildlife-toerisme wereldwijd heeft. Het onderzoek is op 21 oktober gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift PLOS ONE.

De onderzoekers brachten 48 soorten attracties met wilde dieren (bij duizenden afzonderlijke toeristische aanbiedingen) in kaart, variërend van slecht bezochte straatoptredens van slangenbezweerders, dansende beren en makaken tot grote, gevestigde attracties zoals dolfinaria en tijgershows, die jaarlijks duizenden bezoekers trekken. Vervolgens lichtten de onderzoekers 24 soorten toeristische attracties die bij elkaar door miljoenen toeristen per jaar bezocht worden, grondig door.

Ze kwamen tot de volgende conclusies.

- Achttien soorten attracties (waaronder tijgershows, ontmoetingen met leeuwen, dolfinaria, civetkoffieplantages en olifantenparken) hadden een negatief effect op het welzijn van 230.000 tot 550.000 individuele dieren.

- Bij veertien soorten, 120.000 tot 340.000 dieren, wordt de beschermingsstatus verlaagd werd als gevolg van de manier waarop de dieren uit het wild gehaald worden. Ter vergelijking: slechts zes soorten attracties, met 1.500 tot 13.000 dieren, hebben waarschijnlijk per saldo positieve effecten op het behoud van de diersoort en het dierenwelzijn, oordelen de onderzoekers. Het betrof hier in alle gevallen opvangplekken voor wilde dieren.

- Deze bevindingen tonen aan dat 2 tot 4 miljoen toeristen per jaar met hun bezoek financiële steun geven aan instellingen die een negatieve impact hebben op dierenwelzijn en/of het behoud van diersoorten.

Men zou verwachten dat de toerist een bittere nasmaak overhoudt aan zijn bezoek aan een van deze attracties. Tot op zekere hoogte was dat ook zo, ontdekten de onderzoekers. Het team bestudeerde de reacties die bezoekers van dierenattracties hadden achtergelaten op TripAdvisor. Het team ontdekte dat de attracties met slechtere omstandigheden voor dieren meer negatieve feedback kregen dan die met beter oog voor dierenwelzijn. Maar zelfs de attracties met de laagste score als het gaat om dierenwelzijn, kregen gemiddeld nog altijd in 80% van de gevallen een positieve reactie.

Hoofdonderzoeker Tom Moorhouse: “Mensen vertrouwen TripAdvisor. Als een attractie positieve recensies krijgt, worden meer mensen gestimuleerd daarheen te gaan. Het is dus een groot probleem dat slechtere omstandigheden voor dieren(welzijn) niet leiden tot minder toeristen; het betekent namelijk dat feedback van toeristen niet voldoende is om de dierenwelzijnstandaarden in attracties met wilde dieren te beïnvloeden.

David Macdonald, Oxford’s WildCRU Director, zegt: “Het is triest dat toeristen die gelokt worden met een ongetwijfeld goedbedoelde interesse in dieren, vaak onbedoeld dit soort attracties steunen. Daarmee houden ze niet alleen wilde dieren in die slechte omstandigheden, maar brengen ze ook het behoud van de diersoort in gevaar”. Hij voegt daar aan toe: “Die dubbele pech kan tegengegaan worden door strengere regelgeving, betere handhaving en door je aan onze vuistregel te houden: vermijd elke attractie met wilde dieren die op TripAdvisor lager dan 80% scoort”.

Tom Moorhouse legt uit dat het welzijn van wilde dieren bij toeristische attracties die op TripAdvisor lager dan 80% scoren, waarschijnlijk zeer slecht is. Over het algemeen moeten toeristen die verantwoord willen reizen goed letten op deze negatieve recensies. Neil D’Cruze, hoofd Onderzoek bij World Animal Protection, voegt daaraan toe: “Sommige attracties die de meeste reden tot zorg zijn, zoals olifantenritten, krijgen overweldigende, positieve recensies van toeristen. TripAdvisor heeft dus een geweldige kans om haar dienstverlening aan bezoekers van haar site te verbeteren door in de evaluatie een score op te nemen voor dierenwelzijn en behoud van de diersoort”.

