Mens en dier zijn (intrinsiek) evenwaardig in hun recht op vrijheid

Alle levende wezens zijn verschillend maar evenwaardig in het recht op vrijheid op een natuurlijk leven.
Een dier is (net als een mens) geen ding of een object.
Mensen moeten kunnen ingrijpen wanneer mensen dieren misbruiken of onrecht aandoen.
Posts tonen met het label export. Alle posts tonen
Posts tonen met het label export. Alle posts tonen

16 februari 2011

Het Nederlandse platteland wordt steeds minder aantrekkelijk voor recreatie

Tweederde van de met Q-koorts besmette veehouderijen is nog steeds niet vrij verklaard door de nieuwe Voedsel en Warenautoriteit (nVWA). Dit betekent dat het nog steeds gevaarlijk voor de gezondheid is om in de buurt van deze bedrijven te komen. Het Amerikaanse centrum voor volksgezondheid CDC blijft dan ook toeristen adviseren om in Nederland voorzichtig te zijn in verband met Q-koorts.
Het betreft hier vooral bedrijven met geiten en in een enkel geval met melkschapen. In de media verschijnen berichten over de (ontbrekende) relatie tussen grootschalige bedrijven en gezondheidsklachten. Dat in gebieden met intensieve veehouderij meer klachten en aandoeningen aan de luchtwegen worden gerapporteerd, zou niet bevestigd kunnen worden aan de hand van de verkregen ziektegegevens van de huisartsenpraktijken.

In Nederland zijn echter twee bewegingen aan de gang. Aan de ene kant stoppen steeds meer kleine boeren en blijft het aantal dieren, gehouden door boeren in grote of megastallen, ongeveer gelijk.
Het onmiskenbaar optreden van klachten heeft vooraleerst te maken met de grote hoeveelheid vee die in ons land in stallen wordt gehouden. Dat aantal is drie keer zo hoog als voor de eigen consumptie nodig is. Tweederde wordt geëxporteerd. De grotere stallen en het verdwijnen van de kleine boeren maakt het landschap op het platteland steeds minder aantrekkelijk voor recreatie. Dat is voor het voorkomen van zoönosen een geluk bij een ongeluk, maar het kan natuurlijk niet de bedoeling zijn dat de mensen uit de stad alleen maar in het buitenland veilig kunnen recreëren.

10 februari 2011

Ziet de burger dierenwelzijn verkeerd?

Koeien, varkens en kippen zijn beter af op stal dan buiten in de wei. Dartelende koeien in de wei, varkens die zich wentelen in de modder. Kippen die vrij kunnen fladderen, de burger ziet het graag. Maar de burger ziet het verkeerd, zeggen dr ir Bastiaan Meerburg en ir Marjolein Neuteboom van Wageningen Universiteit (WUR).
Want dieren die buiten lopen, stoten meer broeikasgas uit, verbruiken meer voer en zijn veel vatbaarder voor ziektes. Dieren zijn dus beter af op stal. Het betoog van Meerburg en Neuteboom maakt onderdeel uit van de essaybundel Over zorgvuldige veehouderij. Met de bundel, waaraan 62 wetenschappers hebben meegewerkt, wil 'Wageningen' een bijdrage leveren aan het debat over de toekomst van de veehouderij.

Het is het aloude liedje: een dier is beter af bij de boer die zorgt dat het dier onderdak, voer en drinken krijgt. Buiten kan het alleen maar ziek worden en wanneer de dieren massaal buiten lopen is het lastiger om de mest te verzamelen. Maar dat heeft toch allemaal weinig met dierenwelzijn van doen? Het is natuurlijk om af en toe ziek te zijn. Is de afwezigheid van ziekte door preventief antibiotica toe te dienen aan jonge dieren een teken van gezonde bedrijfsvoering?

Het offensief doet denken aan het initiatief van Roos Vonk die honderd hoogleraren vroeg om zich uit te spreken tegen de hedendaagse vee-industrie. De Wageningers proberen de burgers uit de stad belachelijk te maken door te stellen dat zij zich meer baseren op emoties dan op feiten. Een van hen, Hans Hopster, beweert dat sterk kan worden betwijfeld of stedelingen het bij het rechte eind hebben wanneer zij varkens, kippen en koeien vergelijkbare menselijke kwaliteiten als empathie en zelfbewustzijn toedichten. Ook het groeiend aantal vrouwen in “groene opleidingen” zou bijdragen aan meer inlevingsvermogen, alsof inlevingsvermogen in dieren een teken van gemankeerd denkvermogen zou zijn.
Meerburg en Neuteboom vrezen de toekomst, want straks leidt het idealisme van de burgers tot strenge wetgeving, waardoor we in Nederland niet meer efficiënt kunnen produceren.
En daarmee komt de aap uit de mouw: het gaat de Wageningers ordinair om de centen. Wanneer de weldenkende Nederlandse burgers kiezen voor natuur in plaats van overproductie op het platteland dan heeft de Wageningse universiteit en de export minder reden van bestaan.

13 januari 2011

Dood door schuld voor hen die dieren exploiteren zonder eer en geweten

Minister van Volksgezondheid Edith Schippers (VVD) huilde woensdag 13 januari tijdens het debat over de manier waarop de Q-koorts is aangepakt krokodillentranen. "De vorige bewindslieden hebben naar eer en geweten gehandeld”. Schippers werd aangepakt door Marianne Thieme van de Partij voor de Dieren. Thieme noemde het begrijpelijk dat mensen de overheid dood door schuld verwijten. De Nederlandse vee-industrie produceert voor het eigen gewin, produceert meer dan voor de Nederlandse voedselbehoefte nodig is en verkoopt dit overschot op buitenlandse markten. Door de overproductie met vee in te kleine ruimtes wordt de kans op ziekten vergroot. Een oplossing die de politiek heeft voorgesteld is om het ministerie van Volksgezondheid de regie te geven over de veeteelt, wanneer de gezondheid van mensen in gevaar is.

