Mens en dier zijn (intrinsiek) evenwaardig in hun recht op vrijheid

Alle levende wezens zijn verschillend maar evenwaardig in het recht op vrijheid op een natuurlijk leven.
Een dier is (net als een mens) geen ding of een object.
Mensen moeten kunnen ingrijpen wanneer mensen dieren misbruiken of onrecht aandoen.

03 juli 2007

Omstreden haantjes actie

kuikentjes

Kippenfokkers doden elk jaar miljoenen jonge haantjes
. Voor kunstenares Katinka van Bruggen reden dit weekend ruim vijftig haantjes op te kopen.
Ze wilde de beestjes zondag tijdens een kunstmanifestatie in Amsterdam verkopen om op die manier aandacht te vragen voor jonge haantjes. De diertjes gaan direct na de geboorte door de shredder.
De organisatie van de manifestatie vond de actie geen goed idee. Zij namen de kuikentjes van Van Bruggen in beslag en deden aangifte tegen haar bij de politie.

Tot zover het verslag op RTV-NH.

"Kunstenares" Katinka van Bruggen ("Tinkebell") kennen we nog van haar "actie" om knuffels van dode huisdieren te maken. Zo zou zij naar verluid van haar overleden kat een tas hebben gemaakt.
Ook andere kunstenaars (bijvoorbeeld Nathalia Edenmont) proberen via (foto's van) dierenleed hun naam wat meer bekendheid te geven en hun (kunst?)leren portemonnee te spekken volgens de redenatie dat anderen toch ook dieren gebruiken voor voeding of kleding.
De PvdD stelde nav dit incident kamervragen over wie er in Nederland eigenlijk bevoegd is om dieren te doden en of de minister enig idee heeft hoe vaak het voorkomt dat zoiets illegaal gebeurt.

Zie ook het artikel "Het doden of toetakelen van een dier als kunstobject: kunst of ziek"?
kattenkop.

02 juli 2007

Landbouwpolitiek

In de Nederlandse landbouwpolitiek gaat het er niet om dat problemen worden opgelost, het gaat er om dat men elkaar niet voor de voeten loopt.
Dat de omvang van de Nederlandse veestapel welzijnsproblemen geeft en een onevenredige druk op natuur en milieu legt, is vreemd genoeg niet een aansporing van welk kabinet dan ook om de veestapel te reduceren. In Nederland lossen we dat anders op. We zorgen ervoor dat de gevolgen voor alle belanghebbenden kleiner worden en zo de last wordt uitgesmeerd.
Veeboeren die te dicht staan in de buurt van natuurgebieden verplaatsen we op kosten van de belastingbetaler naar elders. We noemen de problematische gebieden “reconstructiegebieden” en het gebied waarnaar de problemen naartoe worden verplaatst eufemistisch “landbouwontwikkelingsgebieden”.
Waarom doen we zo onlogisch? Want de partij die echt voor dit beleid moet betalen zijn de dieren en de belastingbetalende burgers. Wel, het antwoord is bekend: het gaat om de economie. Nog iets preciezer het gaat erom dat de agro-industrie blijft draaien. Dat deze industrie al lang niet meer een essentieel onderdeel van een gezonde samenleving is, doet er niet toe. Zolang er maar mensen aan het werk kunnen blijven en er geld verdiend wordt, dan wordt deze gesteund.
Praktijk van vandaag is dat veeteeltbedrijven worden verplaatst in plaats van opgeheven. De verplaatsing is niet een gewone verplaatsing, nee, er wordt tegelijk aan schaalvergroting gedaan. Op deze wijze is een boer bereid mee te werken en het dierenwelzijn van veel dieren in weinig stallen is even groot als weinig dieren in veel stallen, nietwaar? Het probleem van mestproductie wordt aangepakt door de mest te vergisten. Dat dit proces op gang moet worden gebracht door en energie kost die afkomstig is van voeding, wordt er niet bij verteld, dat zou het economische wonder maar verstoren.
En zo blijft iedere partij maar in zijn eigen hokje denken en voor eigen parochie preken. De milieufederaties en de natuurbeschermingsorganisaties staan deze politiek toe omdat het per saldo een beetje helpt voor de belangen van zeldzame planten. Ons land wordt er op bepaalde plaatsen wat mooier op omdat er natuur ontwikkeld wordt en in concentratiegebieden wat lelijker vanwege de stallen (varkensflats) op industriële schaal.
Als we allemaal maar onze oogkleppen opzetten, dan ziet een ieder wat hij wil zien. Typisch Hollands: zeldzame plantjes krijgen een ontoegankelijk plekje en de schoonheid van het landschap waarin iedereen woont en recreëert gaat zienderogen achteruit.
Je zou kunnen denken dat dit compromis denken het minst slechte is van twee kwalijke uitersten (niets doen of de bio-industrie afschaffen). Deze oplossing heeft kenmerken van voordelen op de korte termijn en nadelen op de lange termijn. Het korte termijn voordeel is dat er geen acties zijn te verwachten uit de hoek van de veehouders. Het lange termijn nadeel is dat we nog langer verblijven op de doodlopende weg. De investeringen die nu worden gedaan om bedrijven te verplaatsen kunnen moeilijk ongedaan gemaakt worden omdat dat “zonde van het geld” zijn. En zo worden de problemen en de oplossing door politici die bang zijn voor hun kiezers verschoven naar het toekomstige bord van onze kinderen.
Zie ook de zeven dilemma's van de vorige landbouwminister of het artikel over wat ideaal zou zijn voor de dieren in de veehouderij.

Verburg vindt het verantwoord kinderen visles te geven

Landbouwminister Verburg is niet van plan basisscholen op de vingers te tikken als ze vislessen organiseren voor hun scholieren. Dat stelt de CDA'er in reactie op Kamervragen van de PvdD, die zich afvraagt of het enthousiast maken van kinderen voor een 'dieronvriendelijke hobby' verantwoord is. Verburg vindt van wel: 'Juist omdat meer dan een half miljoen kinderen in Nederland vissen, is het belangrijk dat zij op een verantwoorde wijze leren omgaan met de vissen en de natuur', schrijft de bewindsvrouw. 'Lessen in sportvissen op basisscholen brengen scholieren respect en verantwoordelijkheidsgevoel bij voor het leven onder water. Dankzij de lessen, die worden georganiseerd door Sportvisserij Nederland, leren kinderen verantwoord omgaan met vis.' Ook vindt Verburg niet dat vissen lijden onder de hengelsport. 'Sportvisserij veroorzaakt, mits verantwoord uitgevoerd, geen noemenswaardig dierenleed en vissterfte.'

Zie ook de bezwaren die een aantal dierenbeschermingsorganisaties een paar jaar geleden hadden tegen de organisatie van schoolviswedstrijden door het magazine Beet op de website van Niet in de Haak.

28 juni 2007

Drijft de agrosector over of overdrijft zij?

Het belang van de agrosector wordt steeds kleiner. Dat is niet vreemd, want ons land is eigenlijk te klein voor zoveel industriële activiteit. Men probeert de status quo te handhaven door import, schaalvergroting, kostenbesparing en verbeterende technologie.

Volgens eigen zeggen heeft agrarische sector een stevige impuls aan de nationale economie. Het economisch herstel van de land- en tuinbouw en de behoorlijk verbeterde inkomens heeft zich in 2006 voortgezet en de perspectieven zijn redelijk gunstig. Maar tegelijk stelt zij: "Prijsherstel is hard nodig na een lange periode van waarin de opbrengstprijzen in reële zin zijn gedaald”, zegt voorzitter Albert Jan Maat van LTO Nederland naar aanleiding van het Landbouw-Economisch Bericht 2007.

Zo goed gaat het blijkbaar niet en er moet ook nog wat overheidsgeld ingezet worden voor goed nieuws.

In een persbericht meldt Ministerie LNV, donderdag 28 juni 2007:

Presentatie onderzoek 'de economische kracht van agrofood in nederland'

Minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) neemt op maandag 2 juli van 16.00 tot 17.00 uur het onderzoek 'De economische kracht van agrofood in Nederland' in ontvangst.

Het ministerie van LNV heeft in september vorig jaar Rijksuniversiteit Groningen (RuG) opdracht gegeven onderzoek te doen naar wat de Nederlandse agrofoodketen zo succesvol maakt. Het gaat hierbij om het landbouw- en voedingscluster en om zowel de primaire als verwerkende en toeleverende sector.

In het onderzoek worden de volgende productgroepen in detail onderzocht: snijbloemen, mosselen, aardappelen, cacao, varkens, veterinaire vaccins, en bier.

'De economische kracht van agrofood in Nederland' is een vervolgonderzoek op de Porter-analyse uit 2005. In de Porter-analyse van RuG, ook uitgevoerd in opdracht van het ministerie van LNV, zijn de honderd Nederlandse productgroepen met het grootste aandeel op de wereldexportmarkt gedefinieerd. De helft van de honderd productgroepen was in 2003 afkomstig uit het agrofoodcluster.

Tot zover (een deel van) het persbericht

In de toekomstvisie ‘Kiezen voor landbouw’ benadrukt de Nederlandse overheid dat zij vertrouwen heeft in de toekomst van de agrosector en dat ondernemerschap hierin de bepalende factor is. De Nederlandse overheid heeft een agrosector voor ogen die een belangrijke drager is van de economie en van de leefbaarheid van het platteland. Duurzame ontwikkeling is richtsnoer bij het te voeren beleid, waarbij voortdurend moet worden gezocht naar een goede balans tussen de drie dimensies van het begrip maatschappelijk verantwoord ondernemen: people, planet en profit.

Het ministerie van LNV heeft op zijn beleidsterreinen te maken met ingrijpende maatschappelijke veranderingen. Voorbeelden daarvan zijn de toegenomen aandacht voor voedsel en voedselveiligheid, milieu- en welzijnsproblemen, het gebruik van de groene ruimte en de gewijzigde opvattingen over de rol en betekenis van de landbouw in de samenleving. Deze ontwikkelingen nopen in verschillende sectoren en ketens (de intensieve veehouderij, de glastuinbouw en de melkveehouderij) tot soms ingrijpende aanpassingen. De overheid stimuleert de benodigde veranderingen, maar vraagt ondernemers en sectoren om zelf hun verantwoordelijkheid te nemen.

Speerpunten voor het overheidsbeleid voor de agrosector

Vitale, duurzame land- en tuinbouw: een agrosector die voldoet aan maatschappelijke randvoorwaarden en eisen, een gevarieerd en divers karakter heeft, meerdere functies vervult, daardoor bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit van ons land en internationaal concurrerend is;

Voedselkwaliteit: voedsel dat goed, gezond en veilig is, waarvan de kwaliteit gegarandeerd is, dat tegemoetkomt aan de uiteenlopende eisen van de consument en het resultaat is van goed functionerende ketens van bedrijven;

Kennis en innovatie: ontwikkeling van een kennisinfrastructuur die bijdraagt aan het benutten van kansen, o.a. via innovaties. De overheid heeft daartoe bijvoorbeeld een Innovatieplatform ingesteld en extra middelen voor kennis en innovatie ter beschikking gesteld;

Oog voor de internationale context: op orde brengen van randvoorwaarden voor internationale handel, versterken van kennis- en innovatievermogen, terugdringen van informele transactiekosten en bevorderen van duurzame ontwikkeling. Nederland ondersteunt de liberalisering van de wereldhandel en de hervorming van het EU-landbouwbeleid;

Agrospecifiek ondernemersklimaat: de overheidsinzet voor minder regels, oplossen van knelpunten en eenvoudiger beleid zal zijn uitwerking krijgen in harmoniseren van normen en eisen, verbeteren van logistieke processen bij in- en uitvoer, het één loket-principe en het oplossen van agrologistieke knelpunten.