16 september 2015

Banken frustreren kansen diervriendelijke kippenhouderij

Journalist Jarl van der Ploeg meldt in de Volkskrant op 14 september het volgende.
Nederlandse banken hebben tientallen miljoenen euro's uitgeleend aan een van de grootste kippenboerderijen ter wereld, in Oekraïne. Het goedkopere vlees dat hier op de markt is een rechtstreekse concurrent van vlees van de Nederlandse boeren, die zich aan veel meer regels moeten houden.
Het Oekraïense Myronivsky Hliboproduct (MHP) is in handen van Yuriy Kosiuk, een van de rijkste mannen van Oekraïne. Op 380 duizend hectaren land ten zuidwesten van Kiev produceert MHP eigen kippenvoedsel en worden jaarlijks 332 miljoen kippen geslacht, ingevroren, verpakt en uiteindelijk geëxporteerd. Ter vergelijking: in Nederland worden jaarlijks 465 miljoen kippen geslacht.

Rabobank en ING hebben miljoenen euro's geïnvesteerd in de kippenfabriek. Rabobank maakt in de periode 2008-2018 127,1 miljoen euro over aan MHP, ING investeert 42,8 miljoen.

De banden tussen MHP en Nederland zijn stevig. Nederland is een van de belangrijkste afnemers: vorig jaar werd ruim 12 duizend ton kippenvlees geïmporteerd vanuit Oekraïne - hoofdzakelijk van MHP. Nederlandse bedrijven leverden techniek voor bijvoorbeeld de Oekraïense slachterijen.
Tot zover de Volkskrant.

Voor de goede verstaander: Nederland is vooral een doorvoerland voor kippenvlees. Agropolitici gebruiken de exportcijfers van deze verwerkingsindustrie graag om de omvang van de productie van de sector groter te doen lijken.
In eigen land worden veel meer kippen gehouden dan worden geconsumeerd. Daarbovenop importeert Nederland kippenvlees met als doel deze te exporteren na verwerking. Men noemt dat valorisatie: het toevoegen van waarde van een product ongeacht waar het vandaan komt of naar toegaat. Het gaat in de verwerkende industrie vooral om de export.
De banken die zowel investeren in binnen- als in buitenlandse kippenhouders snijden zich een beetje in eigen vlees, wanneer Nederlandse kippenhouders door de buitenlandse concurrentie failliet dreigen te gaan en zo hun schulden bij de bank niet kunnen betalen. Het is ook hypocriet en in tegenspraak met het eigen beleid.
Maar de kans dat boeren met schulden aan de bank failliet gaan, wordt weer verkleind door de EU die –met geld van de belastingbetaler- de sector met financiële hulp ondersteunt zonder daarvoor een wederdienst te vragen. Alzo worden de risico’s voor de banken gespreid door internationale investering en verkleind door de belastingbetaler. Lachende derde is de Nederlandse kippenvleesverwerkende industrie die uit binnen- en buitenland goedkope grondstoffen krijgt.
Verliezer is de kip, omdat de banken dieronvriendelijke kippenhouderij in het buitenland in het zadel helpen, kunnen Nederlandse kippenhouders die willen investeren in diervriendelijker systemen dit nauwelijks bekostigen.

Voor de goedwillende, diervriendelijke consument zijn er een aantal mogelijkheden om deze situatie helpen aan te pakken:
• Van bank te wisselen wanneer je bankiert bij de ING of RABObank.
• Een diervriendelijke(r) partij stemmen bij verkiezingen.
• Geen kippenvlees meer eten.
• Deel uw mening met anderen.

Klik hier wanneer je meer wilt weten over wat je als individu voor dieren kunt doen.

Oorzaak: hypocrisie en onverschilligheid.
Gevolg: dierenleed, milieuvervuiling.
Verband: demagogie, overproductie.

