De locatie van het proefdierdebat vandaag was een wel heel ongewone: Faculteit Diergeneeskunde, afd. Paard. De ingang was door een spandoek van de Dierenbescherming gemarkeerd, anders zouden wel weinig belangstellenden daar een loods zijn binnengegaan. Het eerste wat ik zag toen ik vandaar een gang inliep was een groot bruin paard, dat liggend op een lage kar van een onderzoeksruimte gereden werd naar de tegenoverliggende stal. Het was bewusteloos. Een lugubere entree, beetje Hollywoodachtige enscenering.
Ik dwaalde nog wat verder door de gangen van die loods en zag o.a. verschillende travaljes staan, d.i. een toestel dat vroeger wel door hoefsmeden gebruikt werd om een paard in vast te zetten. Er was trouwens ook een zaal als smederij ingericht.
Het was allemaal wel heel erg “Paard” daar.
Toen ik enige uren later vertrok, vroeg ik een studente buiten of de groep paarden die daar in de wei liep, proefdieren waren. “Nou” zei ze, “proefdieren, dat klinkt zo zwaar. Wij noemen dat “onderwijspaarden”."
Maar goed, een naburige ruimte in die loods was ingericht als collegezaal en daar waren een stuk of 25 belangstellenden aanwezig om vijf onderzoeken te beluisteren – en te waarderen! Die werden elk in 20 minuten gepresenteerd door onderzoekers afkomstig van RIVM, UMC / Univ. Utrecht (2x), TNO en NVI/NCA. Er waren, buiten de eeuwige Janne Kuil, twee inleiders: Harry Blom en Jan van der Valk. Laatstgenoemde vertegenwoordigde het Ned. Centrum voor (onderzoek naar) Alternatieven en eerstgenoemde was de opzichter-dierenarts die ik vorige maand bij het openbare college van Frauke Ohl had gezien.
Ik maakte met Blom kennis in de pauze; op mijn vraag naar het totale aantal proefdieren aldaar, antwoordde hij: ca. 40.000. Hij werkt samen met één collega, ieder heeft dus ongeveer de supervisie over 20.000 dieren. Ik vroeg hem of dat geen onderbezetting was, als je bijv. vergelijkt met een huisartspraktijk van zo’n 2.000 patiënten. Daar had hij een laconiek antwoord op. In Nederland zijn vier Inspecteurs van de overheid verantwoordelijk voor 650.000 dieren in proeven. Dus: zeg het maar.
Ik kan de 5 voorstellen uiteraard niet reproduceren. Waar het om ging was dat ze lieten zien, ieder op het eigen terrein, te werken aan een reductie van het aantal proefdieren. Wat plaatjes, korte filmpjes en grafieken zetten de argumenten kracht bij.
Cyrille Krul (TNO) vertelde o.a. over de mogelijkheden van het - al bekende - glazen maag-darm-stelsel.
Dan een ingewikkeld verhaal van een toxicoloog over dosis en effect-relatie. Het was wat ik ervan begreep vooral een statistisch, of in ieder geval een rekenmodel dat tot minder proefdieren kon leiden.
Erg ingewikkeld ook het verhaal over “imaging”, waarbij je d.m.v. katheterisatie de precieze uitwerking van een radio-actieve stof op een tumor kunt volgen.
Helder was het verhaal van Coenraad Hendriksen (NVI/NCA) om veel dieren te besparen bij de controle van vaccins. Er worden hiervoor op dit moment, alleen al in ons land, ongeveer 100.000 dieren per jaar gebruikt. Ook kan de mate van het lijden van dieren sterk beperkt worden door de vaststelling van humane eindpunten, d.i. het moment waarop het dier uit de proef gehaald en gedood wordt.
Redelijk helder was ook het verhaal over proefdierbesparing bij reproductie-onderzoek. Deze onderzoeker, Aldert Piersma (RIVM), gaf het voorbeeld van een zwangere vrouw die anti-epileptica moet gebruiken, met risico voor de ongeboren vrucht van bijv. een open ruggetje. Hij wil geneesmiddelen laten testen op bijwerkingen bij muisembryo’s en embryonale stamcellen. In het laatste geval zijn zelfs helemaal geen proefdieren nodig. Hij had een rustige en overtuigende presentatie en won daarmee de publieksprijs: het Muizen-Vrijheidsbeeld van de Dierenbescherming.
Het was een nuttige bijeenkomst. Goed georganiseerd door Dierenbescherming, afd. Utrecht-Amersfoort. Onderzoekers vinden het altijd prettig over hun werk te praten. Ze zijn erg vriendelijk, al kunnen ze ook nooit helemaal verbergen dierenbeschermers te zien als onmondige, onnozele kwezels. Dat begrijp ik ook wel: ze krijgen namelijk zelden of nooit beredeneerde kritiek uit die hoek. Geen enkele dierenbeschermingsorganisatie bekommert zich daarom. Nergens wordt een cursus aangeboden, of zelfs maar een werkgroep-dierproeven georganiseerd. Als er op dit gebied al wat gebeurt is het in de vorm van demonstraties. Maar er waren vanmiddag ook geen bivakmutsen.
Dierproeven zijn voor mij verreweg het opwindendste aspect van dierenbescherming. Uiteraard gaat het daarbij primair erom het lijden van de dieren te bestrijden.
Maar het mes snijdt aan meer kanten.
Zo gaat het over gezondheid en ziekte, waaraan niemand, ook persoonlijk, ontkomt.
Tegelijkertijd gaat het over rechtvaardigheid en moraal, over het uitoefenen van macht, en alles wat daarbij komt. Zoals beïnvloeding via massamedia en politiek.
Dierproeven bieden dus voor elk wat wils. Des te onbegrijpelijker dat het aantal dierenbeschermers dat er zich actief mee bezig houdt, op de vingers van een hand te tellen is.
E.D.