Tot zover de toekomstvisie van LNV.

Voor de goede verstaander: het LNV ondersteunt de transportsector in het heen- en weer schuiven van agroproducten, de verwerkende voedingsindustrie en de steeds maar kleiner worden groep producenten in de intensieve veehouderij in de schaalvergroting. Eigenlijk doet Nederland dat al eeuwen: grondstoffen vanuit de hele wereld verzamelen en na verwerking weer als eindproducten op de markt brengen. Omdat dit kunstje ook door het buitenland kan worden uitgevoerd moet er telkens weer gewerkt worden aan technologische ontwikkeling om het concurrentievoordeel te behouden. Het gevolg is dat Nederland er steeds minder aantrekkelijk op wordt om in te wonen. Het wordt tijd dat de politiek deze ontwikkeling keert en dat er een koers wordt ingezet waarbij de intensieve agrosector wordt afgebouwd ten gunste van een kenniseconomie.

27 juni 2007

Schaamteloze zelfverrijking ten koste van varkenswelzijn en natuur

Varkensboeren in Nederland produceren voor de buitenlandse markt. Van elke 3 varkens in ons land worden er 2 buiten Nederland opgegeten. Dat is onredelijk ten opzichte van de goedwillende buitenlandse varkensboeren en de varkens in Nederland worden in welzijn te kort gedaan om de kostprijs zo laag te houden om met het buitenland te kunnen concurreren.
Ondertussen voldoet de Nederlandse natuur niet aan de minimale Europese eisen die men daaraan stelt. Symptomen zijn verdroging en verzuring. Deze zaken hebben te maken met de intensieve veehouderij. Aantrekkelijke natuur vraagt om een hoge waterstand. Dat zou ook nog eens in de CO2-uitstoot schelen. De boeren die zoveel als toegestaan is van hun mest willen uitrijden willen een lage waterstand.
Ook boeren, wiens land in aanmerking komt om opgenomen worden in de Ecologische HoofdStructuur en eigenlijk zouden moeten stoppen, blijven op hun land zitten, want zolang het nog geen 2018 is, is medewerking alleen op vrijwillige basis en niet verplicht. Als zij dan toch weg moeten (via onteigening) laten zij zich met uw gemeenschapsgeld uitkopen. Tot die tijd gebruiken ze het land om mest op uit te rijden en daarmee de verzuring en klimaatopwarming te verergeren. Natuurbeheer komt daardoor veel te traag op gang en het platteland wordt steeds saaier.

Vroeger waren boeren er om de lokale bevolking te voeden. Tegenwoordig halen ze varkensvoer uit de derde wereld en gijzelen ze het land(schap) en de politiek met als doel zelfverrijking onder het mom “economie”. De menselijke maat is door de alsmaar doorgaande schaalvergroting verdwenen. Boerderijen zijn fabrieken geworden.
Nederlanders, waarom pikken jullie dit? Omdat jullie zelf ook profiteren van lage varkensvleesprijzen? Of denken jullie echt na het bezoek van een “comfort class” zichtstal dat de intensieve veehouderij er straks voor een half miljard dieren als een paradijs komt uit te zien? Weegt de achteruitgang in de kwaliteit van de samenleving en de natuur op tegen een goedkoop stukje vlees? De vleesproducerende en verwerkende industrie lacht u in uw gezicht uit, want zij kunnen ongehinderd de nadelige gevolgen op de anonieme belastingbetaler en het niet zichtbaar protesterende dier afwentelen.

26 juni 2007

De beperkte visie van een kippenhouder

Door het Vlaamse Informatiecentrum over Land- en Tuinbouw (VILT) werden kippenhouder Van Meervenne en ethicus Dirk Lips geïnterviewd.

Hun antwoorden illustreren de louter economische manier van kijken door boeren en bepaalde wetenschappers naar kippenwelzijn.

In Vilt:

Wat wil de kip? Op de vraag welke factoren voor hem van belang zijn voor het dierenwelzijn van zijn braadkippen, antwoordt Van Meervenne dat kippenboeren hun dieren in de eerste plaats gezond willen zien opgroeien. “Het dierenwelzijn in onze stallen heeft zeker niet alleen te maken met de bezettingsgraad. Een kip heeft niets aan wat extra ruimte indien bijvoorbeeld geen klimaatregeling en onvoldoende strooisel voorhanden zijn”. Met die stelling is ethicus Dirk Lips het eens: “De Europese richtlijn focust op bezetting omdat ze werd ingefluisterd door dierenartsen. Als we écht iets willen doen voor het welzijn van de kippen, komt het er op aan om op basis van wetenschappelijk onderzoek het ethogram van vleeskuikens intensiever te ontrafelen. Op die manier leren we de soorteigen behoefte veel beter kennen en komen er wellicht ook diervriendelijke bedrijfsingrepen aan de oppervlakte die de productiekost niet of nauwelijks opdrijven. De kippensector heeft er alle belang bij om dat onderzoek zelf pro-actief aan te sturen, want anders blijft de discussie over het kippenwelzijn zich ook de komende jaren eenzijdig toespitsen op het aantal dieren per vierkante meter. Een dergelijk debat is ontoereikend voor het dierenwelzijn én zal bovendien in het vel van onze kippenboeren snijden”. Of hij zelf alternatieve maatregelen in gedachten heeft? Lips aarzelt even: “De mogelijkheden zijn allicht niet onuitputbaar. Maar bijvoorbeeld met vangmachines in plaats van vangploegen kunnen we een stap in de goede richting zetten”.

KuikenstofzuigerTot zover VILT.

Het is duidelijk dat in deze sector nog minder respect is voor de vijf vrijheden die bepalend zijn voor dierenwelzijn en de uitwerking van dierenrechten vormen: 1. vrij van dorst, honger en onjuiste voeding; 2. vrij van fysiek en thermaal ongerief; 3. vrij van pijn, verwonding en ziektes; 4. vrij van angst en chronische stress; 5. vrij om hun natuurlijke gedrag te vertonen.

Permanent (maar kort) levend binnen in een stal kan zelfs maar een deel van deze minimale eisen worden voldaan.

21 juni 2007

Eén politica kan meer vragen dan 10 ambtenaren willen betalen

Met de komst van de Partij voor de Dieren (PvdD) in het parlement, is het aantal Kamervragen aan vooral het ministerie van Landbouw 'buitensporig toegenomen', stelt Landbouwminister Verburg na berekeningen. Zo kwamen bij het LNV-departement in de eerste vijf maanden van 2006 slechts 37 vragen binnen, dit jaar zijn er over dezelfde periode al 125 ingediend. 'Het is het recht van de Kamer om vragen te stellen, maar het is ook goed om de feiten op tafel te leggen', aldus CDA'er Verburg, die voorrekende dat de beantwoording van die vragen tot nu toe 250.000 euro kostte.

De PvdD reageerde met kamervragen, waaronder deze:
Klopt het dat aan dierenwelzijn in de huidige kabinetsplannen niet meer dan 0,004 cent per productiedier wordt uitgegeven (2 miljoen euro voor 500 miljoen dieren) en staat dit niet in schril contrast met uw calculatie dat u per kamervraag €2.000 uit zegt te trekken? .........

13 juni 2007

In agrarische sector wordt relatief veel gefraudeerd

In zes van de negen fraudeclusters die worden onderscheiden zijn ongewenste activiteiten in de land- en tuinbouw dominant. Het onderzoek is gedaan door het Platform bijzondere opsporingsdiensten, waarin de Algemene Inspectiedienst (AID), de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst (FIOD), de Sociale Inlichtingen en Opsporingsdienst (SIOD) en de Vrom-Inlichtingen en Opsporingsdienst zijn vertegenwoordigd.

Gesignaleerde problemen in de land- en tuinbouw zijn met name mest-fraude, veevoer-fraude, fraude in de sfeer van illegale arbeid, koppelbazen en identiteitsfraude, fraude met groeibevorderaars, fraude met EU-gelden en fraude met gewasbeschermingsmiddelen.

Bron: Agrarisch Dagblad

12 juni 2007

Zeldzaam waardevolle dieren

Een zeldzaam dier is veel geld waard, maar mag meestal niet worden verhandeld, zeker niet als het in het wild is gevangen. Dus moet de handel de wet omzeilen. De handelwijze van handelaars komt neer op maximaal gebruik maken van de mogelijkheden die je ook zou doen als een dier een ding was. Papieren vervalsen, zoveel mogelijk in een kleine ruimte stouwen, enz.. Zeldzame dieren die in gevangenschap worden geboren mogen wel worden verhandeld, mits daarvoor de benodigde papieren zijn verworven. Wereldwijd gaat er in deze handel jaarlijks 250 miljard euro om.
De Nederlandse overheid, die vaak bij toeval (bijvoorbeeld op Schiphol) op illegale diertransporten stuit, heeft weinig mogelijkheden om de verzwakte en uitgeputte dieren een adequate opvang te geven. Opvang is er nauwelijks, zit vol, kost geld en de dieren in ons land toelaten vergroot de kans op verspreiding van allerlei ziektes die de gezondheid van andere dieren (ook in de veehouderij) kunnen bedreigen. Terugsturen en gewoon in het wild loslaten heeft soortgelijke bezwaren. De dieren komen dan (vooropgesteld dat zij de terugreis zouden overleven) in een verzwakte toestand in een vreemde biotoop en worden als indringers behandeld.
De overheid knijpt daarom liever een oogje dicht en laat de dieren verder reizen, waarmee hun lot vaak bezegeld is met een spoedige dood.
De oplossing hiervoor is het bezit van dieren ongeacht hun oorsprong te beperken tot een zeer beperkt aantal.
De meest effectieve oplossing is een wereldwijde campagne waarin het bezit van zeldzame (huis)dieren zou worden ontmoedigd. Dit vraagt een langdurige en geduldige inzet, gericht op bewustwording en mentaliteitsverandering. Dat kost geld. Een dergelijke campagne zou niet los hoeven te staan van de oproep tot zuiniger en respectvol om te gaan met andere zaken die dreigen zeldzaam te worden zoals ruimte, energie en grondstoffen.
Wat weinig zal helpen is het voorstel van GroenLinks om zorgplicht voor dieren op te nemen in de Grondwet. Van Gent en Halsema geven bij hun voorstel aan dat de financiële gevolgen nihil zijn. Hiermee bestempelen zij hun voorstel onbedoeld als symboolwetgeving.
Het controleren en handhaven van de wet, uitgebreid met het bevorderen van een globale bewustwording ten aanzien van diergebruik kan per definitie niet kosteloos zijn.

