Van principe naar bord
Wanneer mensengroepen met elkaar in conflict zijn, roepen we om wederzijds respect, om evenwaardigheid, om het recht om met rust gelaten te worden. We erkennen dat deze principes gelden ongeacht wie sterker is, wie de meerderheid vormt, of wie als eerste ergens was. Dit essay onderzoekt niet wat er mis is met het eten van dieren, maar wat er consistent is in een principe dat we al kennen en wat er gebeurt als we dat principe werkelijk serieus nemen.
Het basisprincipe van wederkerigheid
Mensen respecteren elkaars recht op vrijheid op basis van evenwaardigheid. We laten elkaar met rust en leven naast elkaar zonder dat de een de ander zijn levensstijl oplegt. Dit principe functioneert niet op basis van wederkerigheid in strikte zin, we respecteren de vrijheid van anderen niet omdat zij die van ons respecteren, maar omdat we erkennen dat ieder mens een eigen perspectief heeft, eigen voorkeuren, een eigen leven dat waardevol is voor die persoon zelf.
Waarom zou dit principe ophouden bij de grens van onze eigen soort? Net zoals mensen elkaars autonomie en leefruimte respecteren zonder daar een tegenprestatie voor te verwachten, kunnen we ook de autonomie en leefruimte van dieren respecteren, niet vanwege wat ze ons teruggeven, maar vanwege hun eigen recht om ongestoord te bestaan.Dit is geen sentimenteel argument, maar een logische uitbreiding van een principe dat we al toepassen. De vraag is niet of dieren "genoeg op ons lijken" om dit recht te verdienen, maar of er een goede reden is om hen uit te sluiten van een principe dat draait om het respecteren van autonomie en het vermijden van onnodig lijden.
Drie implicaties voor onze houding naar dieren
Dit basisprincipe heeft enkele belangrijke consequenties die we helder moeten formuleren.
Ten eerste: evenwaardigheid, niet gelijkheid
Dieren hoeven niet dezelfde capaciteiten te hebben als mensen om dit recht te hebben. Net zoals niet alle mensen dezelfde vermogens hebben -denk aan baby's, mensen met ernstige cognitieve beperkingen, of mensen in coma- maar wel evenwaardig zijn in hun recht op een ongestoord leven. Het gaat niet om wat je kunt, maar om het feit dat je een eigen perspectief hebt, dat je pijn kunt voelen, dat je voorkeuren hebt, dat je leven voor jou zelf betekenis heeft.
Ten tweede: autonomie betekent leven volgens eigen aard
Voor mensen betekent dat: vrij zijn om je eigen keuzes te maken, je eigen leven vorm te geven. Voor dieren betekent het: kunnen leven in je natuurlijk leefgebied, volgens je soortspecifieke behoeften en gedragspatronen. Een koe wil grazen, een varken wroeten, een kip scharrelen en stofbaden. Deze behoeften zijn niet minder wezenlijk dan menselijke behoeften, ze zijn gewoon anders.
Ten derde: de omkering van de bewijslast
In onze huidige samenleving is het vanzelfsprekend dat dieren "wijken voor vooruitgang", dat hun leefgebied wordt verkleind voor menselijke activiteiten. Maar als we het principe van evenwaardigheid serieus nemen, ligt de bewijslast bij degene die wil ingrijpen. Wanneer menselijke activiteiten het leefgebied van dieren verkleinen of verstoren, moet dit worden getoetst en gerechtvaardigd. Bij infrastructuur kunnen we faunapassages aanleggen. Elk afgesloten leefgebied zou verbonden moeten worden met andere leefgebieden als het voortbestaan van een soort wordt bedreigd. We mogen ons leefgebied beschermen tegen acute bedreigingen, maar niet preventief of voor eigen gewin het leefgebied van dieren binnendringen.
De Gouden Regel als toetssteen
Het principe van wederzijds respect voor autonomie vinden we ook terug in de Gouden Regel: wat wij mensen niet willen dat anderen ons aandoen, zouden wij ook anderen niet moeten aandoen. Deze regel past traditioneel alleen op mensen onderling, maar als we het principe van evenwaardigheid serieus nemen, waarom dan die grens trekken bij onze eigen soort?