Thieme kondigde een motie van treurnis aan omdat Schippers en haar collega Henk Bleker (Landbouw) niet vinden dat bij de aanpak van de Q-koorts de economische belangen boven het belang van de volksgezondheid zijn gesteld.

Tot nu toe zijn door de Q-koorts naar schatting achttien mensen overleden en honderden chronisch ziek. Dat aantal is te klein voor de ministeries om maatregelen te nemen om de overpopulatie en de omstandigheden in de vee-industrie aan te pakken. Wat het lastig maakt is dat de overpopulatie zo groot is dat niet geëist kan worden dat al het vee buiten kan lopen, want juist de combinatie tussen vee dat buiten loopt en een te grote veedichtheid is een risico voor de volksgezondheid. De eis dat vee buiten kan lopen kan alleen samengaan met een sterk gereduceerde veestapel. Maar een reductie van 70% levert nog genoeg voedsel op voor de Nederlandse bevolking en kan de gevaren van dierziekten effectief beperken. Een dergelijke maatregel heeft nog vele ander voordelen.

25 oktober 2010

Bijdrage agrarische sector in BBP in 15 jaar gehalveerd

In 1995 was het aandeel van de land- en tuinbouw in het bruto binnenlands product (bbp) nog 3,2 procent, vijftien jaar later was dat meer dan gehalveerd tot 1,4 procent van het bbp. Een derde van de bedrijven stopte, de overige twee derde werd 50% groter qua landgebruik, maar de overblijvende boeren gingen minder verdienen, aldus het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
De 27% lagere inkomens in de landbouw zijn onder meer het gevolg van lagere prijzen van landbouwproducten door de toename van het aanbod op de wereldmarkt.
70% van de Nederlandse dierlijke productie wordt geëxporteerd, terwijl 63 procent van de Nederlandse vleesconsumptie is geïmporteerd.
Meer lezen over de gevolgen van de overproductie voor dierenwelzijn? Klik hier.

30 juli 2010

Biggen worden over veel te grote afstand getransporteerd


De Nederlandse varkenssector produceert 6,5 miljoen biggen om in andere landen (vaak in eigen stallen) vet te mesten. Op deze wijze omzeilen Nederlandse varkenshouders de Nederlandse mestwetgeving. Het is dus goedkoper om dieren tussentijds naar elders te vervoeren dan in eigen land op te laten groeien. De reden daarvoor is niet een te strenge wetgeving, integendeel, maar dat ons land al overvol met landbouwdieren zit.

Wakker Dier becijferde(28 juli 2010):
Uit de nieuwste exportcijfers over de eerste helft van 2010 blijkt dat het aantal grensoverschrijdende veetransporten met Nederlandse biggen schrikbarend toeneemt. Wakker Dier heeft berekend dat de exportbiggen een gezamenlijke afstand afleggen van 4.5 miljard kilometer per jaar, in kilometers vergelijkbaar met meer dan 12 duizend biggen naar de maan! Veel dierenleed is het gevolg. Het gaat om een toename van het aantal biggen van 2,9 in 2000 naar 6,5 miljoen biggen dit jaar. Deze toename zit onder meer in lange-afstands-transporten naar nieuwe exportlanden als Roemenië, Hongarije en Polen.

Wakker Dier stelt verder:
Nederland is naast ‘slager van Europa’ nu ook ‘kraamkamer van Europa’ geworden. De Nederlandse varkenssector produceert 6.5 miljoen biggen om in andere landen vet te mesten. Dit leidt tot veel dierenleed vanwege de stressvolle transporten. Daarnaast leidt het tot extra risico’s voor insleep van dierziektes. Het grootste risico op een nieuwe uitbraak van varkenspest ligt in de vele Nederlandse veewagens die kris kras door Europa rijden, zo blijkt uit onderzoek. En bij een nieuwe dierziekte-uitbraak leidt dit weer tot massaal dierenleed: dieren worden ziek en vanwege het vervoersverbod puilen de stallen snel uit waarna de politiek haar toevlucht neemt tot de cynisch genoemde ‘welzijnsruimingen’.

De toenemende transporten zijn in strijd met overheidsbeleid. Al jaren pleit het kabinet voor een maximale reistijd bij veetransporten van 8 uur. De commissie Wijffels stelde hier in 2001 al over: ‘Jonge dieren worden daar vandaan gehaald waar ze het goedkoopste zijn en slachtrijpe dieren daar heen gebracht waar de slachterij het meest betaald. Een onverantwoord gesleep met dieren is het gevolg. Onverantwoord, zowel in termen van dierenwelzijn als qua risico voor insleep van besmettingen over grote afstand’. De langere veetransporten naar de nieuwe EU-landen als Roemenië, Hongarije en Polen nemen echter fors toe. Een kwart van de grensoverschrijdende biggentransporten hebben ondertussen een afstand van meer dan 1.500 kilometer.

30 juni 2010

PBL vraagt de overheid om aandacht voor de kwaliteit van de leefomgeving

Maatregelen om het welzijn van dieren te verbeteren kunnen negatieve gevolgen hebben voor het milieu, stelt het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) 9 juni 2010 in een rapport over tien jaar veehouderij in ons land.
De uitstoot van fijnstof is sinds 2004 weer gestegen, doordat pluimveehouders overschakelden op scharrelkippen, aldus het rapport. Bovendien produceren diervriendelijke houderijsystemen niet alleen meer fijnstof, maar vaak ook meer ammoniak. Ook het voerverbruik is hoger, waardoor meer landbouwgrond nodig is om het voer te produceren. Dat kan ten koste gaan van milieu en natuur elders.
Het PBL vindt dat de overheid deze strijdigheid aan de orde moet stellen en zo nodig een keuze moet maken. Dat geldt ook voor de vraag in hoeverre export ten koste mag gaan van de kwaliteit van de leefomgeving hier.
Tot zover het PBL.
De uitstoot van fijnstof en ammoniak van diervriendelijke houderijsystemen is alleen een probleem wanneer er grote hoeveelheden dieren worden gehouden. In dat kader is het terecht dat het PBL de overheid oproept om een keuze te maken ten aanzien van de export in relatie tot de kwaliteit van de leefomgeving in Nederland. Het is helder dat de overheid het beste kan streven naar een kleinere omvang dier(on)vriendelijke houderijen. Nu worden er in ons land 3x zo veel dieren gehouden als in eigen land worden geconsumeerd. Die overkill gaat ten koste van de kwaliteit van de leefomgeving.

