Mens en dier zijn (intrinsiek) evenwaardig in hun recht op vrijheid

Alle levende wezens zijn verschillend maar evenwaardig in het recht op vrijheid op een natuurlijk leven.
Een dier is (net als een mens) geen ding of een object.
Mensen moeten kunnen ingrijpen wanneer mensen dieren misbruiken of onrecht aandoen.

20 april 2007

Voorstel omvorming bio-industrie

Milieudefensie schrijft in een persbericht:
Op 19 april heeft de commissie Verzoekschriften en Burgerinitiatieven groen licht gegeven voor de behandeling van het burgerinitiatief 'Stop fout vlees' door de Tweede Kamer. Het initiatief van Milieudefensie en haar jongerenorganisatie Jongeren Milieu Actief (JMA) wordt gesteund door 106.975 Nederlanders. Het is voor het eerst in de parlementaire geschiedenis dat een voorstel vanuit de samenleving direct op de politieke agenda wordt gezet.
Milieudefensie en JMA willen met het burgerinitiatief bereiken dat de Tweede Kamer kiest voor een veehouderij zonder dierenleed, zonder milieuvervuiling en zonder import van veevoersoja die ten koste gaat van het Amazonewoud. De inzet van het burgerinitiatief is door Milieudefensie en JMA uitgewerkt in de notitie 'Boeren met toekomst'. Uitgangspunt is een omschakeling naar een duurzame veehouderij. Boeren ontvangen dan toeslagen voor milieukwaliteit en dierenwelzijn. Tegelijkertijd wordt een milieuheffing van 85 cent per kilo vlees ingevoerd. Door dit plan kan het aantal varkens en kippen met 50% afnemen, zonder dat dit ten koste gaat van het aantal boerenbedrijven. En de productie wordt wel dier- en milieuvriendelijk.
Plannen voor verbetering van de veehouderij worden volgens onderzoek van NIPO gesteund door 75% van de Nederlanders. De agrarische belangenorganisaties beschouwen de voorstellen als 'onhaalbaar' en 'slecht voor de boeren'. De argumenten hierbij berusten echter op misverstanden, stelt Milieudefensie. Zo wordt beweerd dat de milieuheffing onhaalbaar is vanwege handelsregels van de wereldhandelsorganisatie WTO en de Europese Unie. Zowel het Landbouw Economisch Instituut (LEI) als het ministerie van LNV geven volgens de milieuorganisatie aan dat de voorgestelde heffing wél mogelijk is binnen de regels van EU en WTO.
Tot zover het persbericht.
Milieudefensie heeft onderzoeker Cees van Bruchem van het LEI de opdracht gegeven om de mogelijkheden te onderzoeken om te komen tot kleinere en meer extensieve veehouderij.
Welke conclusies trekt het LEI uit de beschouwingen en welke beleidsmogelijkheden zijn het meest kansrijk om het doel te bereiken? Het LEI schrijft in haar rapport:
A. Internationaal
  • Het is van belang dat getracht wordt in het internationale overleg de duurzaamheidseisen op een zo hoog mogelijk niveau te krijgen. Voor milieueisen ligt dit wellicht wat minder moeilijk dan voor eisen ten aanzien van dierenwelzijn. Er dient een vorm van integratie te komen tussen handelsoverleg en duurzaamheidsoverleg op internationaal niveau. In dat kader zouden ook afspraken gemaakt moeten worden over duurzaamheidsheffingen, zodat externe kosten geïnternaliseerd kunnen worden in de prijzen.
  • Voor zover dit onvoldoende lukt, kan overwogen worden landen of blokken de mogelijkheid te geven om de invoer van producten die niet aan de interne regels voldoen, te beperken, bijvoorbeeld door een niet-duurzaamheidsheffing. Deze heffing mag niet hoger zijn dan het door de extra eisen veroorzaakte verschil in kostprijs. Dit vraagt om aanpassing van de WTO-regels en dat geeft tegelijk aan dat het in ieder geval een zaak van lange adem zal zijn.
  • Een alternatief, dat internationaal wellicht iets minder moeilijk ligt, is dat een land dat hoge eisen stelt aan de manier van produceren, bijvoorbeeld op het gebied van dierenwelzijn, de eigen producenten daarvoor mag compenseren. Deze laatste optie sluit aan bij de verschuivingen die zich de afgelopen 10-15 jaar voordoen in het beleid ten aanzien van de agrarische sector: van grensbescherming en prijsondersteuning naar directe betalingen.
B. EU-niveau
  • Heffingen aan de EU-grenzen voor producten die niet voldoen aan de eisen die de EU stelt aan haar eigen producenten, vormen een mogelijkheid, maar liggen moeilijk in WTO-verband. Voor eisen op het gebied van milieu wellicht iets minder moeilijk dan voor eisen ten aanzien van dierenwelzijn.
  • Een heffing op eiwithoudende producten, los van de manier van produceren, met de bedoeling om de productie van veevoedergrondstoffen binnen de EU te beschermen, ligt in WTO-verband moeilijk en vergt in ieder geval nieuwe onderhandelingen. Daarnaast bestaan over dit onderwerp bilaterale afspraken tussen EU en VS, waarover opnieuw onderhandeld zou moeten worden.
  • Compenserende betalingen lijken, mits aan een aantal voorwaarden is voldaan, in WTO-verband minder op bezwaren te zullen stuiten dan maatregelen aan de grens, al zullen ook compenserende betalingen zeker het nodige overleg vergen. Binnen de EU wordt dierenwelzijn aangemerkt als een van de doelstellingen van het plattelandsbeleid. In dat kader verdient het aanbeveling om naast compensaties voor wettelijke eisen, ook premies mogelijk te maken voor bovenwettelijke prestaties op het gebied van milieu en dierenwelzijn. Bij dat laatste kan een koppeling plaatsvinden aan een dierenwelzijnsindex. Het moet mogelijk worden om compenserende toeslagen en premies te verstrekken voor veehouderijsectoren die niet grondgebonden zijn, zoals varkens en kippen.