27 mei 2007

Het heeft weinig zin om de PvdD aan te vallen

De recente publiciteit rondom het Zevendedagadventisme van Marianne Thieme en Niko Koffeman heeft de Partij voor de Dieren geen verlies aan steun opgeleverd. Mogelijk hebben er wat kiezers stuivertje gewisseld, het netto resultaat is nihil. De politiek gaat tegenwoordig over mannetjes en vrouwtjes maken en dat is het stadium dat we met de PvdD net achter de rug hebben. De volgende fase is het attaqueren van deze personen door de politieke tegenstanders. Met elke aanval lijken zij garen te spinnen. Ze hebben er tenslotte voor gestudeerd.
Hoe zit het ondertussen met de leden die afkomstig zijn van politiek links, midden en rechts. Hebben zij elkaar al gevonden in een soort nieuwe beweging? De tekenen zijn tegenstrijdig: er is op de congressen unanieme steun, maar er hebben zich de afgelopen vier jaar ook al vele afgekeerd die geen weerklank bij het oligarchische bestuur vonden.
Het heeft geen zin om te trekken aan een paard dat simuleert dood te liggen. Zolang de leiding van de Partij voor de Dieren ook geen hom of kuit geeft over de politieke koers zal er binnen de aanhang voorlopig een doodse stilte blijven. Het is de stilte van een groep mensen die hun adem inhoudt, maar hoe lang nog?
Er is in Nederland genoeg dierenleed voorhanden om een paar vertegenwoordigers van een partij, gericht op dieren, in het zadel te houden. De komende jaren kunnen Marianne en Esther voldoende moties indienen en vragen stellen aan de minister om na vier jaar de journalistiek en de kiezers een indrukwekkend lange lijst van misstanden te kunnen presenteren waarop zij zullen hebben gereageerd.
Het zal dan ook weinig uitmaken of de regering zich daadwerkelijk wat van de PvdD heeft aangetrokken en dat zij telkens nietszeggende antwoorden geeft. Dat is het zinloze spel dat politici voor de bühne spelen.
Tot die tijd zal er genoeg steun zijn vanuit het electoraat, mogelijk ook daarna.
Het is de vraag of en wanneer er vanuit het PvdD bestuur duidelijkheid zal komen over waar zij vindt dat het heen moet. Al te duidelijk de voorkeur uitspreken voor het vegetarisme zal de biologische vleeseter doen twijfelen. Al te duidelijk de dierenknuffelaars binnen de gelederen afvallen kost kiezers, waarbij het maar de vraag is of de aanwas groot genoeg zal zijn. Al te duidelijk een niet-seculiere koers varen zal leden van hun geloof doen vallen.
Ondertussen kunnen de columnisten en schrijvers komen en gaan in hun steun voor de partij of juist niet, het zal allemaal weinig uitmaken. Je kunt beweren dat mensen die zich inzetten voor dieren te weinig realistisch zijn en zich niet kunnen neerleggen bij de onvermijdelijke pijnlijkheden van het leven, het zal de leden niet raken, want zij hebben zich nog niet laten kennen.
Ook de sector van de intensieve veehouderij en de dierentuinen zijn met handen en voeten gebonden. Het liefst hebben zij mediastilte over hun sector, want business as usual is het meest lucratief en de dieren protesteren niet in het openbaar.
Moet er dan niets veranderen?
Natuurlijk wel, maar die verandering zullen de PvdD leden zelf moeten inzetten. Verandering van de mentaliteit van het gewetenloze economisch uitbuiten van dieren moet uit het individu zelf komen en kan niet van bovenaf worden opgelegd door de overheid. Die pogingen zouden alleen maar leiden tot vertraging en symbool politiek. Eventueel legt de sector er nog wat (overheids)geld tegenaan om de PR-machine zijn werk te laten doen.
Willen de PvdD leden effect hebben op anderen dan zullen ze zelf het goede voorbeeld moeten geven met een levensstijl en grondhouding die navolging oplevert. En dat vraagt een organisatiestructuur waarin een dialoog intern en extern mogelijk is met degenen over wiens dier- en woordgebruik je het niet eens bent. Pas dan is er een groeiend bewustzijn mogelijk van waar dieren recht op hebben en zullen er wezenlijke veranderingen in de omgang met dieren komen. Tot die tijd is er alleen sprake van een belofte. Niet deelnemen aan de dialoog uit angst de zaak voor de dieren te schaden of te vertragen is naïef en schaadt juist de vrije ontwikkeling van het bewust worden. Het leidt tot een groep makke schapen.

26 mei 2007

Apen en mensen moeten tegen elkaar worden beschermd

Het zal je maar gebeuren. Je probeert wekelijks via het glas een band op te bouwen met een gorilla en dan komt hij buiten zijn kooi verhaal halen. De 57 jarige vrouw heeft er in Blijdorp akelig van langs gekregen en mag blij zijn dat zij nog leeft. In theorie had zij welwillend kunnen reageren als een gorillavrouw, maar wie weet wat ze dan had moeten doorstaan. En wie weet in een split second wat natuurlijke wijsheid is? Jezelf dood houden wellicht.
De affaire heeft een enorme mediabelangstelling en discussie over het wel en wee van dieren in de dierentuinen op gang gebracht. Daar was het incident in ieder geval goed voor.
Ook wordt er weer nagedacht en geschreven over de vermeende meerwaarde van de mens boven het dier. Het is voor veel mensen moeilijk om te zien dat een ingeschatte meerwaarde van de mens niet betekent dat dieren daarom bepaalde rechten mogen worden ontnomen.
Natuurlijk hebben mensen het recht om de eigen beschaving hoger in te schatten dan de natuurlijke staat van dieren. Het machogedrag van Bokito en zijn afstraffen van niet gehoorzame vrouwen is ook mensen niet vreemd, maar wij mensen mogen het elkaar aanwrijven en Bokito niet. Wij hebben hoogstens het recht om onszelf tegen agressie van mensapen te beschermen door voldoende natuurlijke afstand in te bouwen.
Waar het om gaat is om het naast en op voldoende afstand van elkaar leven ook zo te organiseren dat het mogelijk is om te overleven. Vindt men dat bedreigde diersoorten eventueel tijdelijk in dierentuinen moeten worden gehuisvest dan hebben zij het recht verstoken te blijven van verwarrende signalen en contact.
Nog mooier is dat de natuurlijke leefgebieden gewaarborgd worden, zodat de soort natuurlijk kan leven. De vrijkomende ruimte in dierentuinen kan nog lang en vaak worden ingericht voor andere diersoorten die met uitsterven worden bedreigd, helaas.

25 mei 2007

Is het ethisch om dieren te houden in een dierentuin?

Veel mensen vinden een dierentuin niet erg vanuit de gedachte dat een dier in een dierentuin het zogenaamd beter heeft dan in de vrije natuur. Er wordt voor hem gezorgd en het wordt beschermd.
Het beroven van een dier van zijn vrijheid wordt door weer vele anderen als een onrecht beschouwd. Begrijpelijk, maar in het geval van soorten die door de inperking van hun leefgebied dreigen uit te sterven is het lastig om te beslissen wat beter is.
Het leefgebied van mensapen in de vrije natuur wordt ras kleiner. De dieren weer loslaten maakt hun voortbestaan onzeker. Het zijn ook dieren waarvan we door de kleine mentale afstand het beste kunnen voorstellen dat zij hun onvrijheid als negatief beleven. Beide alternatieven zijn niet erg aantrekkelijk.
Een ander voorbeeld zijn de ijsberen, wiens leefgebied door de opwarming van de aarde dreigt te verdwijnen. Zou het een goede zaak zijn om de ijsberensoort eeuwenlang proberen in stand te houden in een dierentuin? Het antwoord is niet gemakkelijk te vinden. Straks komt er misschien weer een ijstijd en komt er weer een biotoop op. Is het natuurlijk om de ijsbeer dan daar weer in los te laten? Of zou de natuur zelf moeten zorgen voor een nieuwe ontwikkeling van de soorten die dan leven?
Feit is dat de dierentuinen van oorsprong niet de bedoeling hadden om soorten van uitsterven te behoeden. Hun opzet was commercieel met een educatief vernisje.
Dierentuindirecteuren proberen zoveel mogelijk biodiversiteit binnen de hekken te krijgen die het publiek aantrekkelijk zou kunnen vinden om te bezichtigen.
Zouden alleen nog maar dieren in dierentuinen worden gehouden wiens voortbestaan als soort bedreigt wordt en die tijdelijk onderdak nodig hebben zolang hun leefgebied niet veilig of groot genoeg is, dan is er een soort mondiale opzichter nodig die op alle niveaus zorgt voor de juiste afwikkeling. Dezelfde functie dus als de Bijbelse Ark van Noach, wachtend op betere tijden.
Mag een dergelijke dierentuin dan haar asielfunctie combineren met een commercieel of amusementsdoelstelling? Als het niet in strijd is met de natuurlijke leefomstandigheden van het dier, dan zou het de financiering stukken gemakkelijker maken.
Hoe ook de ethische afwegingen uitvallen, het is hoe dan ook zaak om mondiaal te zorgen dat de afbraak van de natuurlijke ruimte puur en alleen uit winstbejag wordt gestopt en dat alternatieven worden gezocht voor de redenen die nu leiden tot verdwijnen van de natuur.
Ondertussen blijft het van belang om de gang van zaken binnen dierentuinen kritisch te blijven volgen, want de opzet om de dieren te gebruiken om commerciële redenen bedreigt in principe dierenwelzijn (zie video).

Klik hier om meer te lezen over dierentuinen.

Klik hier voor een impressie hoe filosofe Martha Nussbaum schrijft over onze omgang met dieren en de manier waarop we onze leefomgeving ook zouden moeten delen met dieren.

21 mei 2007

Loverboy Bokito en het Dian Fossey syndroom

In dierentuin Blijdorp ging vrijdagmiddag 18 mei een laagland gorilla in de mist. Na getreiterd te zijn door wat kinderen en al tijden via het glas een miscommunicatie te hebben gevoerd met een van de vaste bezoeksters, besloot Bokito orde op zaken te stellen.
Anders dan in de Antwerpse Zoo worden Rotterdamse dierentuinbezoekers niet duidelijk gewaarschuwd om mensapen niet recht in de ogen te kijken. Dit wordt door de dieren namelijk opgevat als een provocatie. Ook het ontbloten van de tanden duidt niet op lachen, maar is een vorm van agressie.
De dierentuin zou kunnen besluiten tot het plaatsen van oneway screens. De apen kunnen de bezoekers dan niet zien (zij kijken in een spiegel) en de bezoekers kunnen ongegeneerd naar de apen kijken.
Geen mensapen in dierentuinen houden is misschien nog beter, maar zo langzamerhand is door de ontbossing een aap veiliger in een dierentuin dan in het wild, waar het helaas bestemd lijkt te zijn om te eindigen als bushmeat.
De relatie die sommige vrouwen met beesten hebben is op zijn minst opmerkelijk en raadselachtig.
Onlangs doodde in de dierentuin van Olmen, net over de grens, een jachtluipaard een bezoekster. Zij had het dier als jong dier verzorgd en ging er vanuit dat de jeugdliefde nog steeds leefde. Niet dus. Vervelend.
Een Duitse dierentuin heeft een vrouwelijke clown ingehuurd om de apen van de verveling te redden. De chimpansees, gorilla's en orang-oetans worden geëntertaind zodat ze minder ziek en agressief worden. Hoopt de directie. Nu maar hopen dat de vrouw het ontbloten van de tanden van haar publiek goed interpreteert. Voordat ze het weet ligt deze clown in de kliniek, alwaar ze haar troost zal moeten zoeken bij haar collega cliniclowns.
Het is een van de mysteries van bepaalde vrouwen dat zij signalen die duidelijk onheil aankondigen toch negeren. Loverboys geven jonge vrouwen met weinig eigenwaarde wat cadeautjes en aandacht en kondigen aan dat zij voortaan de hoer moeten gaan spelen. In plaats van gillend weg te rennen, laten zij zich het perspectief op een onvrije baan nog een tijdje aanleunen.
In Trouw van 22 mei meldt filosofe en literatuurwetenschapper Stine Jensen (gepromoveerd op de relatie tussen vrouwen en apen in onder meer de literatuur) dat vrouwen gefascineerd zijn door de daadkracht, dominantie en viriliteit van mensapen. King Kong is de gorilla die de vrouw grijpt met wie hij een band heeft, al komt de liefde in dit geval maar van één kant. Veel vrouwen weten niet dat gorilla's het kleinste geslachtsdeel van alle apen hebben. Seks kan de reden van de wederzijdse aantrekkingskracht niet zijn en dat maakt het mysterie alleen maar groter. Mogelijk gaat het beide partijen om de macht.
Vrouwen zullen tegenwerpen dat mannen in ruil voor een brede glimlach ook bereid zijn absurde dingen te doen. Some people just are desperate (for money or for love).
De 57-jarige vrouw die vrijdag zwaar werd toegetakeld door de uitgebroken gorilla in Blijdorp, blijft ‘haar’ Bokito trouw. Ondanks honderd bijtwonden tot op het bot over haar hele lichaam, een verbrijzelde hand, een gebroken arm en pols en een ingebeukte borstkas.
Berry Spruijt, hoogleraar "Ethologie en Welzijn van Dieren" stelt: Dierenliefde lijkt ook te betekenen dat we het object van deze liefde gaan vervormen tot iets wat het niet is.