10 april 2010

Is intensieve veehouderij milieuvriendelijk?

In de intensieve veehouderij worden veel dieren in een kleine ruimte bij elkaar gehouden. Omdat de mest wordt verzameld kan er invloed op worden uitgeoefend waar deze weer in het milieu teruggebracht wordt. Zouden alle dieren buiten lopen op een relatief klein terrein dan zou de natuur de belasting van hun mest niet aankunnen. Uit deze omstandigheid zou je kunnen concluderen dat de intensieve veehouderij het milieu minder belast dan diervriendelijkere veehouderij systemen waarbij de dieren in de wei lopen. Echter, de vergelijking gaat mank, want de huidige intensieve veehouderij houdt juist zoveel dieren het gehele jaar in de stal omdat zij een markt wil bedienen die veel groter is dan de veehouderij, gericht op de eigen regio, vroeger deed. Zou ons land net zoveel landbouwhuisdieren huisvesten als voor de Nederlandse voedselvoorziening nodig is, dan kan het milieu de mest gemakkelijk op een natuurlijke manier verwerken, vooropgesteld natuurlijk wanneer de boeren zich zouden houden aan het maximaal hoeveelheid dieren die een weide aankan.
Ons land wil graag via de export zoveel mogelijk vlees en zuivel op de buitenlandse markt afzetten. Om de veestapel te kunnen voeden moet het voer uit andere delen van de wereld worden aangevoerd en mag de mest niet meer volledig als bemesting over het eigen land worden uitgereden. Dit maakt dat het platteland steeds meer een industrieel karakter krijgt, waarbij voor mensen buiten de agrarische sector weinig meer valt te beleven. Het wordt er steeds minder aantrekkelijk, zelfs ongezond om te wonen.
Het is de vraag hoe lang burgers nog zullen toestaan dat zo’n groot deel van de beperkte ruimte in ons land wordt gebruikt voor exportdoeleinden, waarvan die burger zelf nauwelijks voordeel heeft. Het enige voordeel dat een consument heeft is dat vlees en zuivel goedkoper zijn dan wanneer er op een kleinschaliger en dier- en milieuvriendelijker manier dieren worden gehouden. Dat financiële voordeel van een lagere prijs in de schappen wordt ruimschoots teniet gedaan door de indirecte financiële nadelen en bedreigingen van de gezondheid en beleving van het landschap.
Het is natuurlijk in theorie denkbaar dat de Nederlandse politiek zou besluiten om de exportbelangen van de agrosector op te geven en de vlees- en zuivelproductie toch in handen te geven aan de intensieve veehouderij. Dan zou een handvol boeren de nationale behoefte kunnen dekken. Dan zouden er in wat afgelegen gebieden een paar megastallen over kunnen blijven. Maar het is veel aantrekkelijker voor boer, burger en dier om in ons land een veestapel te onderhouden die net groot genoeg is om de nationale voedselbehoefte te dekken en te laten leven in omstandigheden waarbij zowel de dieren een goed leven zouden leiden als dat buitenstaanders en omwonenden zouden kunnen genieten van een extensievere teelt in de wei.
Ook weidevogels hebben daar belang bij. Nu hebben de boeren het te druk met het voeren van hun grote veestapel om af en toe van de trekker te stappen om een nest te beschermen. LNV reageert hierop door die gebieden waar de boeren daartoe nog wel bereid zijn te steunen en de dieren in de overige gebieden vogelvrij te verklaren.
Het lijkt een dier- en milieuvriendelijk beleid, maar het is allemaal om de aandacht af te leiden van de werkelijke problemen die de grootschaligheid als gevolg van economisch hebzucht veroorzaakt.

10 januari 2010

Grote grazers zouden uit natuurgebieden als de Oostvaardersplassen moeten kunnen wegtrekken

Uit het nieuws van zondag van 10 januari 2010: Een kudde van ongeveer honderd konikpaarden uit de Oostvaardersplassen is in de nacht van zaterdag op zondag het ijs overgestoken naar het Oostvaardersbos bij Almere. Onder het gewicht is een aantal wilde dieren door het ijs gezakt. Alle paarden kwamen op eigen kracht het water weer uit, maar één paard was zo verzwakt dat de boswachters hem moesten afschieten.
Tot zover het persbericht van Staatsbosbeheer.

