Mens en dier zijn (intrinsiek) evenwaardig in hun recht op vrijheid

Alle levende wezens zijn verschillend maar evenwaardig in het recht op vrijheid op een natuurlijk leven.
Een dier is (net als een mens) geen ding of een object.
Mensen moeten kunnen ingrijpen wanneer mensen dieren misbruiken of onrecht aandoen.

Leeswijzer


Thema's of steekwoorden vindt u via de labels onderaan de pagina of op Animal Freedom.
Klik hier voor de laatste bijdragen op dit blog
.
Klik hier voor het beleid om uw privacy te beschermen.
Kijk op ook Facebook voor onze reactie op de actualiteit.
Posts tonen met het label export. Alle posts tonen
Posts tonen met het label export. Alle posts tonen

04 september 2024

De truc van de verdwenen stikstofcrisis

Stikstofbedrog: de veestapel en de verborgen rekening

Landbouwminister Brinkhorst werd al onder druk gezet
In de publieke en politieke discussie over het stikstofprobleem wordt vaak een truc gebruikt die je zou kunnen bestempelen als “afleiden van de kern”. De harde realiteit is dat de stikstofcrisis die Nederland ervaart, een symptoom is van een dieper liggend probleem: de grootschalige industriële veehouderij. Onze veestapel is buitenproportioneel groot, niet om in onze eigen voedselbehoefte te voorzien, maar voornamelijk om te voldoen aan de vraag van buitenlandse markten. Dit betekent dat Nederland de gevolgen van deze exportgerichte landbouw betaalt, terwijl er geen toegevoegde economische waarde is en de winst in andere zakken verdwijnt.

De misleidende retoriek van politici

Wanneer een landbouwminister doodleuk verkondigt dat er geen stikstofcrisis bestaat, is dat technisch gezien correct als je naar stikstof in zijn pure vorm kijkt. Stikstof op zichzelf is immers onschadelijk. Maar dit is een spel met woorden, bedoeld om de aandacht af te leiden van de stikstofverbindingen die wél schadelijk zijn. Stikstofoxiden (NOx) en ammoniak (NH₃), ontstaan uit landbouw- en veeteeltprocessen, vormen een serieuze bedreiging voor het milieu. Ze leiden bij overproductie tot verzuring van bodems, achteruitgang van biodiversiteit en vervuiling van lucht en water.

In plaats van deze kern van het probleem te benoemen, focussen sommige politici op een technische waarheid die irrelevant is in de context van de daadwerkelijke vervuiling. De kritiek vanuit de oppositie en de media blijft vaak steken bij een oppervlakkige discussie, terwijl de fundamentele kwestie – de omvang van de veestapel en de schadelijke impact daarvan – onvoldoende wordt belicht.

De veestapel als crisesmotor

De gevolgen van de enorme Nederlandse veestapel gaan veel verder dan enkel het stikstofprobleem. Door de intensieve veehouderij worden verschillende andere crises in gang gezet, die vaak buiten het blikveld van het grote publiek blijven. Die crisissen zijn verweven, wat het des te logischer en noodzakelijker maakt om de kern aan te pakken.

Biodiversiteitscrisis

De ammoniakuitstoot uit mest draagt bij aan de verzuring van natuurgebieden, wat de flora en fauna verzwakt en ernstig bedreigt. Deze achteruitgang in biodiversiteit is geen geïsoleerd probleem, maar heeft ook impact op de algehele gezondheid van ecosystemen en daarmee op lange termijn ook op de landbouw zelf.

Migratie- en arbeidscrisis

De slachthuizen die de vleesindustrie in stand houden, zijn berucht om hun slechte arbeidsomstandigheden. Deze zwaar onderbetaalde arbeid trekt veelal migranten aan, wat kan leiden tot sociale spanningen en mensenrechtenschendingen. Toch wordt deze menselijke prijs nauwelijks besproken in de stikstofdiscussie.

Watercrisis

De intensieve landbouw, gevoed door zowel kunstmest als mest afkomstig van de veehouderij, draagt bij aan de vervuiling van grond- en oppervlaktewater. Hierdoor ontstaat een schoonwatercrisis die niet alleen natuurgebieden aantast, maar ook de drinkwatervoorziening in gevaar brengt.

Bouwcrisis

Door de stikstofuitstoot zijn vergunningen voor bouwprojecten steeds moeilijker te verkrijgen, omdat deze uitstoot binnen de grenzen van de wet moet blijven. Dit remt de bouwsector, wat onder meer bijdraagt aan de woningnood in Nederland.

De verantwoordelijkheid bij de belastingbetaler

Wat het verhaal nog schrijnender maakt, is dat de vervuiling en de daaruit voortvloeiende milieuschade grotendeels worden afgewenteld op de belastingbetaler. De miljarden die nodig zijn om de gevolgen van deze vervuiling aan te pakken -zoals het herstellen van natuurgebieden, het saneren van vervuild water, en het compenseren van boeren bij vermindering van hun veestapel- komen uit de staatskas. Ironisch genoeg is het diezelfde belastingbetaler die vaak wordt misleid door politici die stellen dat er geen stikstofcrisis is, terwijl ze het grotere plaatje negeren.

De vlees- en zuivelindustrie blijft ondertussen winst maken, gedreven door de export, terwijl de Nederlandse burger de rekening betaalt voor de ecologische en maatschappelijke schade. Het is een model dat al decennia bestaat: de winst wordt geprivatiseerd, terwijl de lasten worden gesocialiseerd. Politici die de stikstofcrisis als niet-bestaand bestempelen, spelen bewust in op de verwarring en onwetendheid van het publiek. De kern van het probleem -de overmatige en schadelijke uitstoot als gevolg van een overvolle veestapel- blijft onderbelicht, met als gevolg dat er weinig politieke druk is om daadwerkelijk structurele veranderingen door te voeren.

Conclusie

De vraag die gesteld moet worden, is niet of er een stikstofcrisis bestaat, maar hoe lang we nog doorgaan met het subsidiëren van een destructief systeem ten koste van de belastingbetaler, het milieu en de samenleving. Door de kern van het probleem -de ongezonde afhankelijkheid van een te grote veestapel voor exportdoeleinden- te ontwijken, worden we niet alleen geconfronteerd met een stikstofcrisis, maar ook met tal van andere crises die met elkaar verweven zijn. Het is hoog tijd dat politici eerlijk zijn over de werkelijke oorzaak en dat we als samenleving keuzes maken die zowel de natuur als de belastingbetaler ontzien.

23 juni 2024

De schade van een te grote veestapel

Waarom een te grote veestapel schadelijk is

In dit artikel een opsomming van redenen waarom de Nederlandse burger zich uit eigenbelang zou moeten verdiepen in de gevolgen de intensieve veehouderij en welke argumenten politici en actievoerders voor dierenwelzijn en bescherming van het milieu paraat zouden moeten hebben wanneer ze geconfronteerd worden met demagogie en drogredeneringen door degenen die de agrosector verdedigen.
In Nederland worden in de intensieve veehouderij heel veel dieren gehouden om via export met hun vlees of zuivel op buitenlandse markten geld te verdienen. 70 tot 80 procent van de productie wordt geëxporteerd. De producenten, verwerkers en afnemers werken daarbij niet in elkaars belang, maar zijn vooral gericht op efficiëntie. De boeren hebben veel geïnvesteerd om snel en veel te produceren en bezuinigen op dierenwelzijn, ecologie en milieu. De verwerkers proberen aan de dierlijke grondstoffen wat waarde toe te voegen en verdienen veel aan de marges. De afnemers worden op het verkeerde been gezet over de nadelen van hun voedsel.

