Wanneer je bijvoorbeeld de zwijnen op de Veluwe niet meer bejaagt, dan zul je af en toe dieren uit de bebouwde kom moeten verjagen of investeren in afrastering. Biotopen zouden met elkaar verbonden moeten worden in een Ecologische HoofdStructuur zodat de dieren bij voedselschaarste allereerst binnen de vrije natuur vrij kunnen bewegen.
Ook zul je mensen moeten instrueren hoe zij met onverwachte ontmoetingen moeten omgaan, ’s nachts minder snel moeten rijden op bepaalde wegen, geen wilde dieren moeten voeren zodat zij ten onrechte naar mensen toe gelokt worden.

In de provincie Groningen, in het Westerkwartier is men van plan om de muskusratten een tijd niet meer te bejagen. De verwachting is dat de populatie zich na verloop van tijd stabiliseert, maar het is logisch dat er eerst een groei optreedt. In het gebied zullen de boeren zich moeten realiseren dat er verzakkingen langs hun akkers kunnen optreden. Die verzakkingen geven een meer natuurlijk uiterlijk aan het land, maar het natuurlijk niet de bedoeling dat trekkers daardoor kantelen. Het mooiste is wanneer de boeren vrijwillig hun akkerranden onbebouwd laten. Het mes snijdt dan aan twee kanten: het landschap wordt mooier, maar “rommeliger” en de natuur kan haar werk doen. Dat is het zuiveren van het mede door de boeren vervuilde water (uitspoeling mest) en het bieden van een veilige biotoop voor zeldzame dieren (bijvoorbeeld jonge weidevogels).

Wanneer straks nog meer megastallen gebouwd gaan worden en ook koeien het hele jaar door op stal staan, is het land om de stallen heen alleen nog maar in gebruik om veevoer op te verbouwen en mest op uit te rijden. Het gevolg is strakke biljartlakens door de maaimachines en verpest bodemleven door de overvloedige mestinjectie.
Van een afstandje lijkt de aanslag op de ecologie niet zo zichtbaar. Het land lijkt als het ware opgeruimd, maar het is eigenlijk een (voor)teken van doodsheid.
De overheid zou er goed aan doen om de boeren te verplichten om de natuurlijkheid van hun landerijen van althans een deel van hun land in ere te herstellen.
Het is niet vanzelfsprekend dat de belastingbetaler voor deze kleine stap terug moet betalen. Zij betaalt nu al voor het opruimen van de vervuiling uit de sector.
Per slot van rekening heeft de Agrosector meer dan 50% van ons landoppervlak in gebruik. Dat is veel meer dan voor de eigen voedselbehoefte nodig is. Het extra landbeslag is puur gericht op de export, daar hoeft de Nederlandse consument niet aan bij te dragen.