In de week hiervoor laaide de discussie weer op of de dieren in het natuurgebied bijgevoerd zouden moeten worden. Door de lange tijd dat het gebied onder de sneeuw lag, dreigt er voedseltekort. Staatsbosbeheer wil de dieren aan hun lot overlaten, zodat het aantal dieren dat in de winter sterft kan oplopen tot 1200 paarden. Veel mensen maken zich over dit beleid kwaad omdat zij vinden dat dieren in nood geholpen moeten worden.
Deze kwestie maakt duidelijk dat natuurgebieden niet geïsoleerd zouden mogen zijn en via vrij toegankelijke stroken met elkaar verbonden zouden moeten zijn. Daarvoor moet akkerland wijken en ecoducten worden gebouwd over water en snelwegen. Boeren protesteren omdat zij het land goed kunnen gebruiken om mest op uit te rijden en biomassa op te verbouwen. Deze omstandigheid is ontstaan door de intensieve veehouderij en de oplopende benzineprijzen. Maar de boeren produceren hun vlees en zuivel voornamelijk voor verkoop in het buitenland en het buitenland is veel geschikter voor het produceren van biomassa. De wens van boeren om hun land te behouden kan niet anders worden gezien als het gevolg van het uit de hand gelopen landbouwbeleid na de Tweede Wereldoorlog die geleid heeft tot overproductie en schaamteloze grootheidswaanzin in de vorm van megastallen.
Het recht van een dier om uit de beperking Oostvaardersplassen te migreren naar voedselrijker gebied gaat boven het recht van een Flevoboer om te kunnen produceren. Staatsbosbeheer mag beweren dat de dieren het ijs niet zijn opgegaan door honger gedreven en dat bijvoeren van de dieren gevaarlijk is, omdat zij geen mensen gewend zijn. Mogelijk allemaal waar, maar het zou een grondrecht van dieren moeten zijn om in echte natuurlijke omstandigheden zich vrij te bewegen.
Daarboven hebben de paarden, edelherten en runderen in het Oostvaardersplassengebied geen natuurlijke vijanden (roofdieren als wolf of lynx). Waarmee Moeder Natuur de mogelijkheid ontnomen wordt om relatief snel een dier uit z'n lijden te laten verlossen….

27 december 2009

Halve waarheden, vervuiling en het boerenimago

LTO voorzitter Albert Jan Maat in BN de Stem: 'Waar de agrarische sector last van heeft, is de vervuiling van het politieke debat'. Daar heeft hij gelijk in, maar daarbij dient aangetekend te worden, dat hijzelf een van de grootste vervuilers van het debat is. Met name het debiteren van halve waarheden werkt vervuilend. Maat wil bijvoorbeeld de consument graag doen geloven dat de boerenstand bezig is zo snel af te nemen dat we binnenkort voedsel moeten importeren omdat Nederland dreigt minder voedsel te produceren dan we nodig hebben. De werkelijkheid is dat ons land op het terrein van dierlijke producten ongeveer 300% produceert van wat we nodig hebben (100%). Een verkleining van de veestapel met 60% zou dus nog een overproductie opleveren.
In 2010 wil de agrosector een campagne houden om haar imago te verbeteren. Hopelijk is onderdeel daarvan het steken van de hand in de eigen boezem. Sommige “kleine” boeren verdienen niet zoveel, maar dat is vooral het gevolg van de liberalisering die maakt dat grote boeren met hun bulkproductie geen last hebben van de lage prijs die supermarkten bieden. Willen kleine veeboeren een hogere prijs kunnen afdwingen dan moeten zij die kwaliteit bieden die wezenlijk een beter leven voor hun dieren oplevert of een aantrekkelijker landschap met meer biodiversiteit. Dan is bijspringen van de overheid reëel als een boer extra inspanningen moet doen om het natuurlijke landschap te onderhouden.

03 november 2009

Overheid moet doorbraak forceren in duurzame voeding

In Trouw van 30 oktober pleit AH voor het volgende.
Supermarktreus Albert Heijn vindt dat de overheid een doorbraak moet forceren in de markt voor biologische en fairtradeproducten. Gebeurt dat niet, dan blijft duurzaamheid in voeding een marginaal verschijnsel.
Pogingen van de grote spelers in de supermarktwereld duurzaamheid op een hoger niveau te brengen zijn tot op heden gestrand. Volgens Albert Heijn kan de markt zelf niet voor een doorbraak zorgen. Zonder aanzienlijke initiatieven van de overheid gekoppeld aan afdwingbare regels zal duurzaamheid in voeding onvoldoende van de grond komen. Een supermarktconcern, hoe groot ook, lukt dat niet, zegt Simone Hertzberger, hoofd kwaliteit van Ahold Nederland. Ook supermarkten samen zullen volgens haar niet slagen om een echt grote stap naar duurzaamheid te zetten.

In de Volkskrant van 3 december 2009 reageert Han Swinkels van de Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie (ZLTO) vindt het plan van Albert Heijn `een ouderwets idee'. Volgens hem is een wet voor duurzame voedselproductie onmogelijk omdat Nederland deel uitmaakt van de Europese Unie. Tweederde van de landen tuinbouwproducten wordt geëxporteerd, zegt Swinkels. `Als alleen wij duurzaam produceren, dan verliezen we Europese klanten die elders niet-duurzaam voedsel goedkoper kunnen krijgen'.
`Duurzaam' is bovendien moeilijk te definiëren zegt Peter Jens, directeur van de biologische landbouw- en voedingorganisatie Biologica. `Die boontjes uit Kenia zijn misschien sociaal wel duurzaam geteeld, maar ze hier heen krijgen leidt nog altijd tot veel C02-uitstoot'. Volgens Jens is en het daarom nog veel te vroeg voor een algemene wet.
Tot zover een aantal reacties van diverse organisaties.

Zoals gebruikelijk compliceren ze een zaak die in principe heel eenvoudig is: in de Nederlandse veehouderij wordt geproduceerd voor de buitenlandse markt. Om op die markt te kunnen concurreren wordt in eigen land bezuinigd op dierenwelzijn en milieu. Niet iedereen ziet in dat die bezuinigingen onrechtvaardig zijn en voor de langere termijn schadelijk zijn voor onszelf. We vergroten het risico van gevaarlijke opwarming van het klimaat en het uitbreken van gevaarlijke ziekten. We verkleinen de biodiversiteit en de aantrekkelijkheid van het landschap en de natuur.
Daar ligt een taak voor de overheid, zoals AH terecht stelt. Om de overheid zo ver te krijgen is de medewerking van de politiek nodig. En die is nog niet zover om de belangen van een kleine groep ondernemers te beperken ten behoeve van het grotere belang van de samenleving.
Het congres van het CDA, bijvoorbeeld, heeft in weekend van 30 oktober 2009 nog een motie weggestemd om minder vlees te eten door een vleesloze dag te introduceren. Zolang politici en burgers nog niet zelf de verantwoordelijkheid nemen voor het verminderen van de effecten van hun eigen eetgedrag op de opwarming van het klimaat, zullen we blijven modderen en -al wijzend naar elkaar- de eigen verantwoordelijk afschuiven.