Er zijn veel mensen die dit een normale zaak vinden, waarschijnlijk omdat we als kind ingepeperd zijn met een soort trots op nationale productie ook al is het een ongezonde vorm van competitie. Het is een beetje logisch dat het veel moeite kost om te begrijpen dat een grote veestapel helemaal niet zo’n goede zaak is. Het draait om geld, maar het scheelt je als burger ook veel geld wanneer je je beseft dat een grote veestapel helemaal niet nodig is.
Sterker nog: iedere Nederlander zou zich er bewust van moeten zijn welke en hoeveel en welke schade wij en de dieren onder de intensieve veehouderij lijden in binnen- en buitenland.

Belangrijk is te realiseren dat die schade niet altijd in geld is uit te drukken. Bijvoorbeeld een groene weide, die zo monotoon groen is als een biljartlaken, is helemaal geen vorm van schoonheid, maar een gebrek aan biodiversiteit of erger nog een vorm van doodsheid. Die doodsheid is in het belang van de veehouder, want zo kan hij snel en zonder onnodig zeldzame dieren te doden het gras oogsten en mest uitrijden.
Wat een gevolg is van de overproductie van mest als gevolg van de te grote veestapel is de uitspoeling naar het oppervlaktewater. Nederland heeft op papier een goede kwaliteit drinkwater, maar moet daar veel moeite voor doen om dat niveau te handhaven. Het is ook een kwestie van definitie of wij goed drinkwater hebben want het is wel degelijk vervuild. Maar vrijwel elke ongewenste vervuiling kan in de praktijk gehouden worden onder maximaal toegelaten normen en zo kan het drinkwater de kwalificatie goed krijgen, terwijl het eigenlijk niet gezond is. Eerlijk is eerlijk, de vervuiling van het oppervlakte- en grondwater wordt niet alleen door veehouders veroorzaakt, maar wel overwegend.

De Nederlandse veehouderij wordt met (Europese) subsidie in de benen gehouden, terwijl de individuele boeren zichzelf het liefst zien als zelfstandig ondernemer. Maar een echte zelfstandige ondernemer wordt alleen tijdelijk gesteund door de overheid wanneer hij kan aantonen dat zijn bedrijf in de afzienbare toekomst economisch zelfstandig en maatschappelijk en ecologisch verantwoord kan functioneren. Maar de rauwe werkelijkheid van de intensieve veehouderij en landbouw is dat het per saldo (na optellen en aftrek van de kosten en baten) niet bijdraagt aan de economie en ook nog eens de helft van het landoppervlak in gebruik heeft. Dat beslag op het landschap zou misschien nog te verdedigen zijn wanneer het gebruik daarvan een ecologische kwaliteit heeft, maar die wordt al tientallen jaren steeds minder en gaat samen met afnemende biodiversiteit. Er valt domweg steeds minder te beleven in de natuur op het platteland.

Ook ecosystemen in het buitenland hebben te lijden onder de bomenkap voor het verbouwen van veevoeder als sojaproducten dat door ons land wordt ingevoerd en doorgevoerd. De invoer en doorvoer van landbouwproducten verstoort de kwetsbare balans in buitenlandse markten, omdat locale boeren de markt worden uitgedrukt.

Het is de belastingbetaler die opdraait voor het opruimen van de vervuiling, veroorzaakt door de overproductie van mest. Die belasting wordt op diverse manieren geïnd: via waterschapsbelasting, de jaarlijkse belastingaangifte en via de ziektekostenverzekering. Vlees en zuivel vallen zo alsnog duur uit.

Er wordt door de agrosector vaak geklaagd over de vele regels die de EU in Brussel hen oplegt. Er is bijna niemand die doorvraagt of die klachten wel terecht zijn en die zich afvraagt waarom de EU zoveel regels heeft opgesteld. De reden is dat de individuele boeren in ons land zo vaak over de ecologische grenzen zijn gegaan dat de overheid wel moest ingrijpen. Helaas heeft de overheid te weinig aandacht besteed aan de handhaving van de regels en heeft te vaak verzuimd om de burgers uit te leggen waarom zij de regels hebben opgesteld. De veehouders zijn er gewend geraakt aangeraakt dat ze in de praktijk gewoon hun gang konden gaan op de manier dat ze zelf wilden zonder kans op boetes. Daarnaast hebben veel burgers om oneigenlijke redenen gedacht hun eigen ongenoegen over de onzekerheid van het bestaan te kunnen projecteren op de klachten van de veehouders. Het is een onterechte steunbetoging en solidariteit van de burgers om bij de verkiezingen hun stem te geven aan politici en lobbyisten die voortdurend proberen noodzakelijke maatregelen tot bescherming van natuur en milieu te boycotten, te vertragen en af te zwakken.

Er is nog veel meer leed dan de dood in het slachthuis

  • Het korte leven in afgesloten stallen.
  • Geen natuurlijk gedrag mogelijk.
  • Het lange transport naar de slachthuizen.

De bedrijfsvoering in de intensieve veehouderij is strak gepland. Een dier blijft niet korter of langer op het bedrijf dan economisch optimaal is. De verzorging is afgesteld op snelle groei en minimale kosten. Er is niet of nauwelijks aandacht voor het natuurlijke gedrag. Ook de verveling die dat oplevert is dierenleed.
De transport naar het slachthuis in binnen- en buitenland is voor de dieren stressvol omdat ze niets gewend zijn, terwijl een deel van de redelijk intelligente dieren ook het donkerbruine vermoeden heeft wat hun trieste lot is.

Samenvatting waarom de weg van de intensieve veehouderij doodloopt

  1. De intensieve veehouderij draagt per saldo niet bij aan de Nederlandse economie.
  2. Teruggang in biodiversiteit betekent teruggang in de kwaliteit van leven van mens en dier.
  3. Vervuiling van oppervlaktewater met meststoffen leidt tot verslechtering van de gezondheid van mens en dier.
  4. Jarenlange opstapeling van mest- en gifstoffen ondermijnt de levenskracht van een ecosysteem.
  5. Ook in het buitenland wordt schade berokkend aan ecosysteem en marktverhoudingen.
  6. Intensieve veehouderij kent meer dierenleed dan alleen het abrupte einde van het dierenleven in het slachthuis. Ook het leven in de stallen daarvoor en bij het transport ernaartoe is vol leed.

Op dit blog en op de website van Animal Freedom wordt onderbouwd hoe een en ander in detail in elkaar steekt.

14 juni 2024

Tussen winstbejag en maatschappelijke verantwoordelijkheid

De economische realiteit van de voedselproductie

In de hedendaagse landbouw tekent zich een complex speelveld af waar economische belangen en maatschappelijke verantwoordelijkheid steeds verder uit elkaar groeien. Centrale spelers in deze sector -de verwerkende industrie, boeren en overheid- blijken gevangen in een systeem dat primair wordt gedreven door financiële overwegingen.

Wie verdient het meest?

De verwerkende industrie en de handelaars lijken de werkelijke begunstigden in de agrarische waardeketen. Terwijl boeren zich beklagen over magere prijzen voor hun producten, presenteert de industrie zich als een onmisbare partner die zelfs de infrastructuur voor boeren verzorgt. Stallen worden ingericht, technologie wordt aangeleverd, en de boer wordt gereduceerd tot een manager van een gestandaardiseerd productieproces.