  • Vanzelfsprekend moeten bovenbedoelde toeslagen en premies gekoppeld worden aan de gebruikelijke cross-compliance eisen. Daarbij kan overwogen worden om deze eisen te ‘externaliseren’, in die zin dat ook op het bedrijf gebruikte productiemiddelen aan eisen van duurzaamheid moeten voldoen. Gedacht kan worden aan het gebruik van gecertificeerd veevoer.
  • Het lijkt wenselijk en redelijk voor de hierboven bedoelde toeslagen en premies extra middelen uit te trekken, anders moet de ene agrariër inleveren voor de andere en kunnen contraproductieve gevolgen optreden doordat de grondgebonden sectoren onder druk komen.
C. Nationaal
  • Voor internaliseren van externe kosten zijn niet veel mogelijkheden omdat de Nederlandse markt niet afgeschermd kan worden van de andere EU-landen. Daarnaast kunnen vraagtekens worden gezet bij de effectiviteit van zulke beleidsinstrumenten met het oog op de gewenste eindsituatie. Zo heeft een heffing op kunstmest weinig effect op de niet-grondgebonden veehouderij, behalve dat het veevoer duurder wordt, en zal de grondgebonden veehouderij toch ophouden met het gebruik van kunstmest omdat ze biologisch gaat produceren. Voor een heffing op bestrijdingsmiddelen geldt iets dergelijks. Bovendien bestaat bij de laatste het risico van ontduiking door aankoop in buurlanden.
  • Maatregelen om de consument te stimuleren tot een meer verantwoord koopgedrag zijn op zichzelf waardevol. Financiële prikkels (premies etc.) kunnen hierbij een rol spelen. Het is echter niet waarschijnlijk dat langs die weg de complete omschakeling zoals beoogd gerealiseerd kan worden. Hetzelfde geldt voor tussenvormen zoals ‘adopteer een kip’ en dergelijke. De overheid zou dergelijke initiatieven fiscaal kunnen bevorderen.
  • Voor nationale maatregelen gericht op de extra exploitatiekosten van de ‘nieuwe veehouderij’ geldt min of meer hetzelfde als wat hierboven voor de EU is gezegd. Aparte betalingen voor prestaties op het gebied van milieu- en dierenwelzijn zijn waarschijnlijk effectiever dan andere routes. Voor een deel kunnen deze via de EU lopen. Daarnaast zouden nationale ‘opcenten’ mogelijk moeten zijn voor landen die (nog) hogere eisen stellen dan in de EU het geval is. De hoogte van zulke extra nationale premies moet dan wel gekoppeld zijn aan bedoelde prestaties en niet hoger zijn dan nodig is om de extra kosten vanwege de bijzondere eisen te dekken.
  • Het beoogde scenario van Milieudefensie leidt niet alleen tot extra kosten vanwege milieu- en welzijnseisen, maar ook vanwege de gewenste kleinschalige structuur. Daarvoor zal het lastig worden om in EU-verband ruimte te krijgen voor compenserende toeslagen. Wat wel kan en niet op overwegende bezwaren stuit van de EU of de WTO, is het stimuleren van kostprijsverlagende maatregelen in de semibiologische veehouderij zoals beoogd door Milieudefensie. Aan efficiencyverbetering in de gangbare veehouderij is de afgelopen decennia veel aandacht besteed, maar alternatieve, meer extensieve systemen zijn wat dat betreft stiefmoederlijk behandeld. Dus daar zal waarschijnlijk ‘een wereld zijn te winnen’. De overheid zou proefprojecten op dit gebied kunnen subsidiëren. Naarmate het verschil in kostprijs tussen de gangbare veehouderij in omliggende landen en de voor Nederland beoogde semi-biologische veehouderij kleiner wordt, hoeven consument en/of belastingbetaler minder ‘bij te betalen’.
  • Behalve ondersteuning bij de exploitatie, is ook steun nodig bij de omschakeling naar de nieuwe veehouderijsystemen. Dat is vooral een kwestie van investeringen faciliteren. Dat kan door fiscale maatregelen (duurzame investeringsaftrek etc.), al werken die meestal alleen wanneer er redelijke inkomens worden behaald. Men kan ook denken aan directe investeringspremies voor dit doel. Ook kan gedacht worden aan goedkope leningen, bijvoorbeeld door het verstrekken van leningen voor dit te doel te beschouwen als een vorm van ‘duurzaam beleggen’.
Tot zover het LEI.
Wie deze aanbevelingen overziet, kan niet anders dan concluderen dat van Bruchem allerlei dure beren ziet op de lange weg naar duurzaamheid en een meer extensievere veehouderij. Al deze beren zijn in internationale dienst van de vleesverwerkende sector. De voorgestelde maatregelen kosten jarenlang internationaal overleg en de kans dat men er op afzienbare termijn uitkomt is klein.
Het probleem is dat de Nederlandse intensieve veehouderij grip wil houden op de afzet op de buitenlandse markt. Van elke 3 landbouwhuisdieren in ons land worden er 2 in het buitenland afgezet in totaal jaarlijks zo’n slordige 300 miljoen dieren. Wanneer de politiek openlijk bereid zou zijn om de sector op dit punt in te perken in ruil voor internationale steun voor het afschermen van de binnenlandse markt dan zijn internationale afspraken snel gemaakt. Nederland geen export van vlees en zuivel meer in ruil voor een stop op de import van vlees en zuivel uit het buitenland.
De overheid hoeft dan alleen nog maar beleid te maken dat de veestapel verkleint en die regionale afzet van ecologisch verantwoorde veehouderij ondersteunt. De financiering van de ondersteuning van en eventueel omvormen naar een ecologische verantwoorde veehouderij kan men doen op basis van het geld dat wordt bespaard aan het opruimen van milieuvervuiling en het niet meer uitgeven van oneigenlijke exportsubsidies aan de sector.
Gaat dit voorstel het halen? Het antwoord hangt af of de politiek bereid is om het beleid van pappen en nathouden te stoppen en haar zorgplicht die zij voor dieren heeft integraal [voor (landbouw)huisdieren, proefdieren en wilde dieren] nu eindelijk serieus te gaan nemen.