08 oktober 2009

Bijensterfte is ook gevolg van eenzijdig platteland

In Bionieuws van 19 september 2009 een artikel over de grote sterfte van bijenvolken dit jaar. Naast de gebruikelijke factoren als de Varraomijt en het gebruik van insecticiden, de niet zo degelijk uitgevoerde onderzoeken naar straling van zendmasten, geven de schrijvers de eenzijdigheid van het pollenaanbod in de buurt aan als mogelijke oorzaak.

Mensen kunnen een consult aanvragen bij een diëtist als zij zekerheid willen over de samenstelling van het eten, maar bijen die geplaatst worden bij een immens maïsveld gaan niet op zoek naar een meer afwisselend dieet. De maïs in Nederland wordt geplant voor veevoer. De hoeveelheid is veel groter dan nodig is voor een regionale economie: het gaat om overproductie ten behoeve van de export. Het gevolg is een saai platteland.
Wanneer de agrosector zich wat zou in houden en ook een deel van het land niet zou bebouwen, maar aan akkerrandenbeheer zou doen, dan is er een veel gevarieerder voedselaanbod voor niet alleen bijen, maar ook een biotoop voor veel meer dieren.

De voordelen daarvan zijn zo groot, dat zo langzamerhand de vraag prangend wordt, waarom de politiek zich zo afzijdig houdt in de kolonisatie van het platteland door grootschalige, weinig ontziende agrarische ondernemers. Ons land zou veel aantrekkelijker ingericht kunnen worden met gelijktijdig winst op vele terreinen, waaronder de opwarming van het klimaat. Daarvoor moeten grenzen worden gesteld aan agrarische exportbelangen, belangen die toch al op een dood spoor zitten. Een overheidsbeleid met meer oog voor niet-agrarische bewoners van het platteland, de toeristen als bezoekers, voor de miljoenen productiedieren die daar worden gehouden in afgesloten stallen en het maximaal belaste milieu zou leiden tot een veel gezondere en aantrekkelijke leefomgeving.

09 mei 2009

Nederland heeft baat bij vaagheid herkomst landbouwproducten

Veel Europese landen zijn voor een verplichting op voedsel in de supermarkt met etiketten die aangeven waar het is geproduceerd. Nederland als exporterend land ziet deze ontwikkeling als een bedreiging. Nederland zou liever de aanduiding zien “geproduceerd in de EU”.
Kennelijk zouden veel buitenlandse consumenten geen producten uit Nederland kopen als zij hetzelfde product uit het eigen land kunnen kopen. In het geval van dierlijke producten hebben die buitenlanders daar groot gelijk in. Waarom dierlijke producten over de hele wereld slepen terwijl een veehouder uit de eigen regio het net zo diervriendelijk kan? Daar komt nog bij dat ons land veel veevoeder moet importeren om het half miljard dieren jaarlijks te kunnen voeden. En dat gaat (ook) ten koste van natuur en milieu in het buitenland.
Dier- en milieuvriendelijkheid worden in Nederland minimaal ingevuld omdat men anders in kostprijs niet kan concurreren met het buitenland.
Dit is een reden des te meer om de vaderlandse veehouderij voor te houden dat haar omvang ongewenst is. Om krimp tot een gezond niveau te bevorderen moet de overheid (nationaal en Europees) stoppen met het subsidiëren van veehouderij. Weliswaar houden grootschalige bedrijven de concurrentieslag het langst vol, maar zij drukken wel de grootste negatieve stempel op het aanzien van het platteland.

24 april 2009

Nederlandse boeren drukken elkaar uit de markt

Over tien jaar zijn er van elke drie land- en tuinbouwbedrijven in Nederland nog maar twee over. De helft van de melkveebedrijven is dan verdwenen. Het aantal koeien blijft wel ongeveer gelijk, maar de varkensstapel zal krimpen. Dat voorspellen deskundigen van het LEI.

De tendens tot het maken van een supersprong in de grootte van het aantal koeien dat permanent in een megastal wordt gehouden gaat niet alleen ten koste van dierenwelzijn, maar drukt ook boeren uit de markt. Er is domweg niet voldoende ruimte in ons land om alle boeren te laten uitbreiden. De Nederlandse boer produceert voornamelijk voor het buitenland.

Het gevolg van deze ontwikkeling is dat het Nederlandse platteland voor lange tijd een stuk lelijker wordt.

11 februari 2009

Pijnpunten en kansen van de vleesveesector

Op de Belgische site landbouwleven valt onder de titel “Pijnpunten en kansen van de vleesveesector” te lezen:

Naar het voorbeeld van de dialoogdagen over de problematiek van jongeren in de landbouw, de paardenhouderij en de biologische landbouw, startte Vlaams minister-president Peeters maandag 9 februari jl. nu ook met de vleesveesector een viertal dialoogdagen op. Tijdens de eerste van deze vier dialoogdagen benadrukte de minister-president vooreerst het belang van de vleesveesector voor de Vlaamse landbouweconomie. Sinds de invoering van de melkquota en mede door het instellen van premies voor ondersteuning van de rundvleesproductie, is het houden van vleesvee uitgegroeid tot een volwaardige bedrijfstak in Vlaanderen. De laatste jaren bedroeg de bruto rundvleesproductie bijna 300.000 ton karkasgewicht. De productiewaarde maakt 12% van de totale Vlaamse eindproductiewaarde uit en rundvlees is - na varkensvlees en zuivel - het derde belangrijkste veeteeltproduct. Het komt op nummer vier in de rij van alle land- en tuinbouwproducten in Vlaanderen.
Bovendien is het een sector die een positieve handelsbalans van 350 miljoen euro vertoont. Hiermee behoort België tot de top 12 van de landen die rundvlees exporteren. Nederland (38%), Frankrijk, Duitsland en Italië zijn de belangrijkste afnemers van het Belgisch rund- en kalfsvlees.