De Nederlandse bio-industrie wordt gedomineerd door een relatief klein aantal grote spelers die in hun sectoren – vleesverwerking, veevoer en distributie – een belangrijke rol spelen. Hier volgt een overzicht van enkele van de meest prominente namen.

Vleesverwerkers

Vion Food Group
Een van de grootste vleesverwerkers in Europa, gespecialiseerd in varkens- en rundvlees voor zowel de binnenlandse als internationale markt.
Plukon Food Group
Een belangrijke speler in de verwerking van pluimvee, maar ook actief in andere vleessoorten.
VanDrie Group
Bekend als specialist in de verwerking van vlees, met een sterke positie in de Nederlandse markt.

Veevoerimporteurs en –producenten

ForFarmers
Een van de grootste mengvoerproducenten, met een duidelijke focus op zowel groei in Nederland als in het buitenland.
Agrifirm
Een coöperatie die zich richt op diervoeding en ondersteuning biedt aan veehouders, met een groot marktaandeel in diverse sectoren.
De Heus
Een toonaangevend bedrijf in de diervoederindustrie dat internationaal uitbreidt, met name in de pluimvee- en varkenssector.
Nutreco
Een internationale speler die actief is op het gebied van diervoeding en ingrediënten, met een sterke Nederlandse basis.
Cargill
Hoewel een wereldspeler, is Cargill in Nederland actief in de handel in veevoergrondstoffen en ingrediënten.

Distributeurs en Groothandels

Naast de bovengenoemde bedrijven in verwerking en voerproductie, speelt een netwerk van distributeurs en groothandels een cruciale rol in de levering van producten aan zowel de detailhandel als de foodservice. Denk hierbij aan bedrijven als Zwanenberg Food Group, die als groothandel en verwerker een belangrijke schakel vormen in de keten.

Deze bedrijven zijn vaak betrokken bij fusies, overnames en internationale expansies, wat de dynamiek in de sector verder versterkt. Samen zorgen zij voor een geïntegreerde keten die zorgt voor een efficiënte productie, verwerking en distributie van vlees en diervoeders in Nederland en daarbuiten.

De kwantiteit versus kwaliteit-paradox

Akkerbouwers en veeboeren wordt niets in de weg gelegd om te kiezen voor maximale productie. Loonwerkers, gewasbeschermingsmiddelen en schaalvergroting worden ingezet om rendement te maximaliseren. Deze strategie heeft echter een keerzijde: dierenwelzijn wordt ondergeschikt gemaakt en milieu-impact wordt op de overheid en belastingbetaler afgewenteld.

Er is onnodige overproductie

De grote productie van akkergewassen dient vooral als veevoer. De dierlijke producten (melk, vlees en zuivel) worden voor 70% geëxporteerd. In wiens belang is dat? Het is helder dat slechts een kleine groep importeurs, verwerkers en exporteurs hieraan (exorbitant) aan verdient. De vervuiler betaalt niet.

Regelgeving: een papieren werkelijkheid

De agrarische sector is bijzonder vaardig gebleken in het beïnvloeden van politieke besluitvorming. Door de instanties die toezicht moeten houden strategisch uit te kleden, is effectieve controle vrijwel onmogelijk geworden. Paradoxaal genoeg klagen dezelfde boeren vervolgens over de overvloed aan Europese regelgeving - een tactiek om politieke sympathie te kweken.

De noodzaak van fundamentele verandering

Wil er daadwerkelijk een einde komen aan de dramatische achteruitgang van biodiversiteit, dan is een radicale omslag noodzakelijk. De verantwoordelijkheid ligt primair bij de boer: wie niet duurzaam en diervriendelijk produceert, moet zich aanpassen of stoppen. De landbouw bezorgt de samenleving evenveel schade als opbrengsten en de huidige omvang van de productie en landgebruik is niet nodig voor de nationale en internationale voedselvoorziening.

Op naar een ecologische balans

De landbouw staat op een kruispunt. Continuïteit van de sector is alleen mogelijk indien er een fundamentele herwaardering plaatsvindt van wat werkelijk belangrijk is: niet slechts economische efficiency, maar een duurzame balans tussen voedselproductie, dierenwelzijn en ecologisch herstel.

01 juni 2024

De begrijpelijke maar ondermijnende blinde vlek voor natuurverlies


De noodzaak van ecologisch bewuste keuzes

De natuur voorzag eeuwenlang in alles wat wij mensen nodig hadden: voedsel, schoon water, lucht, en een plek voor afval. Het werd allemaal moeiteloos door de natuur geleverd en hersteld. Maar met de opkomst van intensieve landbouw, veeteelt, en groeiende steden is deze balans verstoord. We zijn een grens gepasseerd: afval stapelt zich op, gifstoffen sijpelen door in het ecosysteem en het grondwater, en de biodiversiteit holt achteruit. Waar de natuur ooit een bron van diversiteit en rijkdom was, domineren nu intensieve veeteelt en uitgestrekte graslanden met nauwelijks ecologische waarde – soms spottend “grasfalt” genoemd.

De vervuiler betaalt niet

Nederland kent een van de hoogste vee-dichtheden ter wereld, voornamelijk gericht op export (70-80%) in plaats van lokale voedselvoorziening. De enorme veestapel veroorzaakt ernstige vervuiling van oppervlakte- en grondwater met mest (1 liter melk resulteert in 4 liter mest), en eist zoveel landbouwgrond op dat natuurgebieden versnipperen en de natuurwaarde sterk afneemt (soorten sterven uit en alle groen lijkt op elkaar). De schade door de landbouw is inmiddels zo groot dat ze de economische bijdrage van de sector tenietdoet.
Ondertussen houden we vast aan een economisch model dat de bouw van nieuwe infrastructuur en intensieve landbouw stimuleert, zonder de ecologische prijs hiervan te erkennen. Waar biodiversiteit slinkt, lijkt het economisch aantrekkelijker om kale plekken te vullen met gebouwen en agrarisch gebied om te vormen tot productiegrond, waardoor het bruto binnenlands product (BBP) kan blijven stijgen. De kosten van natuurverlies worden abstract geschat, terwijl de financiële winst van export en nieuwe projecten direct zichtbaar is.

Brute ontkenning

De brutale houding van sommige landbouwers, die eigen belangen vooropstellen en negatieve gevolgen van intensieve landbouw ontkennen of bagatelliseren, voelt als een soort kortzichtigheid die structurele ecologische schade veroorzaakt en maatschappelijk debat bemoeilijkt. Tegelijkertijd vergt verandering in zo'n situatie vasthoudendheid en strategische communicatie om effectief tegenwicht te bieden.
De vraag is hoe we deze blinde vlek, die natuurverslechtering op de achtergrond plaatst, kunnen begrijpen en tegelijk de stap zetten naar een economische inrichting die de ecologische balans herstelt.