Etholoog Frans de Waal vindt dat mensen zich beter moeten gaan gedragen tegenover dieren. "Dieren lachen nooit. Lippen optrekken is een dreiging. De gorilla, die in zijn puberjaren is, heeft zich met toenemende ergernis afgevraagd waarom deze vrouw zich niet bij zijn eigen harem voegde.”
Dat maakt zijn uitbraak tenminste begrijpelijk en het is duidelijk dat dierentuinen hun clientèle tegen dit soort macho loverboy praktijken moet beschermen.

Dian Fossey was de eerste vrouw die na lang zoeken en via een voorzichtige benadering contact met een harem berggorilla’s maakte. Dian moest haar opkomen voor de gorilla’s bekopen met de dood (van haar favoriete aap Digit en haar eigen leven), waarschijnlijk veroorzaakt door stropers. Mogelijk had de vrouw in Blijdorp haar misvatting over de wederkerigheid van de apenliefde opgedaan in de film over haar leven.
Commercie en dierenliefde gaan slecht samen. Het ware beter als “wilde” dieren in hun eigen biotoop met rust werden gelaten en dat mensen (mannen en vrouwen) hun eigen behoefte aan aandacht voor dieren niet verwarren met de natuurlijke nieuwsgierigheid van dieren. Dieren zien mensen als dieren en sommige mensen zien dieren als mensen (antropomorfiseren).

16 mei 2007

Dieronvriendelijk ontwerp

Er is de laatste tijd veel te doen geweest over de zogeheten Intelligent Design oftewel ID-beweging. Dit is een beweging van geleerden en anderen die een alternatieve theorie over het ontstaan van het leven en de biologische evolutie verkondigt. Anders dan de gangbare theorieen stelt men dat er bij het ontstaan van soorten meer aan de hand moet zijn dan natuurlijke selectie van succesvolle mutaties. Er zou met name sprake zijn van onherleidbaar complexe systemen in de biologische natuur. Met onherleidbaar complex bedoelt men dat het systeem in een keer in zijn geheel ontstaan moet zijn, wat zou wijzen op een doordacht 'intelligent ontwerp'. Nu is het volgens mij niet vanzelfsprekend dat deze theorie bij voorbaat onjuist is. Ik denk dan ook dat zij wetenschappelijk gezien zeker een eerlijke kans moet krijgen, in plaats van bij voorbaat weggehoond te worden. Mocht blijken dat er in de biologische evolutie zuiver genetisch al meer aan de hand is dan verklaarbaar is door een blind mechanisme als natuurlijke selectie, dan zou dit een rationeel argument kunnen vormen voor een spiritueler wereldbeeld. Een scheppende instantie die zich door niets in zijn schepping laat kennen is volgens mij een nogal absurde gedachte, zodat als er sprake is geweest van een ontwerp dit waarschijnlijk ook aantoonbaar moet zijn.

Antropocentrische variant van Intelligent Design
Helaas zijn sommige aanhangers van de Intelligent Design-theorie niet alleen erg rechts-conservatief georienteerd, maar ze houden er ook nog eens een bijzonder antropocentrisch wereldbeeld op na. Deze groep ID-ers verschilt in dit opzicht niet van zogeheten creationisten die de bijbel letterlijk willen nemen. Opponenten van Intelligent Design wijzen (behalve natuurlijk op volgens hen doorslaggevende wetenschappelijke tegenargumenten) onder andere op dit soort onsympathieke trekjes van de beweging. Op zich gaat dit zeker niet op voor alle ID-ers en de theorie zelf lijkt zo neutraal geformuleerd te zijn dat zij bijvoorbeeld even goed door boeddhisten, hindoes of moslims als door deïsten en vooruitstrevende christenen aangehangen kan worden.
Toch is het goed om hier te signaleren dat er door sommige ID-ers stuitende dingen over dieren worden beweerd. Zo zou de hele evolutie - en zelfs de hele kosmische inrichting - volgens hen gericht zijn op het ontstaan van de mens en zou de mens bovendien fundamenteel verschillen van alle andere dieren, d.w.z. veel principieler dan zoals alle diersoorten van elkaar verschillen. Daarom zou een concept als dierenrechten ook bij voorbaat extreem en onaanvaardbaar gevonden moeten worden. Het is binnen dit wereldbeeld vanzelfsprekend moreel geoorloofd om dieren op te offeren aan respectabele menselijke doeleinden.
Het antropocentrisme van bepaalde ID-ers gaat zo ver dat men enerzijds een intelligent ontwerp aanhangt voor aardse organismen en aan de andere kant meent dat er alleen op aarde leven voorkomt! Alsof een Intelligent Ontwerper zich zou beperken tot het scheppen van levende wezens op een relatief klein planeetje van een van de ontelbare sterren in een willekeurig melkwegstelsel.
Hoe dan ook is het te hopen dat de onzalige koppeling tussen ID en dieronvriendelijke, antropocentrische stellingnames spoedig tot het verleden zal behoren. De aanvaarding van biologische evolutie onder leiding van een of ander scheppende instantie zou idealiter juist kunnen voeren tot een groter gevoel van verbondenheid met de andere dieren, zoals we dat binnen het christendom bijvoorbeeld al kennen van Franciscus van Assisi.

Titus Rivas

Wesley J. Smith verheugt zich over (zijn weergave van) interne problemen binnen de dierenrechtenbeweging, op de site van het Discovery Institute, een bekend instituut dat vertrekt van de ID-gedachte: The Animal House Falls Apart

15 mei 2007

Oneigenlijke promotie zichtstallen

Minister Verburg van LNV is van mening dat de campagne 'Stap in de stal' van de Stichting Varkens in Zicht een evenwichtig beeld laat zien van het moderne op de toekomst gericht deel van de varkenshouderij. De PvdD heeft tegen de campagne een klacht ingediend bij de Reclame Code Commissie.
Het overgrote deel van de varkenshouderij houdt varkens op dergelijke manier dat zij dit liever niet aan bezoekers laat zien. De sector heeft daarom met geld van het ministerie 10 zogenaamde zichtstallen gebouwd. De manier waarop in zichtstallen varkens worden gehouden is te mooi om waar te zijn. Varkens worden in kleine groepen gehouden tussen veel stro. De werkelijkheid, vaak een stal verder op het terrein is minder romantisch. Maar die mag de bezoeker niet zien onder het mom van hygiënische voorschriften.
In plaats daarvan wordt de bezoekers een promotiefilm vertoond over de gangbare varkenshouderij. Een simpele webcam met directe beelden uit de nabijgelegen stallen zou eerlijker zijn geweest.
De minster schrijft: “de stallen op de zichtbedrijven, die niet toegankelijk zijn, voldoen aan de huidige welzijnsnormen en zullen binnen de wettelijke overgangsperioden worden aangepast.”
Voor de goede lezer: hier schrijft zij: “Varkens in de gangbare stallen worden op zo’n manier gehouden die wettelijk is toegestaan. Mocht dit ooit worden verboden, dan worden ze mogelijk voor die tijd verbouwd.” en "Op dit moment past circa 35% van de fokvarkensbedrijven groepshuisvesting toe." Varkens samengepakt in een klein en kaal hok heet ook groepshuisvesting. Het betekent ook dat 65% solitair (zonder bewegingsruimte) is gehuisvest.


Voor wie echt wil weten hoe dieronvriendelijk varkens in ons land worden gehouden, die neme een kijkje op deze pagina. Ook het TV-programma Het Dierenduel liet al zien hoe Jan Terlouw van de Stichting Varkens In Nood Benny Jolink meenam naar de harde werkelijkheid. Jolink en de betrokken varkenshouder gaven toe dat zij het ook liever anders zien.

De politiek van pappen en nathouden is al jaren de lijn van het CDA. Ook het moedwillig langs elkaar heen praten in de veehouderij is geen toeval.
Tweede Kamerlid voor het CDA Ger Koopmans vindt overigens dat er effectievere manier zijn om "de massa voor te lichten", namelijk reclame met bekende Nederlanders.
Boeren zelf hebben vaak een klein weitje voor hun stallen met wat geitjes erin. Alsof ze daarmee willen laten zien hoe het ze eigenlijk willen: kleinschalig en diervriendelijk. De werkelijkheid in de stal erachter mag niet worden getoond.

14 mei 2007

Leugenachtige taal over dierentuindieren

De heer Jan Bonjer
Hoofdredacteur Algemeen Dagblad
ROTTERDAM

Geachte heer Bonjer,

De inkt van uw uitstekende commentaar Dierentuin is ongeschikt voor de fokkerij (AD 5-4-2007) is nog niet droog, of er staat alweer te lezen: “Yu Yu Yin valt voor de charmes Alexander.” (AD 11-5-2007, blz. 2; In het nieuws)

Het betreft het gesol en gesleep met een olifantstier uit Blijdorp naar de Antwerpse dierentuin om daar drie vrouwtjesolifanten te dekken. Dat kort daarvoor in Amersfoort een olifantkalf direct na de geboorte door de moeder doodgetrapt werd - uit compassie? - is kennelijk slechts een stimulans om te proberen nòg meer olifanten in gevangenschap ter wereld te laten komen. Dat de wreedheid van dierentuinbazen geen grenzen kent, is overigens allang geen nieuws meer.

Al even stuitend is de kop die de krant boven dit artikel plaatst en die kennelijk de indruk moet wekken dat de olifantstier in z’n nopjes is met dit reisje naar de dames van plezier in Antwerpen. Het is de gangbare verhullende, leugenachtige taal van mensen die dieren misbruiken, niet alleen in dierentuinen maar bijv. ook in laboratoria waar proefdieren mishandeld worden.

Het is erg teleurstellend te moeten zien dat de AD-hoofdredactie aan dit misbruik meewerkt en kennelijk geen greep heeft op de koppenmakers.

Hoogachtend,

E.D.

11 mei 2007

Vlees eten draagt meer bij aan klimaatverandering dan auto rijden

Een vleeseter die met een kleine auto rijdt, stuurt meer broeikasgassen de lucht in dan een vegetariër die zich met een terreinwagen verplaatst. Dat blijkt uit een studie van de Universiteit van Chicago. Iemands auto wordt vaak beschouwd als het belangrijkste onderdeel van zijn persoonlijke ecologische voetafdruk. Uit een groeiend aantal onderzoeken blijkt dat voeding minstens even belangrijk is.