Daarnaast mogen we, volgens de minister, ook de pijnpunten die samengaan met de ingevoerde producten, niet verzwijgen. “Vraagt de consument zich bijvoorbeeld wel voldoende af of het vlees dat geproduceerd is in andere continenten aan dezelfde hygiëne- en kwaliteitseisen moet voldoen?”, zo stelde de minister, waarbij hij expliciet verwees naar Brazilië, Argentinië en andere landen waar rundvleesproducenten aan minder strenge voorwaarden moeten voldoen dan de Vlaamse producenten.

Uit die eerste dialoogdag bleek alvast dat bij de meeste deelnemers het gevoel bestaat dat op gebied van export nog wel een tandje moet bij gestoken worden.
Een andere vaststelling tijdens de eerste dialoogdag was dat de productiekosten in de vleesveehouderij in Vlaanderen hoger liggen dan elders in de wereld, maar bovendien ook - en dat is zorgwekkender - hoger dan elders in de Europese Unie. Ook daar zal dus moeten aan gewerkt worden.

Tot zover citaten van de site landbouwleven.

Het is duidelijk dat de dialoog op een beperkte manier wordt gehouden. Net als in Nederland zou een betrekken van de nadelen van de intensieve veehouderij volgens het principe ‘de vervuiler betaalt’ en een eerlijke berichtgeving over de nadelen van (onder andere financiële steun aan) de intensieve veehouderij een veel reëler afweging opleveren. Aan rundvleesproducten uit Brazilië en Argentinië zou prima de eis gesteld kunnen worden dat deze afkomstig zijn van dieren die in natuurlijke omstandigheden leven, dat wil zeggen in de grote grazige weiden die deze landen in veel ruimte mate hebben dan Vlaanderen en Nederland.

06 februari 2009

Protectionisme kan dierenleed besparen

De Nederlandse economie is afhankelijk van de export. Protectionistische maatregelen van het buitenland zou onze ondernemers niet uitkomen. Er is een duidelijke uitzondering die veel dierenleed zou schelen: de export van Nederlands vlees en zuivel zou best heel wat minder kunnen. Om te concurreren op buitenlandse markten bezuinigen Nederlandse veehouders op dierenwelzijn. Als buitenlandse markten deze invoer zou tegenhouden en de Nederlandse overheid zou de eigen markt van biologisch of ecologisch verantwoord geproduceerde zuivel beschermen tegen de invoer van bio-industrie producten uit het buitenland dan zou dat zelfs wereldwijd veel dierenleed schelen. Wat is de zin van het heen en weer slepen van vlees, wanneer landen meer produceren dan de eigen behoefte is en het surplus verkopen in een ander land dat ook teveel produceert?
Wanneer we dan (eindelijk ook nog) het principe toepassen dat de vervuiler betaalt, dan kan de belastingbetaler opgelucht ademhalen en de vaderlandse bio-industrie bijplaatsen op de vuilnisbelt van de geschiedenis.

19 januari 2009

Het stoppen van de export van vlees en zuivel draagt bij aan het oplossen van de krediet- en klimaatcrisis

Nederland heeft veel belang bij het exporteren van vlees en zuivel omdat onze veestapel zo groot is dat tweederde van de producten in het buitenland moet worden afgezet. Maar de grote veestapel houdt ook verband met de opwarming van de aarde. De mondiale vleesconsumptie en –productie is de belangrijkste factor in de opwarming van de aarde. Ons land zou een belangrijke bijdrage kunnen doen aan de oplossing van dat probleem en daarmee samenhangende problemen als ontbossing in de derde wereld en verspilling van energie door zonder noodzaak vlees en zuivelproducten heen en weer te slepen over de wereld.
Een ander gevolg van de economische crisis is dat landen gaan zoeken naar wegen om de eigen economie en werkgelegenheid te beschermen. Op het gebied van de veehouderij zou het een goede zaak zijn als landen die in staat zijn om hun eigen boontjes te doppen op het gebied van de voedselvoorziening ook dat voedsel op de eigen markt zouden in- en verkopen.
Ons land zou er om uiteenlopende redenen goed aan doen om de veestapel terug te brengen tot een derde van het huidige aantal en aan de landbouwers de eis te stellen dat deze zo duurzaam, dier- en milieuvriendelijk mogelijk produceren. Bulkproductie is alleen goed voor de portemonnee van de grootverdiener en van de grootafnemer. Deze bestaan omdat het mogelijk is te exporteren. Dat offer te brengen door deze export op te geven is veel gevraagd, maar redelijk, terwijl het politiek toch heel gevoelig ligt.
Het wordt tijd dat het grote publiek begint in te zien dat de ontwikkelingen in de landbouw de grens van de redelijkheid is overschreden. Die grensoverschrijding houdt in dat de veehouderij niet meer bestaat voor de oorspronkelijke reden “voedselvoorziening”, maar verworden is tot een productiefaciliteit. Het is een zeer klein deel van de economische handelsbalans en kan gemist worden zonder dat het ons welvaart en welzijn kost.
Een terugkeer naar een landbouwbeleid naar de ware reden van vee houden, namelijk het voeden van de eigen bevolking (op een natuurlijke wijze) is een pad dat meerdere voordelen heeft. Er komt dan ook ruimte om te praten over de meest optimale manier om de landbouwgrond te gebruiken voor behoeften die de samenleving echt nodig heeft. Die levensbehoefte omvat meer dan voedselzekerheid, het omvat ook ruimte om te ontspannen en om natuur en rust te produceren. Dat zijn slechts een paar voorbeelden van elementen, die bijdragen aan ons welzijn en die we in onze samenleving in meerdere opzichten zijn kwijt geraakt.
Het wordt tijd om deze realiteit eerlijk onder ogen te zien en te stoppen met het verspreiden van leugens omwille van het spekken van de portemonnee van enkelen.