De begrijpelijke blinde vlek voor natuurverlies

Menselijk gedrag wordt vaak gestuurd door wat zichtbaar en direct meetbaar is. De gevolgen van een te grote veestapel en een verarmde biodiversiteit zijn echter vaak op de achtergrond voelbaar: in vervuild water, een eentoniger landschap, en het verdwijnen van inheemse plant- en diersoorten. Door het shifting baseline syndrome schuiven we steeds met wat we normaal vinden. Wat we niet zien, missen we niet; wat we niet missen, voelen we niet als urgent.
De overmatige veestapel in Nederland past precies in dit patroon. Grote delen van ons land bestaan uit eentonige weilanden die zo intensief worden benut dat ze bijna geen natuurwaarde meer hebben. Dit verschraalde landschap bestaat voor productie, niet voor biodiversiteit. Het lijkt een kleine prijs voor een economische opbrengst, omdat natuurwaarde – zoals schoon water en biodiversiteit – moeilijk in geld uit te drukken is. Intussen vervuilt de veeteelt ons oppervlaktewater met meststoffen en leidt tot een ecologisch verarmde omgeving, terwijl de export groeit. Ironisch genoeg zijn het de belastingbetalers die de opruimkosten dragen, terwijl een kleine groep ondernemers in de keten van veeteelt, toelevering, en verwerking economisch profiteert.
Veel boeren zouden zelf ook graag anders willen werken, maar voelen zich gebonden aan het huidige systeem. Zij komen echter pas in beweging wanneer degenen die zich uitsluitend op winst richten, worden afgeremd en niet meer als voorbeeld worden gesteld.

Ecologisch herstel als economische prioriteit

Om deze blinde vlek te doorbreken, moeten we onze waardering voor de natuur herzien en opwaarderen. Het reduceren van de veestapel en verbinden van natuurgebieden kan de diversiteit herstellen en biedt een duurzame oplossing die ons in de toekomst veel bespaart. Dit vraagt niet om een halt op economische activiteiten, maar wel om een grondige herziening van wat we als waardevol beschouwen. We zouden bijvoorbeeld kunnen kiezen voor belastingmaatregelen die vervuilende landbouw ontmoedigen en biologisch en natuur inclusief boeren financieel ondersteunen. Zo worden bedrijven gestimuleerd om duurzame, minder intensieve methoden te omarmen.
Daarnaast kan het verbinden van natuurgebieden door ecologische corridors de natuurwaarde van ons land versterken. Dieren kunnen migreren, inheemse planten kunnen terugkeren, en het landschap wint aan biodiversiteit, wat de water- en bodemkwaliteit ten goede komt. In plaats van natuur als obstakel voor economische groei te zien, kunnen we haar beschouwen als een investering in ecologisch herstel en welzijn voor toekomstige generaties.

Mooie, maar niet onderscheidende herfst foto

Verantwoord ingrijpen

De blinde vlek voor natuurverlies is begrijpelijk, omdat de langetermijngevolgen vaak pas merkbaar zijn als de schade al is aangericht. Door ecologische waarde gelijk te stellen aan economische waarde kunnen we deze korte termijn focus doorbreken. Het reduceren van de veestapel en het herstellen van natuurverbindingen biedt Nederland een toekomst waarin zowel economie als ecologie in balans zijn.
Het is tijd om het belang van natuur te zien als integraal onderdeel van de samenleving, niet als optelsom van wat in cijfers meetbaar is, maar als basis voor het welzijn van mens en dier.
Mens en dier zijn intrinsiek evenwaardig in hun recht op vrijheid om te leven in een schone en natuurlijke leefomgeving.

02 januari 2024

Feiten en onwaarheden in de agrosector

Factchecken en leugens debunken

Agrosector
De landbouw draagt niet bij aan de economie
Wie doorziet hoe mensen, die grote belangen in de agrosector hebben zoals akkerbouwers met veel land, veehouders met veel vee, grote loonwerkers, voederleveranciers en vlees- en zuivelverwerkers, deze belangen verdedigen, die kan ook doorzien hoe halve en hele onwaarheden worden ingezet.
In dit artikel verwijzingen naar verdiepende artikelen.
Belangrijk is te snappen dat de agrosector zo min mogelijk gehinderd wil worden door regelgeving en dat goedwillende boeren het juist onnodig moeilijk wordt gemaakt. Waarom is er dan zoveel regelgeving? De reden is dat de Nederlandse agrosector produceert voor de export en dat efficiënt ingerichte overproductie overlast voor de omgeving heeft in de vorm van vervuiling en verlies van biodiversiteit. Die overlast wordt niet verhaald op de producenten in de sector maar op de belastingbetaler. Een aantal partijen profiteert van de scheve balans in de bedrijfsvoering en te weinig betrokkenen gedragen zich verantwoordelijk. Er is veel onverschilligheid bij de betrokkenen en bij de burgers als consumenten. Dat is schadelijk voor mens en dier en kan worden opgeheven door domweg kennis te nemen van de feiten. De melkproductie is de laatste decennia gestegen en daarmee de ammoniakuitstoot.
Er wordt door de overheid wel regulerend opgetreden door het maken van regels, maar die regels worden in de praktijk nauwelijks gehandhaafd. Daarbij staat de sector voortdurend op de rem om noodzakelijk ingrijpen in de veestapel tegen te gaan en te vertragen.
In dit artikel een overzicht van toegang tot feiten over de agrosector en tot tips over hoe om te gaan met (vermoedelijke) onwaarheden.

Links naar gratis leesbare artikelen

Centraal Bureau voor de Statistiek: landbouwfeiten.
Landbouw is níét belangrijk voor de Nederlandse economie (en nog 3 mythes over de landbouw ontkracht).
Nederlandse gezinnen betalen jaarlijks meer dan 500 euro belasting die via de Europese Unie als subsidie bij Europese boeren terechtkomt.
Hoeveel dieren worden er in ons land geslacht?
Draagt landbouw wel bij aan de economie?
Komt de voedselvoorziening in de problemen als boerenbedrijven stoppen?
Welke drogredenen worden ingezet bij het verdedigen van bio-industrie?
Geschiedenis van problemen en oplossingen rond de veehouderij in Nederland.
Onze landbouwgrond is zo dood als een pier. Het gif blijft.
De huidige Nederlandse landbouw kost veel meer energie dan dat ze opbrengt
Lactose-intolerantie is de regel, niet de uitzondering. En meer melkwaarheden die eigenlijk iedereen moet weten.
Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit vleugellam? Dolf Jansen over niet controleren door de NVWA bij veetransporten.

Links achter een betaalmuur

(kunnen op verzoek worden gemaild)
Schatting van de omvang van mestfraude.
Hoe werkt het frauderen met mest?
Nieuws en achtergronden over de agrarische sector in de NRC.
Planbureau: kabinet haalt zijn ammoniakdoel niet.
Eenvoudige oplossing voor het inperken van de ammoniakuitstoot.
Jan Douwe van der Ploeg is emeritus hoogleraar rurale sociologie aan de Wageningen Universiteit. Zijn analyse is dat de veehouders zich ten terechte onverzettelijk opstellen.
De protesterende boeren leven in een bubbel van onredelijkheid, daar moeten we niet aan toegeven.
De agrarische ondernemer, knechter van de natuur, is nu de dwingeland van de maatschappij.
De veestapel halveren? Dat vindt deze boer een goed idee. Poppe Braam geeft het goede voorbeeld.

Suggesties?

Er is in de loop der tijd veel geschreven over de nadelen van de te grote veestapel in Nederland. Wie links wil aandragen is welkom.

Wie effectief in gesprek wil gaan met andersdenkenden over het gebruik van dieren voor voedsel kan dit artikel behulpzaam zijn.

Dit is wat iedere burger en dierenliefhebber paraat zou moeten hebben in gesprekken met anderen over de bio-industrie.

30 december 2023

Het Shifting Baseline Syndrome en afname van biodiversiteit

De verstikkende impact van de intensieve veehouderij

Het eerder beschreven shifting baseline syndrome wordt nog navranter wanneer we kijken naar de rol van de intensieve veehouderij in het verlies van biodiversiteit. Dit vraagstuk illustreert perfect hoe economische belangen, maatschappelijke patronen en ecologische realiteit met elkaar verweven zijn.