De wetenschappers onderzochten de impact op het klimaat van vijf verschillende diëten: een vegetarisch dieet, een dieet gebaseerd op kip, op rood vlees of op vis, en een mix daarvan. Alle vijf werden ze vergeleken met een veganistisch dieet. Het vegetarische dieet en dat gebaseerd op kip halen de beste score. Beide zorgen voor een extra uitstoot van broeikasgassen van ongeveer 1,5 ton per jaar tegenover een strikt plantaardig dieet.

Voor een dieet op vis wordt dat 2 ton extra. Wie vooral rood vlees eet, zorgt jaarlijks voor een extra uitstoot aan broeikasgassen van maar liefst 3,6 ton. Een middenklassewagen veroorzaakt volgens de onderzoekers een uitstoot van 2,2 ton per jaar, een flink uit de kluiten gewassen Amerikaanse terreinwagen 4,7 ton. Amerikaanse auto's verbruiken meer brandstof dan Europese wagens, en stoten bijgevolg ook meer broeikasgassen uit.

Volgens cijfers van het Franse milieuagentschap IFEN zijn kalfsvlees en lamsvlees het meest milieuonvriendelijk: voor één kilogram vlees komt respectievelijk 45 en 30 kilogram broeikasgassen vrij. Rundvlees, schapenvlees en varkensvlees zijn goed voor 17, 15 en 5 kilogram. Een kilogram kip levert 1 tot 2 kilogram broeikasgassen op. Het IFEN raamt de kosten van 100 kilometer autorijden op 22 kilogram gas, twee tot drie flinke biefstukken. De biologische teelt vermindert de klimaatimpact van kalfsvlees en rundvlees met een derde, voor andere vleessoorten is dat voordeel er niet of nauwelijks.
Meer informatie: Study: vegan diets healthier for planet, people than meat diets

10 mei 2007

Meer omzet, meer dierenwelzijn?

Stichting Varkens in Nood heeft de supermarkten gevraagd geen klanten meer te lokken met aanbiedingen van goedkoop vlees. Onderzoek van de stichting wees uit dat de supermarkten wekelijks negen vleesaanbiedingen in de folders zetten.
Vlees wordt over de ruggen van de dieren extreem goedkoop aangeboden. Door de lage prijzen blijft er geen cent over om te investeren in dierenwelzijn, concludeert Varkens in Nood.

Het is maar de vraag of het zo werkt. Het kan ook zo uitpakken dat een veehouder die meer geld overhoudt investeert in schaalvergroting, immers dan wordt de verdienste nog groter.
Het zou helpen als de Nederlandse overheid samen met de EU een maximum zou stellen aan de vaderlandse veestapel. Wanneer dat maximum zou inhouden dat de veestapel wordt verkleind tot alleen de regionale behoefte is het tevens mogelijk om de dieren ook buiten te laten komen. Er is dan geen tekort meer aan land om te weiden en om veevoer te produceren.
In die situatie kunnen tevens minimale eisen gesteld worden aan dierenwelzijn.

09 mei 2007

Geef de nertsenhouderij geen vergoeding

De Raad van State is kritisch over een essentieel punt in het initiatief-wetsvoorstel van de SP voor een verbod op de nertsenhouderij.
Volgens haar kan niet én een beëindigingsvergoeding worden gegeven én een afbouwtermijn worden gesteld, anders geldt het als staatssteun.

Krista van Velzen, de indiener van het wetsvoorstel, legt zich niet bij deze kritiek neer. ”Ik ga op zoek naar een betere motivering van mijn voorstel,” zegt ze. ”Ik wil een goede beëindigingsregeling voor de nertsenhouderij, dus met een vergoeding en een afbouwtermijn. Dat is ook wat de sector wil, als mijn voorstel door het Parlement wordt aanvaard.”

De vraag is waarom er gezocht wordt naar een financiering van een vergoeding van de sector. Wanneer een politieke meerderheid het over eens is dat een bepaalde sector moet worden verboden, dan kan de streep worden getrokken na de laatste productie van nertsenvellen. Door simpelweg te verbieden om nieuwe nertsen te fokken vanaf een bepaalde datum zou de wet afdoende en rechtvaardig binnen een jaar kunnen worden uitgevoerd zonder de noodzaak om ook de nertsenhouder financieel te hoeven te compenseren.
Vergelijk dit met het verbieden van de wietproductie. Wanneer een wietplantage wordt opgerold, wordt de wietproducent ook niet financieel gecompenseerd voor het verlies aan inkomen. Een akkerbouwer moet elk jaar opnieuw besluiten wat hij gaat inzaaien. Als een gewas niet meer rendabel is of wordt verboden, kiest hij een andere bestemming voor zijn land.
Een nertsenhouder heeft zijn stallen. Stallen zijn gebouwen, je kunt simpelweg een andere bestemming kiezen, bij voorkeur een zonder dieren.

08 mei 2007

Kijven, krijsen, krijten

Wat ook erg ‘leuk’ is, is het kijven, beter: krijsen, van katten, pal tegenover elkaar.

Echt leuk is het natuurlijk niet, maar ik ben er nu aan gewend en kan ermee omgaan.

Ik heb geleerd me er niet rechtstreeks mee te bemoeien; doe je dat wel, dan vliegen ze elkaar gegarandeerd aan.

Ik ga nu op flinke afstand en buiten beeld rammelen met brokjes, of nog aantrekkelijker: met Dentabits. Dat leidt af, en daar koelen ze vanaf. De kunst voor de dieren is dan – zonder gezichtsverlies – uit die benarde positie weg te komen.

Gezichtsverlies moet een kat(er) tot iedere prijs voorkomen.

Volgt dus……….. het bestudeerde weglopen.

Heeeeeeel langzaam wordt een draai ingezet, heeeel langzaam een pootje verzet.

De suggestie die gewekt moet worden is tweeledig: a) ik ben niet bang voor jou; b) eigenlijk ben je te min voor mij.

Op zichzelf is het gekrijs interessant. Vooral omdat het zo contrasteert met de gebruikelijke geluidloosheid van de kat.

Natuurlijk, hij beschikt over veel meer vocalisaties, maar deze is toch wel erg opvallend. Het moet wel een vorm van imponeergedrag zijn, maar ik moet de kat nog zien die er door geïmponeerd wordt en de benen neemt.

Meestal krijst de ander net zo hard terug.

Ik vind een ervaring als hieronder beschreven, van belang voor de kat.
Ook het leven van een kat moet (m.i.) geleefd worden voor wat het waard is.
Vandaar dat ik ook niet meer zo gauw gealarmeerd ben door 'ongeregeldheden' buitenshuis en vandaar mijn behoedzame bemoeienis (als ik in de buurt ben).
Een kat droomt, maar daarvoor moet hij wel stof hebben.

Het kan aan mij liggen - misschien kom ik er te weinig - maar dit soort gedrag zie je niet bij katachtigen in een dierentuin.
Ongetwijfeld zijn er wel wat observaties aan katachtigen en andere dieren te doen, maar niet of nauwelijks door de gewone bezoeker. Laatstgenoemde kijkt meestal tegen een versuft voor zich uit starende populatie aan.

De dierentuinbaas weet dit. Hij weet dat zijn 'attractie' in feite een duffe bedoening is. Er mag dan wat levendigheid tijdens het voeren zijn, maar je kunt niet de hele dag door voeren. En een grote eetlust valt sowieso niet te verwachten.
Nu moet de dierentuinbaas zelf ook eten. Hij heeft personeel dat betaald moet worden. Veel onkosten. Het bedrijf moet dus een gezonde economische basis hebben. Een van de listen die hij nu verzint om toch bezoekers te trekken is: jong spul. Jonge dieren zijn levendig en grappig.

Daarvoor zijn nu al die fokprogramma's bedacht. Fokken - niet voor een hoger doel zoals behoud van de soort (in het wild), zoals het verkooppraatje wil. Nee, gewoon heel ordinair voor de poen. Nadeel is dat het daarvan wel erg vol wordt. Maar ook daar is een mouw aan te passen. Bijvoorbeeld steeds mèèr dierentuinen: de Nederlandse praktijk.
Oudere dieren gaan vanzelf dood, en anders helpen we ze een handje. Ook is er is altijd nog wel ergens een adresje in Oost-Europa of Oost-Azië waar ze graag suffe oude dieren willen hebben. ;-)

E.D.

Aanleg natuur gaat niet ten koste van hongerbestrijding

Land- en tuinbouworganisatie LTO-Nederland vraagt zich bij monde van Albert Jan Maat af of er nog wel nieuwe natuur aangelegd moet worden. Hiermee verdwijnt landbouwgrond waarop voedsel wordt verbouwd, terwijl een deel van de wereldbevolking honger lijdt.

De FAO, de voedselorganisatie van de Verenigde Naties, pleit voor een verdubbeling van de voedselproductie. Dat is volgens de organisatie noodzakelijk om de wereldbevolking ook over twintig jaar te kunnen voeden.

Er zijn in de wereld momenteel meer mensen met overgewicht dan hongerlijders. Voor zover mensen tegenwoordig nog honger lijden, heeft dat meer te maken met problemen van distributie en asociale politiek dan met een tekort aan voedsel in de wereld. De Nederlandse regering is er opgericht de vleesproductie nog meer te vergroten. Door het voedsel op de wereld eerder aan het vee dan aan de mens toe te bedelen draagt ons land daarmee bij aan het vertragen van het hongerprobleem.
Zeker, de wereldbevolking groeit, maar het is niet de taak van Nederland om vooruit te lopen op een vergrote vraag naar een eventueel dierlijke voeding door het landbouwareaal gelijk te houden. Ongeveer tweederde van de (dierlijke) voeding die in ons land wordt geproduceerd wordt geëxporteerd. Deze productie kan best worden verkleind zodat landbouwgrond kan worden ingezet voor de realisatie van de Ecologische HoofdStructuur. Natuurgebieden in Nederland zijn veelal geïsoleerd, waardoor planten en dieren door de klimaatverandering niet kunnen volgen naar een voor hun optimaal gebied. Nu zijn natuurgebieden vaak voedselarme gebieden waardoor de daarin levende dieren zich vaak buiten het gebied moeten begeven om voldoende voedsel te vinden.
Wanneer een deel van de landbouwgronden wordt omgezet naar de verbinden van natuurgebieden kan de Nederlandse natuur worden gerevitaliseerd. Bij de aansluiting van de gebieden kan ook de waterstand in de waterlopen worden verhoogd zodat de natuur wordt vernat. Dit vergroot de biodiversiteit en maakt de gebieden minder toegankelijk. Rust en leefbaarheid voor de diersoorten wordt vergroot en er treden minder verkeersongelukken plaats door migrerende dieren. Tevens wordt ons land er aantrekkelijker door voor recreatie.
Wanneer deze ontwikkeling ook nog eens gepaard zou gaan met een verlaging van de vleesconsumptie dan zou daarmee ook meer voedsel overblijven voor mens en dier in binnen- en buitenland. Vleesproductie kost meer ruimte op aarde dan er beschikbaar is.

02 mei 2007

Vrijheid

Mijn kat slaapt. Hij ligt in de tuin. Zijn slaap is onrustig doordat de zon hem voortdurend achterna zit. Steeds moet hij weer een nieuwe plek in de schaduw opzoeken. Binnen in huis is het veel koeler, maar geen haar in zijn vacht die daaraan denkt. Maar de keus heeft hij wel: hij is vrij.