15 augustus 2015

Het ontbreken van toegevoegde waarde van bio-industrie

Arjan Wisman van het Landbouw Economisch Instituut (LEI) zette in opdracht van Wakker Dier de economische resultaten van vleesvarkens en vleeskuikens over 1980-2013 op een rij. De redactie van De Nieuwe Oogst vatte zijn aanbevelingen als volgt samen:
“Vleesvarkens- en pluimveehouders verdienen steeds minder per kilo vlees. Ze moeten dus meer produceren voor een voldoende inkomen. Meer productie kan door meer dieren te houden per arbeidskracht en/of een hogere productiviteit van het dier”.

Een hoger productiviteit van het dier zou bij een koe betekenen “nog meer uitmelken”. Bij een varken of een kip betekent het nog minder energie steken in welzijn van het dier, automatiseren, de kostprijs verlagen of de groeisnelheid vergroten.

Het is de verantwoordelijkheid van de samenleving om de grenzen te bepalen in hoeverre dieren onderwerp van economische uitbuiting mogen zijn.
De Nederlandse bio-industrie voegt niets noemenswaardigs toe aan de Nederlandse welvaart.

Bio-industrie heeft vrijwel alleen nadelen, geen toekomst in ons land en in het buitenland kunnen ze het goedkoper.

Waarom stoppen we er dan niet mee?

29 juli 2015

Gewetensvraag aan mensen die dieren consumeren

Wat zou een boer doen die meer geld krijgt voor zijn melk? Zou hij investeren in verbetering van de leefomstandigheden voor zijn koeien of zou hij investeren in uitbreiding van het aantal dieren dat hij kan houden?

Wat zou een varkenshouder doen die meer geld krijgt voor zijn vlees? Zou hij investeren in verbetering van de leefomstandigheden voor zijn varkens of zou hij investeren in uitbreiding van het aantal dieren dat hij kan houden?

Wat zou een kippenhouder doen die meer geld krijgt voor zijn eieren of vleeskippen? Zou hij investeren in verbetering van de leefomstandigheden voor zijn kippen of zou hij investeren in uitbreiding van het aantal dieren dat hij kan houden?

Is schaalvergroting heilzaam voor mens, dier en milieu?

Op dit blog overwegingen bij de antwoorden die vaak worden gegeven. Zie ook de drogredenen.

26 juli 2015

Race to the bottom in de melkveehouderij

Door de schaalvergroting in de melkveehouderij verdwijnen er steeds meer bedrijven. De groten slokken de kleintjes op. De concentratie in megabedrijven is gemakkelijk voor de verwerkende industrie. Een melkauto hoeft minder adressen te bezoeken om met een volle tank op de fabriek te komen en de voederfabrikant kan meer op minder adressen afleveren. De verwerkende industrie koopt bij de boer de grondstoffen zo goedkoop mogelijk in en probeert bij de afnemer zoveel mogelijk de suggestie te wekken dat er zoveel waarde aan is toegevoegd dat het een grote marge rechtvaardigt.

Voor de koeien is er niet direct een bedreiging in een megastal. Niet meer in de wei kunnen is een achteruitgang in dierenwelzijn, maar een koe die kan kiezen, kiest soms ook voor de stal. Vanwege de temperatuur, regen, wind of het voedsel.
Een melkrobot is geen directe aantasting van dierenwelzijn. Het geeft de boer en de koe vrijheid. Het is pech voor de koe die niet goed past in het concept, bijvoorbeeld omdat de vierde speen onderontwikkeld is. Die gaat naar de slacht. Of de maximale productie wordt minder en dat is al relatief op jonge leeftijd.

De schaalvergroting, het opheffen van het melkquotum, de overproductie voor de export en de vrije markt zorgt ervoor dat boeren binnen de landsgrenzen en over de landsgrenzen elkaars concurrenten worden.
De boer die de laagste kostprijs weet te combineren met het juiste tempo van investeren overleeft het langst. Dit proces gaat ten koste van diversiteit in de weide, de kwaliteit van leven voor de koe en de vrijwel onzichtbare gevolgen voor de onoplettende belastingbetaler die de nadelen betaalt. Een biologische boer is meer verantwoord bezig, krijgt meer voor zijn melk per liter, maar gemiddeld is zijn inkomen lager. Zijn bestaan zorgt ervoor dat het beeld van een alleen maar op geld beluste boer niet eenduidig is. Gezond voedsel bestaat niet, er is alleen verschil in meer of minder gezonde levensstijlen. Minder kunstmest en “gewasbeschermingsmiddelen” voorkomt milieuschade, maar levert minder kilo’s.