De stikstofproblematiek

De Nederlandse veestapel produceert een enorme hoeveelheid mest, wat leidt tot een overschot aan stikstof in de bodem en in het oppervlaktewater. De laatste 25 jaar is weliswaar de hoeveelheid melkveehouders ongeveer gehalveerd, maar is de productie van melk toegenomen. Iedere liter melk gaat samen met vier liter/kilo mest.
Dit heeft verstrekkende en langdurig negatieve gevolgen voor de biodiversiteit.

  • Stikstofminnende planten zoals brandnetels en bramen gedijen goed en overwoekeren andere soorten
  • Zeldzame plantensoorten die juist gedijen in stikstofarme bodems verdwijnen
  • De verschraling van weilanden leidt tot het verdwijnen van kruiden en bloemen
  • Insectenpopulaties nemen af door het gebrek aan gevarieerde vegetatie
  • Weidevogels verliezen hun leefgebied en voedselbronnen

De economische paradox

Het probleem wordt versterkt door een economisch systeem dat draait op schaalvergroting en export. Nederland exporteert ongeveer 70% van het vlees en zuivel, maar dit heeft een hoge ecologische prijs.

  • De veestapel is veel groter dan nodig voor binnenlandse consumptie
  • Het verdienmodel is gebaseerd op grote volumes tegen lage marges
  • Investeringen in grootschalige stallen en technologie creëren een lock-in effect (afhankelijkheid van leveranciers)
  • De verwerkende industrie en de grootschalige bedrijven hebben belang bij het handhaven van het systeem


Maatschappelijke uitdagingen

Het bespreekbaar maken van deze problematiek stuit op verschillende obstakels.

  • Historische trots op de Nederlandse landbouwsector
  • Emotionele binding met traditioneel boerenbedrijf
  • Angst voor verlies van werkgelegenheid en economische impact
  • Politieke gevoeligheid en belangenverstrengeling
  • Gebrek aan kennis over de oorspronkelijke staat van de natuur (shifting baseline)

De weg vooruit

Om deze gesprekken constructief te voeren, is het essentieel om de volgende zaken onder ogen te zien.

  1. De historische context te erkennen van hoe we hier gekomen zijn
  2. De legitieme zorgen van alle betrokkenen serieus te nemen
  3. Te focussen op langetermijnoplossingen die zowel ecologisch als economisch houdbaar zijn
  4. De werkelijke kosten van het huidige systeem zichtbaar te maken
  5. Erkennen dat na aftrek van deze kosten er geen economische meerwaarde van de landbouw is
  6. Alternatieven te ontwikkelen die perspectief bieden aan de sector

Het shifting baseline syndrome speelt hierin een cruciale rol: veel mensen hebben nooit een gezond, biodivers weiland gezien en kunnen zich dus moeilijk voorstellen wat we zijn kwijtgeraakt. Het is daarom belangrijk om niet alleen de problemen te benoemen, maar ook positieve voorbeelden te laten zien van boeren die succesvol hebben om- of teruggeschakeld naar natuurinclusieve landbouw.

Door deze verbanden expliciet te maken en te onderbouwen hoe de sector overeind wordt gehouden met subsidies en beïnvloeding van het publiek door belanghebbenden, kunnen we hopelijk een constructieve dialoog op gang brengen over de toekomst van een afgeschaalde landbouw en herstelde natuur en biodiversiteit.

20 december 2023

Een gezonde mix van vrijheden

Vrijheid heb je in soorten en maten

Mens en dier zijn intrinsiek evenwaardig in hun recht op vrijheid. Dat is op deze manier nog niet vastgelegd in de grondwet, maar is een effectievere manier om de rechten van mens en dier op gelijk voet te baseren dan het tot nu toe wordt gepoogd. Mensen hebben in gelijke mate recht op vrijheid. Dat zou voor dieren ook zo moeten gelden. Het maakt het denken en praten over de inrichting van de samenleving een stuk duidelijker en gemakkelijker.

In 1979 heeft de Farm Animal Welfare Council (FAWC), een onafhankelijk adviesorgaan van de Europese Commissie (Brambell), vastgesteld dat dieren in de veeteelt recht hebben op de volgende 5 "vrijheden".

  1. Vrijheid van honger en dorst - direct toegang tot vers water en voedsel om gezond te blijven.
  2. Vrijheid van ongemak - door een comfortabel onderdak en rust te bieden.
  3. Vrijheid van pijn, verwonding en ziekte - door dit te voorkomen of snel te diagnosticeren en te behandelen.
  4. Vrijheid om normaal gedrag te vertonen - door voldoende ruimte, mogelijkheden en gezelschap van soortgenoten.
  5. Vrijheid van angst en spanning - door voor omstandigheden te zorgen die lijden vermijden.

Vrijheid in de stal en daarbuiten

In de bio-industrie hebben dieren een deel van deze vrijheden. In de vrije natuur minder, maar wel een minimaal niveau van vrijheid op elk van de vijf vrijheden.
In de vrije natuur die door de mens niet al te zeer beperkt is leven dieren in principe in habitats die geschikt zijn voor die diersoort. Die habitats zijn geschikt wanneer ze de omstandigheden hebben die overlevering van de soort kunnen garanderen.

Balans

De balans van roofdieren en prooidieren is er in de natuur op gericht om beide populaties gezond te houden.
In de bio-industrie met slachtvee krijgen dieren voer die hen hongerig maakt zodat ze veel eten en snel volgroeid zijn. Wanneer ze volgroeid zijn, gaan ze naar de slacht omdat nog langer in de stal houden alleen maar geld kost. De manier waarop dieren gehouden worden is gemotiveerd om productie te maken en geld te verdienen. Geld verdienen doet een boer door te proberen een goede prijs te maken voor het vee en te besparen op kosten. Er is enig verschil in aanpak tussen boeren omdat sommige boeren ook proberen om kosten te besparen door de dieren op een gezondere manier te laten leven. Dan verdienen ze misschien iets minder, maar hebben ze ook minder stress.

In Nederland is de verhouding tussen productie en afname uit balans omdat het vee wordt gehouden in een veel te grote veestapel, louter en alleen om te exporteren. Daarvan profiteren weinigen en het milieu wordt verpest door overbemesting.

De prioriteit in de politiek zou gericht moeten zijn op reductie van de veestapel. Dat werkt op alle terreinen goed uit, ook voor het verdienmodel van boeren wanneer eindelijk de veroorzaker wordt gehouden aan het principe dat de vervuiler betaalt en niet de belastingbetaler.

Een dergelijke politiek is ook een voorbeeld van een gezonde mix van vrijheden.
Ook stoppen met vlees eten is kiezen voor vrijheid.

10 december 2023

Jonge boeren doen te grote investeringen

Weidevogels zitten ambitieuze jonge boeren in de weg

Of in weidegebieden ook weidevogels broeden is een kwestie van economische belangen versus ecologische verantwoordelijkheid, en het is tijd om prioriteit te geven aan het behoud van onze natuurlijke rijkdommen.
Jonge boeren, die vaak het bedrijf van hun ouders overnemen met de steun van hun families, worden geconfronteerd met een dilemma. Aan de ene kant staan financiële verplichtingen die leiden tot het zoeken naar maximalisatie van opbrengsten. Aan de andere kant staat de roep van de natuur, waar weidevogels een veilige haven zoeken in een landschap dat steeds meer onder druk staat.
In de bioscoop een documentaire/film die verbeeldt hoe de bedrijfsovername op een Fries melkveehouders bedrijf spanning overlevert over de conflicterende belangen tussen natuur en boer.