Het feit dat katachtigen veel slapen wordt door dierentuinbazen misbruikt als argument om ze op te sluiten, ten toon te stellen en daar geld voor te vragen. Als een kermisattractie.
Er zijn ook mensen die een namaakdierentuin van hun eigen tuin maken door er een groot net overheen te spannen. Dan hebben de buren er geen last van.
Vrijheid is: de illusie van de vrijheid. Het idee dat je kunt gaan en staan waar je wilt, wanneer je wilt. Vrijheid zit tussen de oren, van mensen en dieren.
Zonder vrijheid ga je niet meteen dood, maar gelukkig word je er niet van.
De Tweede Wereldoorlog ging om de vrijheid.
Daar komt bij dat de kat waakt als wij slapen. Dat zien wij niet; daarom komt de dierentuinbaas ook zo gemakkelijk weg met zijn pseudo-argument. De dierentuin gaat om zes uur dicht: poppetje gezien, kastje dicht.
Katachtigen zijn nachtdieren. Hoewel de actieradius van mijn kat niet ontzettend groot is, duikt hij zowel aan de voor- als aan de achterkant van het rijtjeshuis op. Daar moet hij wel wat voor doen.
Het laat ook zien hoe voortreffelijk het dier zich oriënteren kan. Verder klimt hij in bomen, zit op daken van schuren en serres en loopt over smalle metalen houders van zonneschermen.stereotype gedrag.
Voor een wild dier is er niets belangrijkers dan vrijheid en ruimte. Voor een wild dier is de grandeur van het leven jagen en gejaagd worden. Als je hem dit ontneemt door hem op te sluiten, omdat dat zo leuk en leerzaam voor kinderen is, dan beroof je hem van alles wat het leven de moeite waard maakt. Van zijn autonomie. Bij deze dieren zie je dan ook geregeld stereotype gedrag in dierentuinen, ook als ze daar geboren zijn en nooit vrijheid gekend hebben.

E.D.

26 april 2007

Onderwijspaarden klinkt wat beter dan proefdieren

De locatie van het proefdierdebat vandaag was een wel heel ongewone: Faculteit Diergeneeskunde, afd. Paard. De ingang was door een spandoek van de Dierenbescherming gemarkeerd, anders zouden wel weinig belangstellenden daar een loods zijn binnengegaan. Het eerste wat ik zag toen ik vandaar een gang inliep was een groot bruin paard, dat liggend op een lage kar van een onderzoeksruimte gereden werd naar de tegenoverliggende stal. Het was bewusteloos. Een lugubere entree, beetje Hollywoodachtige enscenering.

Ik dwaalde nog wat verder door de gangen van die loods en zag o.a. verschillende travaljes staan, d.i. een toestel dat vroeger wel door hoefsmeden gebruikt werd om een paard in vast te zetten. Er was trouwens ook een zaal als smederij ingericht.

Het was allemaal wel heel erg “Paard” daar.

Toen ik enige uren later vertrok, vroeg ik een studente buiten of de groep paarden die daar in de wei liep, proefdieren waren. “Nou” zei ze, “proefdieren, dat klinkt zo zwaar. Wij noemen dat “onderwijspaarden”."

Maar goed, een naburige ruimte in die loods was ingericht als collegezaal en daar waren een stuk of 25 belangstellenden aanwezig om vijf onderzoeken te beluisteren – en te waarderen! Die werden elk in 20 minuten gepresenteerd door onderzoekers afkomstig van RIVM, UMC / Univ. Utrecht (2x), TNO en NVI/NCA. Er waren, buiten de eeuwige Janne Kuil, twee inleiders: Harry Blom en Jan van der Valk. Laatstgenoemde vertegenwoordigde het Ned. Centrum voor (onderzoek naar) Alternatieven en eerstgenoemde was de opzichter-dierenarts die ik vorige maand bij het openbare college van Frauke Ohl had gezien.

Ik maakte met Blom kennis in de pauze; op mijn vraag naar het totale aantal proefdieren aldaar, antwoordde hij: ca. 40.000. Hij werkt samen met één collega, ieder heeft dus ongeveer de supervisie over 20.000 dieren. Ik vroeg hem of dat geen onderbezetting was, als je bijv. vergelijkt met een huisartspraktijk van zo’n 2.000 patiënten. Daar had hij een laconiek antwoord op. In Nederland zijn vier Inspecteurs van de overheid verantwoordelijk voor 650.000 dieren in proeven. Dus: zeg het maar.

Ik kan de 5 voorstellen uiteraard niet reproduceren. Waar het om ging was dat ze lieten zien, ieder op het eigen terrein, te werken aan een reductie van het aantal proefdieren. Wat plaatjes, korte filmpjes en grafieken zetten de argumenten kracht bij.

Cyrille Krul (TNO) vertelde o.a. over de mogelijkheden van het - al bekende - glazen maag-darm-stelsel.

Dan een ingewikkeld verhaal van een toxicoloog over dosis en effect-relatie. Het was wat ik ervan begreep vooral een statistisch, of in ieder geval een rekenmodel dat tot minder proefdieren kon leiden.

Erg ingewikkeld ook het verhaal over “imaging”, waarbij je d.m.v. katheterisatie de precieze uitwerking van een radio-actieve stof op een tumor kunt volgen.

Helder was het verhaal van Coenraad Hendriksen (NVI/NCA) om veel dieren te besparen bij de controle van vaccins. Er worden hiervoor op dit moment, alleen al in ons land, ongeveer 100.000 dieren per jaar gebruikt. Ook kan de mate van het lijden van dieren sterk beperkt worden door de vaststelling van humane eindpunten, d.i. het moment waarop het dier uit de proef gehaald en gedood wordt.

Redelijk helder was ook het verhaal over proefdierbesparing bij reproductie-onderzoek. Deze onderzoeker, Aldert Piersma (RIVM), gaf het voorbeeld van een zwangere vrouw die anti-epileptica moet gebruiken, met risico voor de ongeboren vrucht van bijv. een open ruggetje. Hij wil geneesmiddelen laten testen op bijwerkingen bij muisembryo’s en embryonale stamcellen. In het laatste geval zijn zelfs helemaal geen proefdieren nodig. Hij had een rustige en overtuigende presentatie en won daarmee de publieksprijs: het Muizen-Vrijheidsbeeld van de Dierenbescherming.

Het was een nuttige bijeenkomst. Goed georganiseerd door Dierenbescherming, afd. Utrecht-Amersfoort. Onderzoekers vinden het altijd prettig over hun werk te praten. Ze zijn erg vriendelijk, al kunnen ze ook nooit helemaal verbergen dierenbeschermers te zien als onmondige, onnozele kwezels. Dat begrijp ik ook wel: ze krijgen namelijk zelden of nooit beredeneerde kritiek uit die hoek. Geen enkele dierenbeschermingsorganisatie bekommert zich daarom. Nergens wordt een cursus aangeboden, of zelfs maar een werkgroep-dierproeven georganiseerd. Als er op dit gebied al wat gebeurt is het in de vorm van demonstraties. Maar er waren vanmiddag ook geen bivakmutsen.

Dierproeven zijn voor mij verreweg het opwindendste aspect van dierenbescherming. Uiteraard gaat het daarbij primair erom het lijden van de dieren te bestrijden.

Maar het mes snijdt aan meer kanten.

Zo gaat het over gezondheid en ziekte, waaraan niemand, ook persoonlijk, ontkomt.

Tegelijkertijd gaat het over rechtvaardigheid en moraal, over het uitoefenen van macht, en alles wat daarbij komt. Zoals beïnvloeding via massamedia en politiek.

Dierproeven bieden dus voor elk wat wils. Des te onbegrijpelijker dat het aantal dierenbeschermers dat er zich actief mee bezig houdt, op de vingers van een hand te tellen is.

E.D.

25 april 2007

God en de gevolgen van de politiek voor dieren

Tijdens de oprichting van de Partij voor de Dieren en de eerste deelname aan de Tweede Kamerverkiezingen in 2003 was er weinig media-aandacht van de kant van de pers. Was dat wel het geval geweest dan had zij vier jaar geleden al in de Tweede Kamer gezeten.
Op dit moment heeft de PvdD over aandacht weinig meer te klagen. Marianne Thieme en Niko Koffeman, oprichters van het eerste uur, zijn in week 17 overal (bijv. HP en VN) te horen en te lezen over hun religieuze opvattingen. Zij beloven hun persoonlijke opvattingen als Zevendedagadventisten van hun politieke opvattingen te scheiden en zo hoort het ook. Politici dienen beoordeeld te worden op hun (stem)gedrag en dat is vooralsnog voorbeeldig. Net zoals dat van de pers, overigens, een enkele columnist daargelaten.

Loopt de zaak van de dieren gevaar door de media-aandacht? Niet direct, want alle aandacht lijkt de PvdD in de peilingen geen schade te berokkenen. Toch zijn er mensen binnen en buiten de partij ongerust, al kan men "bij God" niet direct de vinger op de zere plek leggen.
De partijstructuur en de persoonlijke opvattingen van bestuurders zijn van belang op het moment dat de politieke koers wordt uitgezet en wanneer de politieke visie verwoord wordt. Dat lijkt ver weg, maar binnenkort speelt op initiatief van GroenLinks het opnemen van zorgplicht en dierenwelzijn in de Grondwet. Dan is het cruciaal voor de effectiviteit van het programma dat de juiste woorden worden gekozen. God verhoede dat we nog langer de heilloze weg bewandelen van de spurieuze koppeling van "intrinsieke waarde" aan dierenrechten en dierenwelzijn.
Orthodoxe volgers geloven niet in de gelijkwaardigheid van enerzijds gelovigen en anderzijds ongelovigen en dieren. Zij spreken in feodale tongen over o. a. rentmeesterschap. God heerst over de mens en die op zijn beurt heerst over het dier. De zeggenschap over het eigen leven wordt letterlijk en figuurlijk niet uit handen gegeven aan het dier (of zich)zelf. Iets daarvan weerspiegelt zich in de weerstand om politieke macht uit handen te geven of te delen.
Wanneer politieke voorgangers zich te veel of letterlijk baseren op de bijbel dan kan het belang van dieren niet gegarandeerd worden, namelijk dat een breed gedragen invulling wordt gegeven aan de emancipatie van het dier. Emancipatie houdt in dat je het verbindt met het recht op vrijheid van het dier om in omstandigheden te leven dat het zich natuurlijk kan gedragen. Geen enkel dier is er mee gebaat bij dat haar vertegenwoordigers in de rechtszaal of de politieke arena zelf belangen hebben die met het belang van het dier conflicteren. Integriteit heeft er te mee maken om als individu zo min mogelijk Heren tegelijk te dienen. Op politiek niveau betekent het dat alle leden en kiezers het gevoel hebben gehoord te worden. Loyaliteit, prima, maar niet aan een totalitair en narcistisch regime.
Wanneer een politieke partij onder druk staat en de kritiek krijgt dat het wordt gerund door te weinig (toegankelijke) personen, dan is de oplossing simpel: verbreed en verdiep de interne organisatiestructuur en betrek daarin mensen uit alle afdelingen. Bij de Partij voor de Dieren is het potentieel aan capabele meedenkers en bestuurders groot genoeg en op deze wijze kan het een brede dialoog aangaan met de eigen leden, de kiezers, vertegenwoordigers en de media.