Het is de PR-machine die de duur en de loop van de race-to-the-bottom bepaalt. De consument is zich nauwelijks bewust van de balans in voor- en nadelen die goedkope zuivel als voedselbron biedt. De inhoud van het consumentenbewustzijn over de achtergrond van het voedsel wordt mede bepaald door oude mythes, onverschilligheid en halve waarheden. Het is niet zo moeilijk voor alle betrokken marktpartijen om naar een ander te wijzen als reden voor het niet veranderen van het nadelige gedrag.

De ontwikkelingen in de melkveehouderij kunnen geschetst worden als uitholling over de hele linie. Wie de ontstane ruimte in de voedselvoorziening invult, is degene die meer toegevoegde waarde weet te leveren in combinatie met een goed verhaal, smaak en een lage prijs. Is dat het veganisme? Voor velen ongetwijfeld. Velen zullen ook genoegen nemen met een combinatie van dierlijk voedsel en lookalikes op plantaardige basis.

De noodzaak en neiging om dieren in eten te stoppen verdwijnt langzaam. Dat is een bevrijdend proces waarvan de aard en tempo van de verandering weinig mensen bevredigt.


Klik hier om meer te lezen over het (afschaffen van het) melkquotum.

02 juli 2015

Banken trekken zich dierenwelzijn te weinig aan

Banken trekken zich in hun financieringsbeleid nog steeds weinig aan van dierenwelzijn. Dat blijkt uit een update van de Eerlijke Bankwijzer, een initiatief van onder meer Oxfam, Dierenbescherming, Milieudefensie en FNV Mondiaal. Van de tien onderzochte financiële instellingen scoren ABN Amro, Aegon, Delta Lloyd, ING en Rabobank een ruime onvoldoende.

Leeswijzer


Thema's of steekwoorden vindt u via de labels onderaan de pagina of op Animal Freedom.
Klik hier voor de laatste bijdragen op dit blog
.
Klik hier voor het beleid om uw privacy te beschermen.
Kijk op ook Facebook voor onze reactie op de actualiteit.

Waarom dit blog?

De Nederlandse veehouderij is vooral gericht op zoveel mogelijk voor de export te produceren onder het motto “meer, meer, meer en groot, groter, grootst”. Dit heeft negatieve gevolgen voor zowel de dierenwelzijn, biodiversiteit, het milieu, het klimaat, de portemonnee en de gezondheid van burgers en ook voor welwillende boeren.
Dit blog verzamelt kritische artikelen die de wurggreep beschrijven waarin de veehouderij zichzelf heeft vastgezet. Zo willen we niet alleen een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de kwaliteit van het leven voor alle belanghebbenden, maar ook aan een schone, gezonde omgeving en een beter dierenwelzijn.

Ook de argumentatie dat dieren grondrechten hebben kan beter en meer aansluiten op hoe mensen voor zichzelf vinden dat recht moet gelden. Alle dier(soort)en kunnen in hun recht op vrijheid als (intrinsiek) evenwaardig aan mensen beschouwd worden. Dierenrechten zijn mensenrechten, die mensen de kans geeft om voor dieren op te komen.
Dieren, bijv. in de intensieve veehouderij, worden behandeld als een object in plaats van een subject met gevoelens en rechten.

De snelheid en het aantal dier(soort)en dat we voortdurend gebruiken is immens. De bijdrage aan onze welvaart en economie van de agrosector is gering. De oplossing is simpel en van niemand anders dan van ons zelf afhankelijk.

Dierenrechten in woord en beeld

Vrijheid is ook een intrinsiek grondrecht voor dieren. Dieren zijn geen dingen Dierenrechten zijn mensenrechten. Mensen moeten voor dieren kunnen opkomen wanneer hun grondrecht wordt geschonden.
logo van Animal Freedom yin en yang
Lees hier over de redenen waarom dieren recht op vrijheid hebben. Lees hier waarin mens en dier evenwaardig zijn.