23 december 2008

Er wordt binnen de EU nodeloos met vlees en zuivel heen en weer gesleept

Het CBS meldt 22 december:

Duitsland grootste leverancier

Naast Nederlands vlees, eet de Nederlander ook vlees dat in het buitenland wordt geproduceerd. Er werd in 2007 ruim 1,3 miljard kg vlees ingevoerd. Dit is een stijging van 90 procent vergeleken met de vleesinvoer in 2000. Van het geïmporteerde vlees is circa 85 procent afkomstig van landen binnen de EU. Duitsland is goed voor circa 30 procent van de invoer.

Tot zover het CBS.


De producten van twee van de drie dieren, gehouden in de Nederlandse intensieve veehouderij, wordt geëxporteerd. Naast deze "overkill" is er dus veel import.
Dat gesleep met vlees is volkomen onnodig en dieronvriendelijk. Waarom zou ons land meer vlees im- en exporteren dan de eigen behoefte is? Omdat er een vrije markt is?
Wat een onzin! Het zou een heleboel dierenleed schelen als EU-landen zouden stoppen met het heen en weer slepen met vlees en zuivelproducten en de eigen veehouders zouden verplichten om diervriendelijker te produceren.
Weliswaar wordt voornamelijk gesleept met (producten van) dode dieren, maar de reden dat het gesleep dier- en milieuonvriendelijk is, komt door het feit dat wil het economisch uit kunnen om te exporteren, er op het veebedrijf geknepen moet worden op de kostprijs. Dit knijpen houdt in de praktijk in dierenleed (door dieronvriendelijke huisvesting) en milieuvervuiling. Het opruimen daarvan wordt afgewenteld op de belastingbetaler.

28 juni 2008

Verdoofd castreren blijft gewoon dierenmishandeling

Supermarkten en varkensboeren hebben afgelopen vrijdag overeenstemming bereikt over de verdeling van de kosten voor het verdoofd castreren van biggen. Zoals te doen gebruikelijk betalen de boeren geen stuiver en nemen de supermarkten de extra kosten voor hun rekening. Die dat natuurlijk meteen weer doorberekenen aan de consument.
De consument zal de prijsverhoging straks vrijwel zeker zonder morren accepteren omdat hij denkt de biggen hiermee een dienst te bewijzen. Verdoofd castreren is immers diervriendelijk!
Vergeet het maar.
Om te beginnen worden alleen biggen die voor de Nederlandse markt bestemd zijn verdoofd gecastreerd. Aangezien 80% van het in Nederland geproduceerde varkensvlees naar buitenlandse afnemers gaat, betekent het dat 80% van de biggen in Nederland nog steeds onverdoofd wordt gecastreerd.

Er is dus geen enkele reden voor al die organisaties die hebben gestreden voor onverdoofd castreren om trots te zijn op hun resultaat. Ze hebben zich in de luren laten leggen door de varkenshouders. Immers, zij kunnen nu claimen dat ze diervriendelijk bezig zijn en tegelijkertijd rustig doorgaan met onverdoofd castreren.
Dan het verdoofd castreren zelf. Dat ziet er helemaal niet zo diervriendelijk uit als de term verdoofd castreren doet vermoeden.
Als het mannelijke varken een week tot tien dagen eerder wordt geslacht dan nu gebruikelijk is er qua mogelijke ‘berengeur’ geen vuiltje aan de lucht.
Er zijn landen (onder ander Engeland) waar de supermarkten geen vlees accepteren dat afkomstig is van gecastreerde biggen. De consument betaalt de geringe meersprijs die daar tegenover staat zonder morren.
Als het daar wel kan, waarom kan het dan hier niet?
Het blijft natuurlijk gissen, maar het donkerbruine vermoeden bestaat dat in ieder geval in Nederland zowel de producent als de consument met hun portemonnee zijn gaan denken. In de portemonnee is uitsluitend plaats voor geldstukken en bankbiljetten.
Daarom zijn voor varkenshouders de biggen geen dieren meer, maar productiemiddelen waar een zo hoog mogelijk rendement uit moet worden gehaald.
Daarom is de consument die in de supermarkt een kiloknaller vlees in zijn winkelwagentje mikt, absoluut niet geïnteresseerd in de omstandigheden waaronder dat stuk vlees toen het nog een dier was opgroeide.
Merkwaardig.
Dieren die onder stress moeten leven, maken stoffen aan die in hun vlees gaan zitten.
Dat is angstvlees.
Wie angstvlees eet, krijgt zelf ook angstvlees.
De consument van gangbaar vlees eet de stress en de angst en de daaruit volgende agressie op, en vraagt zich vervolgens verbaasd af waarom de wereld er toch zo vol stress, angst en agressie uit ziet.

30 oktober 2007

Versluierend taalgebruik door Verburg

Minister van LNV, Gerda Verburg, laat in een brief het volgende weten:

Tijdens het Nota-overleg Duurzame Daadkracht van 19 april 2004 is, op initiatief van mevrouw Van Velzen (SP), gesproken over internalisering van maatschappelijke kosten van de varkenshouderij. Naar aanleiding daarvan heeft het LEI een quick scan literatuuronderzoek verricht dat op 7 maart 2005 aan de Kamer is verzonden. Deze quick scan liet een aantal belangrijke vragen open die niet op korte termijn beantwoord konden worden en/of beleidskeuzes inhielden. In de begeleidende brief heeft mijn voorganger destijds aangegeven dat het streven van verdiscontering van maatschappelijke kosten in de kostprijs een onderdeel is van het beleid voor de verdere verduurzaming van de intensieve veehouderij. Tevens heeft hij in die brief het voornemen geuit nader onderzoek uit te voeren naar de maatschappelijke kosten van de sectoren varkenshouderij en pluimveehouderij, waarbij ook de situatie in andere lidstaten wordt betrokken vanuit het oogpunt van internationale concurrentiepositie.