24 april 2007

Proefdierbeleid blijft in taboesfeer

Persbericht PvdD. Den Haag, 24 april 2007 – De Partij voor de Dieren heeft Kamervragen gesteld aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de presentatie van zijn beleidsvoornemens over dierproeven en biotechnologie op vrijdag 27 april a.s. De plannen voor het nieuwe proefdierbeleid van de minister zullen gedeeld worden met verschillende belangenverenigingen en maatschappelijke organisaties. Ook andere ‘belanghebbenden’ zijn uitgenodigd. Een verzoek van kamerlid Esther Ouwehand om de presentatie bij te wonen is echter afgewezen door het ministerie. De PvdD wil opheldering over die afwijzing. De weigering om volksvertegenwoordigers toe te laten tot de presentatie van nieuwe beleidsvoornemens illustreert de aanhoudende geslotenheid rondom dierproeven.

Juist die geslotenheid is onderwerp van grote maatschappelijke kritiek. Een onafhankelijke evaluatie van de Wet op de dierproeven wees uit dat de wetgeving die proefdieren moet beschermen op de meest essentiële punten niet functioneert en aan een ingrijpende herziening toe is. Op de aanbeveling meer inzicht te verschaffen over de onderzoeksdoelen en de afwegingen ten aanzien van proefdiergebruik, kwam veel verzet vanuit de hoek van wetenschappers, farmaceuten en belangenverenigingen. De minister concludeerde daarop dat er ‘geen draagvlak’ zou bestaan voor de uitkomsten van de evaluatie, en besloot een aantal discussiebijeenkomsten in het veld te organiseren in plaats van de Wet op de dierproeven aan te passen. Geen van de politieke partijen die op dat moment zitting hadden in de Kamer, heeft de moeite genomen de minister over die koers te bevragen.

Opmerkelijk is dat in het kader van wereldproefdierendag vandaag campagne gevoerd wordt door de dierproefsector om meer begrip te vragen voor dierproeven. Kennelijk moet ook dit gewenste begrip zonder openheid tot stand gebracht worden. Vrijdag werd in de Volkskrant een lans gebroken voor dierproeven, zaterdag in NRC en vandaag in TROUW. De Partij voor de Dieren is van mening dat alleen openheid rond dierproeven kan leiden tot verbetering van beleid en een vruchtbare maatschappelijke discussie.

Het verzet tegen een open debat over nut en noodzaak van dierproeven uitte zich de afgelopen dagen in een mediaoffensief van de Stichting Informatie Dierproeven (SID). Uitgerekend rond Wereldproefdierendag, in 1979 ingesteld door de Verenigde Naties om stil te staan bij de miljarden dieren die wereldwijd hun leven (hebben) moeten slijten in laboratoria, zijn in landelijke kranten artikelen verschenen die pleiten voor meer begrip voor dierproeven. Vrijdag in de Volkskrant, zaterdag in NRC, vandaag in TROUW.

De SID doet zich voor als objectief informatieverstrekker over dierproeven, maar is een belangenbehartiger van medische fondsen, farmaceuten, wetenschappers en patiëntenverenigingen, de clubs die meer openheid over dierproeven afwijzen. In plaats van het publiek open te informeren over de precieze doelen van experimenten op dieren en de afwegingen over diergebruik, vragen zij het publiek blind te vertrouwen op hun stelling dat proefdieronderzoek noodzakelijk zou zijn en ten alle tijden hoge maatschappelijke doelen zou dienen. Uit opiniepeilingen blijkt dat ruim 67% van de Nederlanders grote moeite heeft met dierproeven. Deze bezwaren worden niet serieus genomen en het is vooral de sector zélf die de publieke discussie over het nut van dierproeven niet aandurft. Deze geslotenheid vormt alleen maar een bevestiging dat het immense leed dat veroorzaakt wordt door dierproeven simpelweg niet te verantwoorden valt.


Kamervragen:

Vragen van het lid Ouwehand (PvdD) aan de Minister van VWS over openheid over bottom-up proces n.a.v. evaluatie Wet op de Dierproeven

d.d. 24 april 2007

1. Is het waar dat Kamerleden niet uitgenodigd én niet welkom zijn bij de bijeenkomst op het ministerie van VWS op vrijdag 27 april 2007 waar uw beleidsvoornemens over dierproeven en biotechnologie bij dieren gepresenteerd zullen worden, naar aanleiding van het ‘bottom up’ proces in het kader van de evaluaties van respectievelijk de Wet op de dierproeven en het Besluit biotechnologie bij dieren? Zo ja, kunt u aangeven waarom voor deze bijeenkomst nadrukkelijk andere belanghebbenden dan deelnemers aan het ‘bottom up’ proces zijn uitgenodigd, maar de aanwezigheid van Kamerleden niet wordt toegestaan? Waarom worden Kamerleden in dit geval niet in de gelegenheid gesteld om de discussie door belanghebbenden uit het veld te volgen?

2. Hoe beoordeelt u de groeiende maatschappelijke behoefte naar meer openheid rond dierproeven (zoals die onder meer blijkt uit publicaties in NRC Handelsblad d.d. 21-04 , de Volkskrant d.d. 21-04 , en Trouw d.d. 24-04 ) en hoe ziet u die in relatie tot het beleid om parlementariërs te weren bij presentatie van en discussie over de uitkomsten van het ‘bottom up’ proces rond de evaluatie Wet op de Dierproeven?

3. Bent u bereid meer openheid te betrachten bij toekomstige processen rond beleidsontwikkeling en –evaluatie m.b.t. een relatief besloten onderwerp als dierproeven, gelet op de maatschappelijke discussie rond het thema? Zo ja, op welke wijze? Zo neen, waarom niet?

4. Bent u met ons van mening dat leden van de volksvertegenwoordiging in alle fases van het ‘bottom up’ proces i.c. kennis zouden moeten kunnen nemen van de voortgang en de totstandkoming van conclusies en bevindingen? Zo neen, waarom niet?

21 april 2007

Ontberingen zwangere Nederlandse koeien tijdens transport naar Rusland

(persbericht)
Een inspectie in opdracht van stichting Dier en Recht bracht aan het licht dat zwangere koeien -in strijd met de wet- vijf dagen aaneen werden vervoerd. Ze kregen geen water en geen rust, de temperaturen bedroegen soms 16 graden onder nul en de vrachtwagens waarmee ze van Nederland naar Rusland werden vervoerd waren onverwarmd. De exporteur ontvangt subsidie voor deze levende export naar buiten de Europese Unie. Controle voor verstrekking hiervan heeft het Ministerie overgelaten aan het Productschap PVE. De sector controleert zo zichzelf.

In de wet1 staat dat runderen tijdens een veetransport maximaal 29 uur vervoerd mogen worden. Daarna is er verplicht een rustpauze van 24 uur, waarbij de dieren uitgeladen moeten worden en voer en drinken moeten krijgen. Tijdens het transport mag de temperatuur niet lager dan 5 en niet hoger dan 30 graden zijn.

Er bestaan sterke vermoedens dat de Nederlandse exporteurs zich niet aan de wettelijke vervoerseisen houden. Om dit vermoeden te onderzoeken gaf Dier en Recht haar Duitse partnerorganisatie Animals’ Angels opdracht een willekeurig transport te controleren. Vier vrachtwagens van Duitse vervoerder Spedition Hefter, elk volgeladen met twee verdiepingen zwangere Nederlandse koeien, werden gevolgd tot diep in Rusland.

Zoals zaterdag in het tv-programma EénVandaag uitgebreid te zien zal zijn, bleken de dieren meer dan 100 uur vervoerd te worden zonder water te krijgen of uitgeladen te worden. Gemeten temperaturen waren overdag al ver onder nul, ‘s nachts soms wel -16 graden Celsius. Een blik in de vrachtwagens leerde dat de uitwerpselen van de koeien bevroren waren, en dat het plafond zo laag was dat de koeien nauwelijks rechtop konden staan.

Het controlepunt bij aankomst werd bemand door het controlebedrijf Controll Union uit Rotterdam. Deze controleerden alleen of de koeien nog leefden: per levend dier dat buiten de Europese Unie aankomt krijgt de exporteur namelijk +/- €150 aan exportsubsidie en -restituties. Of tijdens het vervoer aan de wettelijke transporteisen was voldaan, werd niet gecontroleerd. Dit laatste is verplicht om in aanmerking te komen voor de subsidies.

Verantwoordelijk voor de subsidies is het Ministerie van LNV, Dienst Regelingen. Zij laat de controle echter over aan Productschap PVE, die op haar beurt vertrouwt op papieren, aangeleverd door de exporteur. De exporteur is verplicht te laten controleren en schakelt hiertoe zelf een controlebedrijf in, om de benodigde papieren te krijgen. Met andere woorden: de sector controleert zichzelf en de EU betaalt.

Deze misstanden zijn niet een op zichzelf staand feit. Ook uit andere inspecties blijkt dat de transportregels vaak met voeten getreden worden, ten nadele van de getransporteerde dieren. Zo werd eerder door de Animals’ Angels onthuld dat bij het over-zwanger vervoeren van koeien van Nederland naar Griekenland 15 koeien overleden, dat 263 biggen gestikt waren tijdens een dergelijk transport, en was zeer recent nog in het nieuws dat Deense transportfirma’s systematisch varkens extreem verwaarlozen en mishandelen.