Doodlopende weg?

De realiteit is dat de huidige trend van schaalvergroting en technologische vooruitgang geen duurzame oplossing biedt. De groeiende veestapel leidt tot een verhoogde ammoniakuitstoot en uitspoeling, wat resulteert in ernstige milieuproblemen. Het is een vicieuze cyclus waarin economische winst ten koste gaat van onze natuurlijke omgeving.
Maar er is hoop. De weg naar duurzaamheid vereist moedige beslissingen en concrete actie. Het is tijd om de veestapel te laten krimpen. Dit betekent niet het einde van de landbouw, maar eerder een verschuiving naar een model dat in harmonie is met de natuurlijke ecosystemen.
De overheid moet een leidende rol spelen door passende stimulansen te bieden voor veehouders die de overstap maken naar kleinschaligere en meer duurzame praktijken. Dit kan onder meer inhouden dat financiële steun wordt geboden aan boeren die ruimte bieden aan weidevogels, in plaats van hen te straffen voor het behouden van biodiversiteit.
Tegelijkertijd moeten jonge boeren (meer en weer) worden opgeleid in methoden van landbouw die de balans tussen productiviteit en ecologische gezondheid bevorderen. Het is van cruciaal belang dat ons onderwijssysteem een visie van duurzaamheid omarmt, waarbij de nadruk ligt op veerkrachtige en regeneratieve landbouwpraktijken.
Belangrijk is ook dat de bredere samenleving haar perspectief verandert. Exportgerichtheid mag niet langer worden gezien als de enige weg naar economisch succes. In plaats daarvan moeten we streven naar een model van lokale zelfvoorziening en veerkracht, waarbij de bescherming van ons milieu centraal staat.
De tijd van aarzeling is voorbij. We staan voortdurend op een kruispunt waarbij de keuzes die we nu maken bepalend zullen zijn voor de toekomst van ons land en onze planeet. Laten we de uitdaging aangaan en kiezen voor een pad van duurzaamheid en harmonie met de natuur. Laten we samen streven naar een veestapel die niet alleen de economie voedt, maar ook onze kostbare ecosystemen beschermt.

Wat burgers van boeren moeten snappen

Het is van belang voor burgers om zich te realiseren waarom boeren met rust gelaten willen worden en waarom ze hun eigen gang willen kunnen gaan bij het aflossen van hun schulden. Dat lijkt sympathiek, maar de achtergrond is minder heroïsch. Wat die burger uit het oog verliest is dat hij een belastingbetaler is die opdraait voor het opruimen van de troep die een boer in het milieu dumpt.
Met andere woorden: burgers hebben er belang bij om te beseffen hoe zij in slaap worden gesust door de marketing in de agrosector en de vertegenwoordigers in de politiek. Alleen wanneer er gestemd moet worden, worden ze tijdelijk wakker gemaakt en selectief betrokken in de sores van de agrosector.

Doorbreek de varkenscyclus

Boeren moeten zo veel mogelijk vooruit denken. Immers het product moet eerst nog groeien en brengt pas maanden of jaren wat op wanneer het naar de markt wordt gebracht.
Het is een vorm van boerenslimheid om zo veel mogelijk van een schaars goed te produceren. Het is niet voor niets dat er in de veehouderij voor allerlei sectoren een “varkenscyclus” optreedt. De varkenscyclus is een uitdrukking die de vaak scherpe prijsschommelingen op de agrarische markten illustreert. Als de prijs hoog is van de varkens (of andere producten) besluiten de boeren meer varkens te fokken, met als gevolg dat maanden later door het grote aanbod de prijs van varkens laag is. Overschotten en tekorten van een bepaald product wisselen elkaar af, doordat aanbieders massaal reageren op de hoogte van de prijzen, maar tegen de tijd dat deze reactie doorwerkt op het aanbod, is de prijs alweer omgeslagen. Door daar slim op in te spelen kunnen boeren en burgers daar voordeel van hebben. Maar wanneer de overheid dit spel niet reguleert, dan zijn kwetsbaren groepen in de samenleving en in de natuur de dupe.

Kosten besparen, ten koste van wie of wat?

Boeren kunnen hun inkomen en marges vergroten door te snijden in de kosten. Dat is logisch, maar wordt problematisch wanneer veeboeren de kosten afwentelen op hun dieren en het milieu. Het vee is dan de dupe doordat ze geen natuurlijk leven kunnen leiden en de mest en resten van bestrijdingsmiddelen spoelen uit naar het oppervlaktewater. De kosten om die vervuiling op te ruimen worden afgewenteld op de belastingbetaler, lees: de burger.

Overproductie speelt ook in buitenland

Guilhem Roux, een Franse boer en landbouweconoom, benadrukt dat boeren zich niet moeten richten op maximale omzet, maar op maximale winst door hun marges te herstellen. Momenteel worden boeren in heel Europa aangemoedigd om steeds meer te produceren binnen een economische keten waarbij zowel toeleveranciers als afnemers profiteren van grotere productievolumes. Echter, economisch gezien is het niet altijd voordelig voor boeren om onbeperkt te groeien, omdat de kosten uiteindelijk de verwachte winst kunnen overschrijden volgens de marginale economie.
In reactie op de problemen van boeren worden in Frankrijk voorstellen gedaan om beperkingen op groei op te heffen, maar dit zou het inkomensprobleem van boeren op den duur verergeren waarbij voornamelijk toeleveranciers en afnemers hiervan profiteren. De boeren die wel succesvol lijken, zijn zij die bewust kiezen voor minder productie om zo kosten te verlagen en te investeren in het verbeteren van de winstmarge, vaak door transformatie en directe verkoop van producten.

Om de inkomsten van boeren te verhogen, pleit Roux voor een economisch model dat zich richt op landbouwbedrijven van bescheiden omvang die minder afhankelijk worden van schaarse en dure grondstoffen uit het verre buitenland. Dit impliceert een focus op ecologisch verantwoorde kostenverlaging, investeringen in transformatie en directe verkoop aan consumenten. Op macro-economisch niveau zou het stimuleren van dergelijke bedrijven de nationale productie op peil kunnen houden.

Wat voor de Franse boeren geldt, geldt in nog veel sterkere mate voor de Nederlandse boeren. Nederlandse boeren produceren vooral voor de export. De noodzaak om een hoge productie in de benen te houden is in ons land nog veel kleiner voor de samenleving en de noodzaak om de veestapel te reduceren is des te groter. Immers een te grote veestapel zorgt voor grote problemen zoals hierboven omschreven.

Naschrift

Jan Douwe van der Ploeg (1950, Akkerwoude) was van 1992 tot 2017 hoogleraar rurale sociologie aan Wageningen University & Research. Uit een interview met hem in de NRC.

Hoe ziet de boer van de toekomst eruit, volgens u?

„In de landbouwwetenschap zie je een interessante draai naar agro-ecologie. Het begon in de VS, is ook in Zuid-Amerika opgepakt, later aarzelend in Frankrijk. Het is het herfunderen van de landbouw op ecologische principes, in plaats van met veel externe hulpmiddelen als kunstmest, bestrijdingsmiddelen en fossiele energie. Nederland ligt in dit nieuwe veld dramatisch achterop; het lijkt wel de wet van de remmende voorsprong”.

Klinkt als: de landbouw moet terug naar de kleine boeren van vroeger.