Tot zover de minister.

In gewone taal: hierboven staat dat de minister uiterst traag ingegaan is op het verzoek van Krista van Velzen en haar vragen half heeft beantwoord. Er is vanuit het ministerie van LNV tegenzin om de kosten, die nu nog op de maatschappij worden afgewenteld, door te berekenen aan de boeren zelf. Men verwacht namelijk dat de kostprijs van de varkens te hoog wordt om nog op de buitenlandse markt vlees te kunnen verkopen.

Tot zover een weerslag van wat de minister bedoelt.

De Nederlandse regering wil zolang mogelijk proberen om de exportpositie van de Nederlandse intensieve veehouderij vol te houden of te vergroten. Zij kan dat alleen wanneer de belastingbetaler de negatieve gevolgen betaalt. Met andere woorden: niet de vervuiler betaalt, maar de hard werkende burger.

27 juni 2007

Schaamteloze zelfverrijking ten koste van varkenswelzijn en natuur

Varkensboeren in Nederland produceren voor de buitenlandse markt. Van elke 3 varkens in ons land worden er 2 buiten Nederland opgegeten. Dat is onredelijk ten opzichte van de goedwillende buitenlandse varkensboeren en de varkens in Nederland worden in welzijn te kort gedaan om de kostprijs zo laag te houden om met het buitenland te kunnen concurreren.
Ondertussen voldoet de Nederlandse natuur niet aan de minimale Europese eisen die men daaraan stelt. Symptomen zijn verdroging en verzuring. Deze zaken hebben te maken met de intensieve veehouderij. Aantrekkelijke natuur vraagt om een hoge waterstand. Dat zou ook nog eens in de CO2-uitstoot schelen. De boeren die zoveel als toegestaan is van hun mest willen uitrijden willen een lage waterstand.
Ook boeren, wiens land in aanmerking komt om opgenomen worden in de Ecologische HoofdStructuur en eigenlijk zouden moeten stoppen, blijven op hun land zitten, want zolang het nog geen 2018 is, is medewerking alleen op vrijwillige basis en niet verplicht. Als zij dan toch weg moeten (via onteigening) laten zij zich met uw gemeenschapsgeld uitkopen. Tot die tijd gebruiken ze het land om mest op uit te rijden en daarmee de verzuring en klimaatopwarming te verergeren. Natuurbeheer komt daardoor veel te traag op gang en het platteland wordt steeds saaier.

Vroeger waren boeren er om de lokale bevolking te voeden. Tegenwoordig halen ze varkensvoer uit de derde wereld en gijzelen ze het land(schap) en de politiek met als doel zelfverrijking onder het mom “economie”. De menselijke maat is door de alsmaar doorgaande schaalvergroting verdwenen. Boerderijen zijn fabrieken geworden.
Nederlanders, waarom pikken jullie dit? Omdat jullie zelf ook profiteren van lage varkensvleesprijzen? Of denken jullie echt na het bezoek van een “comfort class” zichtstal dat de intensieve veehouderij er straks voor een half miljard dieren als een paradijs komt uit te zien? Weegt de achteruitgang in de kwaliteit van de samenleving en de natuur op tegen een goedkoop stukje vlees? De vleesproducerende en verwerkende industrie lacht u in uw gezicht uit, want zij kunnen ongehinderd de nadelige gevolgen op de anonieme belastingbetaler en het niet zichtbaar protesterende dier afwentelen.

Leeswijzer


Thema's of steekwoorden vindt u via de labels onderaan de pagina of op Animal Freedom.
Klik hier voor de laatste bijdragen op dit blog
.
Klik hier voor het beleid om uw privacy te beschermen.
Kijk op ook Facebook voor onze reactie op de actualiteit.

Waarom dit blog?

De Nederlandse veehouderij is vooral gericht op zoveel mogelijk voor de export te produceren onder het motto “meer, meer, meer en groot, groter, grootst”. Dit heeft negatieve gevolgen voor zowel de dierenwelzijn, biodiversiteit, het milieu, het klimaat, de portemonnee en de gezondheid van burgers en ook voor welwillende boeren.
Dit blog verzamelt kritische artikelen die de wurggreep beschrijven waarin de veehouderij zichzelf heeft vastgezet. Zo willen we niet alleen een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de kwaliteit van het leven voor alle belanghebbenden, maar ook aan een schone, gezonde omgeving en een beter dierenwelzijn.

Ook de argumentatie dat dieren grondrechten hebben kan beter en meer aansluiten op hoe mensen voor zichzelf vinden dat recht moet gelden. Alle dier(soort)en kunnen in hun recht op vrijheid als (intrinsiek) evenwaardig aan mensen beschouwd worden. Dierenrechten zijn mensenrechten, die mensen de kans geeft om voor dieren op te komen.
Dieren, bijv. in de intensieve veehouderij, worden behandeld als een object in plaats van een subject met gevoelens en rechten.

De snelheid en het aantal dier(soort)en dat we voortdurend gebruiken is immens. De bijdrage aan onze welvaart en economie van de agrosector is gering. De oplossing is simpel en van niemand anders dan van ons zelf afhankelijk.

Dierenrechten in woord en beeld

Vrijheid is ook een intrinsiek grondrecht voor dieren. Dieren zijn geen dingen Dierenrechten zijn mensenrechten. Mensen moeten voor dieren kunnen opkomen wanneer hun grondrecht wordt geschonden.
logo van Animal Freedom yin en yang
Lees hier over de redenen waarom dieren recht op vrijheid hebben. Lees hier waarin mens en dier evenwaardig zijn.