20 april 2007

Voorstel omvorming bio-industrie

Milieudefensie schrijft in een persbericht:
Op 19 april heeft de commissie Verzoekschriften en Burgerinitiatieven groen licht gegeven voor de behandeling van het burgerinitiatief 'Stop fout vlees' door de Tweede Kamer. Het initiatief van Milieudefensie en haar jongerenorganisatie Jongeren Milieu Actief (JMA) wordt gesteund door 106.975 Nederlanders. Het is voor het eerst in de parlementaire geschiedenis dat een voorstel vanuit de samenleving direct op de politieke agenda wordt gezet.
Milieudefensie en JMA willen met het burgerinitiatief bereiken dat de Tweede Kamer kiest voor een veehouderij zonder dierenleed, zonder milieuvervuiling en zonder import van veevoersoja die ten koste gaat van het Amazonewoud. De inzet van het burgerinitiatief is door Milieudefensie en JMA uitgewerkt in de notitie 'Boeren met toekomst'. Uitgangspunt is een omschakeling naar een duurzame veehouderij. Boeren ontvangen dan toeslagen voor milieukwaliteit en dierenwelzijn. Tegelijkertijd wordt een milieuheffing van 85 cent per kilo vlees ingevoerd. Door dit plan kan het aantal varkens en kippen met 50% afnemen, zonder dat dit ten koste gaat van het aantal boerenbedrijven. En de productie wordt wel dier- en milieuvriendelijk.
Plannen voor verbetering van de veehouderij worden volgens onderzoek van NIPO gesteund door 75% van de Nederlanders. De agrarische belangenorganisaties beschouwen de voorstellen als 'onhaalbaar' en 'slecht voor de boeren'. De argumenten hierbij berusten echter op misverstanden, stelt Milieudefensie. Zo wordt beweerd dat de milieuheffing onhaalbaar is vanwege handelsregels van de wereldhandelsorganisatie WTO en de Europese Unie. Zowel het Landbouw Economisch Instituut (LEI) als het ministerie van LNV geven volgens de milieuorganisatie aan dat de voorgestelde heffing wél mogelijk is binnen de regels van EU en WTO.
Tot zover het persbericht.
Milieudefensie heeft onderzoeker Cees van Bruchem van het LEI de opdracht gegeven om de mogelijkheden te onderzoeken om te komen tot kleinere en meer extensieve veehouderij.
Welke conclusies trekt het LEI uit de beschouwingen en welke beleidsmogelijkheden zijn het meest kansrijk om het doel te bereiken? Het LEI schrijft in haar rapport:
A. Internationaal
  • Het is van belang dat getracht wordt in het internationale overleg de duurzaamheidseisen op een zo hoog mogelijk niveau te krijgen. Voor milieueisen ligt dit wellicht wat minder moeilijk dan voor eisen ten aanzien van dierenwelzijn. Er dient een vorm van integratie te komen tussen handelsoverleg en duurzaamheidsoverleg op internationaal niveau. In dat kader zouden ook afspraken gemaakt moeten worden over duurzaamheidsheffingen, zodat externe kosten geïnternaliseerd kunnen worden in de prijzen.
  • Voor zover dit onvoldoende lukt, kan overwogen worden landen of blokken de mogelijkheid te geven om de invoer van producten die niet aan de interne regels voldoen, te beperken, bijvoorbeeld door een niet-duurzaamheidsheffing. Deze heffing mag niet hoger zijn dan het door de extra eisen veroorzaakte verschil in kostprijs. Dit vraagt om aanpassing van de WTO-regels en dat geeft tegelijk aan dat het in ieder geval een zaak van lange adem zal zijn.
  • Een alternatief, dat internationaal wellicht iets minder moeilijk ligt, is dat een land dat hoge eisen stelt aan de manier van produceren, bijvoorbeeld op het gebied van dierenwelzijn, de eigen producenten daarvoor mag compenseren. Deze laatste optie sluit aan bij de verschuivingen die zich de afgelopen 10-15 jaar voordoen in het beleid ten aanzien van de agrarische sector: van grensbescherming en prijsondersteuning naar directe betalingen.
B. EU-niveau
  • Heffingen aan de EU-grenzen voor producten die niet voldoen aan de eisen die de EU stelt aan haar eigen producenten, vormen een mogelijkheid, maar liggen moeilijk in WTO-verband. Voor eisen op het gebied van milieu wellicht iets minder moeilijk dan voor eisen ten aanzien van dierenwelzijn.
  • Een heffing op eiwithoudende producten, los van de manier van produceren, met de bedoeling om de productie van veevoedergrondstoffen binnen de EU te beschermen, ligt in WTO-verband moeilijk en vergt in ieder geval nieuwe onderhandelingen. Daarnaast bestaan over dit onderwerp bilaterale afspraken tussen EU en VS, waarover opnieuw onderhandeld zou moeten worden.
  • Compenserende betalingen lijken, mits aan een aantal voorwaarden is voldaan, in WTO-verband minder op bezwaren te zullen stuiten dan maatregelen aan de grens, al zullen ook compenserende betalingen zeker het nodige overleg vergen. Binnen de EU wordt dierenwelzijn aangemerkt als een van de doelstellingen van het plattelandsbeleid. In dat kader verdient het aanbeveling om naast compensaties voor wettelijke eisen, ook premies mogelijk te maken voor bovenwettelijke prestaties op het gebied van milieu en dierenwelzijn. Bij dat laatste kan een koppeling plaatsvinden aan een dierenwelzijnsindex. Het moet mogelijk worden om compenserende toeslagen en premies te verstrekken voor veehouderijsectoren die niet grondgebonden zijn, zoals varkens en kippen.
  • Vanzelfsprekend moeten bovenbedoelde toeslagen en premies gekoppeld worden aan de gebruikelijke cross-compliance eisen. Daarbij kan overwogen worden om deze eisen te ‘externaliseren’, in die zin dat ook op het bedrijf gebruikte productiemiddelen aan eisen van duurzaamheid moeten voldoen. Gedacht kan worden aan het gebruik van gecertificeerd veevoer.
  • Het lijkt wenselijk en redelijk voor de hierboven bedoelde toeslagen en premies extra middelen uit te trekken, anders moet de ene agrariër inleveren voor de andere en kunnen contraproductieve gevolgen optreden doordat de grondgebonden sectoren onder druk komen.
C. Nationaal
  • Voor internaliseren van externe kosten zijn niet veel mogelijkheden omdat de Nederlandse markt niet afgeschermd kan worden van de andere EU-landen. Daarnaast kunnen vraagtekens worden gezet bij de effectiviteit van zulke beleidsinstrumenten met het oog op de gewenste eindsituatie. Zo heeft een heffing op kunstmest weinig effect op de niet-grondgebonden veehouderij, behalve dat het veevoer duurder wordt, en zal de grondgebonden veehouderij toch ophouden met het gebruik van kunstmest omdat ze biologisch gaat produceren. Voor een heffing op bestrijdingsmiddelen geldt iets dergelijks. Bovendien bestaat bij de laatste het risico van ontduiking door aankoop in buurlanden.
  • Maatregelen om de consument te stimuleren tot een meer verantwoord koopgedrag zijn op zichzelf waardevol. Financiële prikkels (premies etc.) kunnen hierbij een rol spelen. Het is echter niet waarschijnlijk dat langs die weg de complete omschakeling zoals beoogd gerealiseerd kan worden. Hetzelfde geldt voor tussenvormen zoals ‘adopteer een kip’ en dergelijke. De overheid zou dergelijke initiatieven fiscaal kunnen bevorderen.
  • Voor nationale maatregelen gericht op de extra exploitatiekosten van de ‘nieuwe veehouderij’ geldt min of meer hetzelfde als wat hierboven voor de EU is gezegd. Aparte betalingen voor prestaties op het gebied van milieu- en dierenwelzijn zijn waarschijnlijk effectiever dan andere routes. Voor een deel kunnen deze via de EU lopen. Daarnaast zouden nationale ‘opcenten’ mogelijk moeten zijn voor landen die (nog) hogere eisen stellen dan in de EU het geval is. De hoogte van zulke extra nationale premies moet dan wel gekoppeld zijn aan bedoelde prestaties en niet hoger zijn dan nodig is om de extra kosten vanwege de bijzondere eisen te dekken.
  • Het beoogde scenario van Milieudefensie leidt niet alleen tot extra kosten vanwege milieu- en welzijnseisen, maar ook vanwege de gewenste kleinschalige structuur. Daarvoor zal het lastig worden om in EU-verband ruimte te krijgen voor compenserende toeslagen. Wat wel kan en niet op overwegende bezwaren stuit van de EU of de WTO, is het stimuleren van kostprijsverlagende maatregelen in de semibiologische veehouderij zoals beoogd door Milieudefensie. Aan efficiencyverbetering in de gangbare veehouderij is de afgelopen decennia veel aandacht besteed, maar alternatieve, meer extensieve systemen zijn wat dat betreft stiefmoederlijk behandeld. Dus daar zal waarschijnlijk ‘een wereld zijn te winnen’. De overheid zou proefprojecten op dit gebied kunnen subsidiëren. Naarmate het verschil in kostprijs tussen de gangbare veehouderij in omliggende landen en de voor Nederland beoogde semi-biologische veehouderij kleiner wordt, hoeven consument en/of belastingbetaler minder ‘bij te betalen’.
  • Behalve ondersteuning bij de exploitatie, is ook steun nodig bij de omschakeling naar de nieuwe veehouderijsystemen. Dat is vooral een kwestie van investeringen faciliteren. Dat kan door fiscale maatregelen (duurzame investeringsaftrek etc.), al werken die meestal alleen wanneer er redelijke inkomens worden behaald. Men kan ook denken aan directe investeringspremies voor dit doel. Ook kan gedacht worden aan goedkope leningen, bijvoorbeeld door het verstrekken van leningen voor dit te doel te beschouwen als een vorm van ‘duurzaam beleggen’.
Tot zover het LEI.
Wie deze aanbevelingen overziet, kan niet anders dan concluderen dat van Bruchem allerlei dure beren ziet op de lange weg naar duurzaamheid en een meer extensievere veehouderij. Al deze beren zijn in internationale dienst van de vleesverwerkende sector. De voorgestelde maatregelen kosten jarenlang internationaal overleg en de kans dat men er op afzienbare termijn uitkomt is klein.
Het probleem is dat de Nederlandse intensieve veehouderij grip wil houden op de afzet op de buitenlandse markt. Van elke 3 landbouwhuisdieren in ons land worden er 2 in het buitenland afgezet in totaal jaarlijks zo’n slordige 300 miljoen dieren. Wanneer de politiek openlijk bereid zou zijn om de sector op dit punt in te perken in ruil voor internationale steun voor het afschermen van de binnenlandse markt dan zijn internationale afspraken snel gemaakt. Nederland geen export van vlees en zuivel meer in ruil voor een stop op de import van vlees en zuivel uit het buitenland.
De overheid hoeft dan alleen nog maar beleid te maken dat de veestapel verkleint en die regionale afzet van ecologisch verantwoorde veehouderij ondersteunt. De financiering van de ondersteuning van en eventueel omvormen naar een ecologische verantwoorde veehouderij kan men doen op basis van het geld dat wordt bespaard aan het opruimen van milieuvervuiling en het niet meer uitgeven van oneigenlijke exportsubsidies aan de sector.
Gaat dit voorstel het halen? Het antwoord hangt af of de politiek bereid is om het beleid van pappen en nathouden te stoppen en haar zorgplicht die zij voor dieren heeft integraal [voor (landbouw)huisdieren, proefdieren en wilde dieren] nu eindelijk serieus te gaan nemen.

Leeswijzer


Thema's of steekwoorden vindt u via de labels onderaan de pagina of op Animal Freedom.
Klik hier voor de laatste bijdragen op dit blog
.
Klik hier voor het beleid om uw privacy te beschermen.
Kijk op ook Facebook voor onze reactie op de actualiteit.

Waarom dit blog?

De Nederlandse veehouderij is vooral gericht op zoveel mogelijk voor de export te produceren onder het motto “meer, meer, meer en groot, groter, grootst”. Dit heeft negatieve gevolgen voor zowel de dierenwelzijn, biodiversiteit, het milieu, het klimaat, de portemonnee en de gezondheid van burgers en ook voor welwillende boeren.
Dit blog verzamelt kritische artikelen die de wurggreep beschrijven waarin de veehouderij zichzelf heeft vastgezet. Zo willen we niet alleen een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de kwaliteit van het leven voor alle belanghebbenden, maar ook aan een schone, gezonde omgeving en een beter dierenwelzijn.

Ook de argumentatie dat dieren grondrechten hebben kan beter en meer aansluiten op hoe mensen voor zichzelf vinden dat recht moet gelden. Alle dier(soort)en kunnen in hun recht op vrijheid als (intrinsiek) evenwaardig aan mensen beschouwd worden. Dierenrechten zijn mensenrechten, die mensen de kans geeft om voor dieren op te komen.
Dieren, bijv. in de intensieve veehouderij, worden behandeld als een object in plaats van een subject met gevoelens en rechten.

De snelheid en het aantal dier(soort)en dat we voortdurend gebruiken is immens. De bijdrage aan onze welvaart en economie van de agrosector is gering. De oplossing is simpel en van niemand anders dan van ons zelf afhankelijk.

Dierenrechten in woord en beeld

Vrijheid is ook een intrinsiek grondrecht voor dieren. Dieren zijn geen dingen Dierenrechten zijn mensenrechten. Mensen moeten voor dieren kunnen opkomen wanneer hun grondrecht wordt geschonden.
logo van Animal Freedom yin en yang
Lees hier over de redenen waarom dieren recht op vrijheid hebben. Lees hier waarin mens en dier evenwaardig zijn.