„Het klinkt al snel nostalgisch, maar het boeiende is dat de verdiencapaciteit van kleinere, ecologische boeren boven die van meer geïndustraliseerde landbouw kan uitkomen. Het vergt wel meer arbeid, maar er zijn minder investeringen en kosten en er gaat minder geld naar toeleveranciers, voor bijvoorbeeld kunstmest. Eerst zijn de opbrengsten lager, maar met kennis en vakmanschap kunnen de inkomsten heel behoorlijk worden”.

Hoe behoorlijk?

„We hebben daar in 2019 bijvoorbeeld in Europa een groot vergelijkend onderzoek naar gedaan, in onder meer Nederland, Groot-Brittannië, Duitsland, Oostenrijk, Italië, Spanje. Heel verrassend was dat kleinere, minder intensieve bedrijven echt beter verdienden dan grotere intensieve bedrijven. Want die grotere hebben zeer hoge kosten, ook hoge financieringslasten, en worden harder geconfronteerd met schommelende prijzen en de volatiele markt. Voor bijvoorbeeld 100 kilogram melk, verdienden kleinere bedrijven vaak het dubbele of meer van wat grote, intensieve bedrijven verdienen”.

31 juli 2023

Landbouw als verdienmodel of bodemloze put?

Verdienmodel voor wie?

Agrosector
De landbouw draagt niet bij aan de economie

Er valt aan en door boeren veel geld te verdienen. Wie veel weet te produceren voor hoge verkoopprijzen tegen lage kosten maakt veel winst. Uiteraard is dit risicovol: je moet van te voren plannen wat je zaait of welke dieren je houdt; het weer kan tegen zitten: het kan onverwacht vriezen, te veel of te weinig regenen, er kunnen ziektes optreden, te lang te warm of te koud zijn. Verkoop je de opbrengst lang voordat het “product” gereed is of houd je het nog wat langer vast totdat de marktprijzen gunstiger zijn?

Er zijn veel bedrijven en handelaren die mee willen profiteren. De zogenaamde erfbetreders adviseren boeren om hun producten (bijvoorbeeld voer of gewasbeschermingsmiddelen) af te nemen en gemakkelijker meer winst te maken. Zijn hun adviezen betrouwbaar of praten ze met je mee in de hoop wat aan je te kunnen slijten? Het draait beide partijen om geld verdienen, maar is het echt een win-win situatie?

Wanneer je aan huisverkoop doet dan komen er veel consumenten langs die kwaliteit willen tegen aantrekkelijke prijzen. Het klantcontact kost veel tijd, die je als boer ook soms ergens anders aan wilt besteden. Je krijgt wel meer per kilo, maar een bulkcontract met een afnemer voor lagere prijzen scheelt je veel tijd. Tijd, die je weer kunt besteden aan andere activiteiten, die ook geld opleveren.

Wat geeft meer vrijheid, status, opbrengst en bevrediging?

Ook jouw land heeft waarde. Benut je die zelf, dan bepaal jij als boer wat er mee gebeurt. Wanneer je het verhuurt kun je wel of niet principieel zijn over de gevolgen voor het milieu door wat de huurder doet. Lelie- en bollentelers bijvoorbeeld spuiten veel gewasbeschermingsmiddelen (lees gif) dat ook uitspoelt of uitwaait naar de omgeving. De gevolgen daarvan zijn niet direct merkbaar, maar kunnen op de langere termijn tot ziekte leiden. In hoeverre ben je verantwoordelijk?

Weides met saai en monotoon Engels raaigras leveren weinig biodiversiteit, maar akkerbouw met bespuiting nog minder.

Dan is er nog de gerichtheid op export. Wanneer jouw “product” al dan niet na bewerking geëxporteerd wordt, dan ben je afhankelijk van de prijs die de exporteur wil geven en de voorwaarden die deze stelt. Als individuele boer is het moeilijk om jouw aandeel te zien en te erkennen in de belasting die dit oplevert voor het milieu.

In de plaatjes die het publiek over het leven van een boer krijgt voorgeschoteld zit veel valse romantiek en gaan veel hardnekkige mythes de ronde. Niet alle burgers hebben een goed beeld van hoe groot de veestapel is die opgeborgen zit in stallen en nooit buiten komt. Het beeld van een dierenleven al fietsend over het platteland in de zomer ziet er vrij diervriendelijk uit. Weinig burgers durven te kijken naar de beelden van de dieren die op transport gaan naar het slachthuis en daar worden verwerkt.

Niet alle boeren staan hetzelfde in dit krachtenveld. Er zijn heel veel manieren om in de landbouw geld te verdienen en leuk werk te hebben dat uiteraard niet alle boeren over één kam zijn te scheren. Iedereen (voor- en tegenstander) ziet voldoende bewijs voor zijn eigen projectie en eigen gelijk.

Bodemloze put?

Er ligt 25 miljard euro klaar om 15.000 veehouders in de benen te houden. Van het vlees en de zuivel die dat oplevert, gaat ruim 70 procent naar het buitenland. De schade aan het milieu en het leefklimaat blijven hier. Om die schade op te ruimen is er volgens de provincies niet 25,maar ruim 50 miljard euro nodig. Voor minder kan het niet.

Uit onderzoek door Max van der Sleen in een maatschappelijke kosten-batenanalyse blijkt dat de schade door de veehouderij jaarlijks 9 miljard euro is en wordt doorgeschoven naar de burger. De jaarlijkse toegevoegde waarde van de veehouderij is 3 miljard euro en verdwijnt in de portemonnee van de boeren en de toeleverende industrie. Netto is dat jaarlijks 6 miljard euro in de min.

Hoe logisch is het om deze bodemloze put open te houden?

Zie ook: boeren en de balans tussen export en duurzaamheid en Feiten en onwaarheden in de agrosector.

16 juli 2023

Boeren en de balans tussen export en duurzaamheid

Ongebreidelde groei barst uit zijn voegen

In de Nederlandse veehouderij worden al generaties lang bedrijven door jonge boeren overgenomen en samengevoegd, met de ambitie om te groeien en te floreren. Het levert status op en als miljonair rentenieren lonkt. Het aantal boeren krimpt, in tegenstelling tot de veestapel. De melkproductie per koe stijgt en daarmee de hoeveelheid mest. De drang om te investeren in grotere stallen en meer vee heeft geleid tot een zorgwekkende spiraal van financiële verplichtingen en onzekerheid. De last van deze immense investeringen maakt het voor veel boeren moeilijk om uit de schulden te komen en legt een druk op hun vermogen om kritiek vanuit de samenleving te verdragen. Als gevolg daarvan stellen sommigen zich defensief op en lijken ze schaamteloos en agressief te reageren op tegenstanders.

Tragedie van de meent

Het gebrek aan erkenning van de individuele bijdrage aan milieuproblematiek is een uitdaging die niet beperkt is tot de veehouderijsector, maar in feite veel bredere implicaties heeft in de samenleving. Het fenomeen dat individuele boeren hun eigen rol minimaliseren en de gevolgen van hun handelingen onderschatten, wordt vaak "tragedie van de meent" genoemd. Milieuproblemen door een te grote veestapel zijn vaak complex en hebben wereldwijde, nationale en lokale oorzaken en gevolgen. 

Schaalniveaus overzien

Het is moeilijk voor individuen om hun directe impact op het milieu te meten, vooral als het om kleine bijdragen lijkt te gaan. Dit kan leiden tot een gevoel van machteloosheid en minimalisatie van de eigen rol. In de veehouderijsector is het moeilijk voor individuele boeren om de gevolgen van hun acties op nationaal niveau te zien. Ze hebben meer zicht op hun eigen boerderij en kunnen de gevolgen voor het milieu op nationale en mondiale schaal onderschatten.