Leeswijzer


Thema's of steekwoorden vindt u via de labels onderaan de pagina of op Animal Freedom.
Klik hier voor de laatste bijdragen op dit blog
.
Klik hier voor het beleid om uw privacy te beschermen.
Kijk op ook Facebook voor onze reactie op de actualiteit.

Waarom dit blog?

De Nederlandse veehouderij is vooral gericht op zoveel mogelijk voor de export te produceren onder het motto “meer, meer, meer en groot, groter, grootst”. Dit heeft negatieve gevolgen voor zowel de dierenwelzijn, biodiversiteit, het milieu, het klimaat, de portemonnee en de gezondheid van burgers en ook voor welwillende boeren.
Dit blog verzamelt kritische artikelen die de wurggreep beschrijven waarin de veehouderij zichzelf heeft vastgezet. Zo willen we niet alleen een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de kwaliteit van het leven voor alle belanghebbenden, maar ook aan een schone, gezonde omgeving en een beter dierenwelzijn.

Ook de argumentatie dat dieren grondrechten hebben kan beter en meer aansluiten op hoe mensen voor zichzelf vinden dat recht moet gelden. Alle dier(soort)en kunnen in hun recht op vrijheid als (intrinsiek) evenwaardig aan mensen beschouwd worden. Dierenrechten zijn mensenrechten, die mensen de kans geeft om voor dieren op te komen.
Dieren, bijv. in de intensieve veehouderij, worden behandeld als een object in plaats van een subject met gevoelens en rechten.

De snelheid en het aantal dier(soort)en dat we voortdurend gebruiken is immens. De bijdrage aan onze welvaart en economie van de agrosector is gering. De oplossing is simpel en van niemand anders dan van ons zelf afhankelijk.

Dierenrechten in woord en beeld

Vrijheid is ook een intrinsiek grondrecht voor dieren. Dieren zijn geen dingen Dierenrechten zijn mensenrechten. Mensen moeten voor dieren kunnen opkomen wanneer hun grondrecht wordt geschonden.
logo van Animal Freedom yin en yang
Lees hier over de redenen waarom dieren recht op vrijheid hebben. Lees hier waarin mens en dier evenwaardig zijn.