Wat willen wij mensen niet? We willen niet opgesloten worden in een ruimte waar we niet vrijwillig zijn. We willen niet gedood worden voor het gemak of genot van een ander. We willen niet dat onze kinderen ons worden afgenomen. We willen niet leven in omstandigheden die onze natuurlijke behoeften systematisch frustreren.
En toch doen we dit systematisch met dieren, precies de handelingen waar we zelf het meest van zouden gruwen. We fokken ze in gevangenschap, sluiten ze op in stallen, nemen kalveren bij koeien weg, legkippen bij hun kuikens, biggen bij zeugen. We doden ze op jonge leeftijd, lang voordat ze hun natuurlijke levensduur zouden bereiken.
Hiermee wordt de inconsistentie zichtbaar: we erkennen deze principes van evenwaardigheid bij onszelf, maar maken een arbitraire uitzondering voor andere wezens die evenzeer kunnen lijden en een belang hebben bij hun eigen leven. We kunnen niet tegelijk zeggen "alle wezens met een eigen perspectief verdienen respect voor hun autonomie" en vervolgens miljoenen van die wezens opsluiten en doden voor onze consumptie.
Van principe naar bord
Dit is geen abstract filosofisch vraagstuk, het begint bij elke maaltijd die we nuttigen. Wanneer we vlees, zuivel of eieren kopen, financieren we een systeem waarin dieren worden opgesloten in ruimtes waar ze niet vrijwillig zijn, worden gedood voor ons gemak en genot, hun jongen worden afgenomen, en niet kunnen leven volgens hun eigen aard.
We kunnen niet tegelijk het principe van evenwaardigheid omarmen én driemaal daags dit principe schenden. De keuze voor een stuk vlees op je bord is niet neutraal, het is een actieve keuze om het principe van evenwaardigheid niet toe te passen op het wezen dat voor dat vlees moest sterven.
De Nederlandse situatie maakt dit nog pregnanter. Onze veehouderij produceert grotendeels voor export. We gebruiken Nederlands grondgebied -leefgebied dat van wilde dieren zou kunnen zijn- om dieren op te sluiten voor buitenlandse consumenten die deze ethische afweging zelf niet eens kunnen maken. We zijn tussenpersoon geworden in een handel die haaks staat op ons eigen principe van evenwaardigheid. We nemen dieren hun leefgebied af om daar andere dieren op te sluiten, en exporteren vervolgens het product van dat geweld.
De weg vooruit begint niet bij het wachten op politiek of grote systeemveranderingen. Die zijn belangrijk, maar ze volgen pas als genoeg individuen de stap zetten. De weg vooruit begint bij jezelf: niet met schuldgevoelens of zelfkastijding, maar met de eenvoudige erkenning dat je principes ook consequenties hebben. En die consequenties beginnen vandaag al op je boodschappenlijst.
Consistentie, geen veroordeling
Dit is geen moreel vingertje, geen oproep tot schuld of schaamte. Het is een uitnodiging tot consistentie: de principes die we zo vanzelfsprekend vinden in menselijke verhoudingen, ook toepassen waar ze evenzeer gelden. Tussen bevolkingsgroepen die met elkaar in conflict zijn, tussen sterkere en zwakkere partijen, tussen mens en dier: overal waar wezens een belang hebben bij hun eigen ongestoorde bestaan.
Het gaat niet om het aanpraten van gewetensproblemen of het shockeren met beelden van dierenleed. Het gaat om de vraag: wat betekent het als je een principe werkelijk serieus neemt? Als evenwaardigheid niet stopt bij mensen die op jou lijken, die jouw taal spreken, die tot jouw groep behoren, maar een fundamenteel uitgangspunt is in hoe je met alle wezens omgaat die een eigen perspectief hebben, die kunnen lijden, die belang hebben bij hun eigen leven?
Die vraag beantwoorden we niet in essays, maar in de keuzes die we maken. Dagelijks krijgen we de kans om die consequentie te trekken, om het principe van evenwaardigheid gestalte te geven op het meest concrete niveau: wat we wel en niet bereid zijn te eten.