Schaamteloos bagatelliseren

Voor sommige veehouders lijkt hun individuele bijdrage aan milieuproblemen misschien klein in vergelijking met andere grote bronnen van vervuiling, zoals de industrie of het verkeer. Dit kan ertoe leiden dat ze hun verantwoordelijkheid bagatelliseren.
Het erkennen van de eigen bijdrage aan milieuproblematiek als sector kan voor sommige veehouders moeilijk zijn, omdat het hen kan confronteren met ethische dilemma's en keuzes die verandering vereisen. Dit kan angst voor verandering of financiële gevolgen veroorzaken.
De druk om te blijven produceren voor de exportmarkt heeft geleid tot de groeiende investeringen in stallen en vee, waardoor jonge boeren vaak hoge leningen en dus schulden moeten aangaan. Deze financiële last brengt onzekerheid met zich mee, omdat boeren jarenlang in de schulden blijven leven zonder zekerheid of ze ooit uit deze situatie kunnen komen.

Een bescheiden economische bijdrage

Hoewel de agrarische sector van oudsher een belangrijke rol speelt in het voeden van de bevolking en na de oorlog in het leveren van exportproducten, moet worden erkend dat haar directe bijdrage aan het bruto nationaal product (BNP) relatief bescheiden is geworden, met minder dan anderhalve procent. Dit en het gebruik van de helft van ons landoppervlak staat in contrast met andere economische sectoren die een grotere impact hebben op en belangrijker zijn voor de nationale economie.

Overmatige focus op export

Ons land is een grote importeur en exporteur van agrarische producten, waarbij 70 tot 80 procent van de productie bestemd is voor buitenlandse markten. Hoewel dit economische voordelen kan opleveren, heeft het ook negatieve gevolgen voor milieu, dierenwelzijn, biodiversiteit, waterkwaliteit etc..

Milieubelasting en overbemesting

Het streven naar een hoog productievolume voor exportdoeleinden heeft geleid tot intensieve veeteelt, wat op zijn beurt heeft bijgedragen aan milieuproblemen, waaronder overbemesting. Overbemesting resulteert in een overschot aan meststoffen, zoals stikstof en fosfaat, die in de bodem en het oppervlaktewater terechtkomen en schadelijke effecten hebben op de biodiversiteit en waterkwaliteit. Dit heeft ook gevolgen voor de volksgezondheid. Met het verlies aan biodiversiteit leidde dit tot vermindering van kwaliteit van beleving van het landschap.

De balans tussen economie en duurzaamheid

Het is van cruciaal belang dat de sector zich bewust wordt van de impact op het milieu en de volksgezondheid en dat er stappen worden ondernomen om duurzamere praktijken te bevorderen en krimp in te zetten.

Diversificatie en duurzame praktijken

Jonge boeren moeten worden aangemoedigd om te diversifiëren en duurzamere praktijken te omarmen. Van kwantiteit naar kwaliteit. Dit kan bijvoorbeeld betekenen dat ze meer aandacht besteden aan lokale afzetmarkten, biologische landbouwmethoden, of kringlooplandbouw, waarbij het eigen veevoer wordt geproduceerd en de mest op verantwoorde wijze wordt benut. Grondgebonden werken zou standaard en verplicht moeten zijn. Er liggen mogelijkheden om een door de overheid betaalde bijdrage te leveren aan natuuronderhoud en -behoud.

Crisis is ook een kans

De ammoniakcrisis in de landbouw door de overproductie van mest biedt een kans om een nieuwe balans te vinden tussen mens, dier en natuur. Door de krimp van de overmatig mest producerende veestapel te combineren met het verbinden en vergroten van natuurgebieden, kunnen we de duurzaamheid en leefbaarheid van onze samenleving versterken. Wanneer we tegelijk minder vlees en zuivel gaan eten kunnen we tevens klimaatopwarming tegengaan. Voedselzekerheid en kwaliteitsverhoging van landbouw kunnen hand in hand gaan, terwijl de nadruk komt te liggen op dierenwelzijn en natuurinclusiviteit. Tegelijkertijd moeten we de moed opbrengen om de weerstand en desinformatie aan te pakken die de weg naar een duurzame toekomst blokkeren. Het is tijd om vastgeroeste praktijken te doorbreken en te streven naar een landbouwmodel dat in dienst staat van mens en dier, in harmonie met de natuur is en geschikt voor de toekomst.

Overheidsondersteuning en beleidsmaatregelen

De overheid kan een cruciale rol spelen in het faciliteren van de transitie naar duurzamere en natuurinclusieve veehouderij. Dit kan gebeuren door het bieden van financiële steun aan boeren die willen stoppen of overstappen naar meer duurzame praktijken, het stimuleren van onderzoek naar ecologisch verantwoorde en innovatieve oplossingen, en via het aanscherpen en handhaven van wet- en regelgeving om overbemesting en andere milieuproblemen aan te pakken.

Boerenromantiek behoort tot het verleden

Het aan de kant zetten van sleetse romantische beelden en idealen over het boerenleven door burgers is cruciaal om de werkelijke problemen en nadelen van grootschalige veehouderij te erkennen. Het afwentelen van de nadelen op de belastingbetaler is een zorgwekkende situatie. Wanneer er milieuproblemen blijven ontstaan als gevolg van de veehouderij, kan dit leiden tot miljarden extra kosten voor de samenleving, bijvoorbeeld voor het opruimen van vervuilde grond of het behandelen van verontreinigd water. Het is niet rechtvaardig dat de kosten van negatieve externe effecten worden afgewenteld op de maatschappij, terwijl de winsten geprivatiseerd worden, dat wil zeggen toevloeien naar een paar ondernemers in veevoer of veehouders met de grootste veestapel.

Maatschappelijk bewustzijn en dialoog

Het is van groot belang dat de samenleving zich bewust wordt van de belangen waar de veehouderij mee te maken heeft en dat er ruimte is voor een open en constructieve dialoog tussen boeren, beleidsmakers, en maatschappelijke stakeholders. Alleen door samen te werken aan duurzame oplossingen kunnen we een evenwicht vinden tussen economische belangen en het behoud van het milieu voor toekomstige generaties.

Een mentale omslag

De Nederlandse veehouderij staat voor belangrijke psychologische en economische uitdagingen, namelijk een krimp in ego, ambitie en veestapel. De financiële druk en de overmatige focus op export zullen een balans moeten vinden met duurzaamheid en milieuvriendelijke praktijken. Jonge boeren spelen een essentiële rol in deze transitie. Hun ambities moeten worden beteugeld, maar ook het goedwillende deel aangemoedigd en ondersteund bij het omarmen van duurzamere methoden. Een gezamenlijke en nuchtere inspanning van de overheid, boeren, en de samenleving als geheel is nodig om de veehouderij op realistische manier te transformeren naar een toekomstbestendige en verantwoordelijke sector.

 

Populaire posts in de afgelopen week

Dierenrechten in woord en beeld

Vrijheid is ook een intrinsiek grondrecht voor dieren. Dieren zijn geen dingen Dierenrechten zijn mensenrechten. Mensen moeten voor dieren kunnen opkomen wanneer hun grondrecht wordt geschonden.
logo van Animal Freedom yin en yang
Lees hier over de redenen waarom dieren recht op vrijheid hebben. Lees hier waarin mens en dier evenwaardig zijn.