Is de mens in wezen goed?
Jeremy Griffith is een bioloog die een psychologische verklaring heeft voor een huidige staat van onrust. Griffith ziet zijn theorie als redding voor de mensheid.
Griffith stelt dat de mens een instinct heeft dat gericht is op het handhaven van gedragspatronen die gebaseerd zijn op samenwerking en liefdevol samenleven. Aan de andere kant staat ons bewustzijn, dat kritisch en onderzoekend is. Volgens Griffith ontstond het conflict toen de mens zich bewust werd van zijn eigen bestaan en de wereld om zich heen. Dit bewustzijn leidde tot een breuk met het instinct, omdat het bewustzijn vragen begon te stellen en keuzes maakte die niet altijd in lijn waren met de instinctieve drang naar harmonie en samenwerking.
Griffith beweert dat dit conflict leidde tot gevoelens van onzekerheid en verwarring, die zich uiten in agressie, egoïsme en andere negatieve gedragingen. Zijn "revolutionaire" boodschap is dat deze gedragingen niet inherent slecht zijn, maar eerder symptomen van een diepere psychologische crisis.
Het centrale idee in zijn boodschap is dat de mensheid deze crisis kan overwinnen door een beter begrip van zichzelf te ontwikkelen, en dat dit begrip ons in staat zal stellen om het conflict tussen instinct en bewustzijn op te lossen. Hij gelooft dat dit inzicht kan leiden tot een nieuwe fase in de menselijke evolutie, waarin we in staat zullen zijn om in harmonie te leven met zowel ons instinct als ons bewustzijn.
Van matriachaal naar patriachaal
Jeremy Griffith betoogt dat we ooit in de kindertijd van de mensheid leefden in een matriarchale periode. Liefde stond centraal evenals empathie, saamhorigheid en verbondenheid. Dit was nodig om te overleven. De mens is in diepste wezen goed maar dit zijn we kwijtgeraakt toen onze bewuste geest zich meer ging ontwikkelen en via nadenken onze onbewuste geest ging programmeren. Zo ontstond afscheiding, ongelijkheid, verdedigen van eigendommen en eigenbelang. De man werd sterker dan de vrouw en er ontstonden gevechten en oorlogen. De patriarchale periode volgde die al eeuwen onderbouwd worden door religies en vooroordelen (condities).
Griffith hoopt dat het inzicht, dat de zin van het bestaan niet is dat we gedwongen zijn om onze genen voort te planten, bevrijdend zal werken. Zijn verklaring zou aan kracht winnen wanneer hij onze manier van voeden had betrokken in zijn analyse. Het zou bevrijdend werken voor alle levende wezens op aarde, temeer wanneer we evenwaardigheid betrekken in zijn aanbeveling.
Het voorgaande ietwat herschreven en aangevuld geeft een completer beeld.
In de kindertijd van de mensheid leefden we in een matriarchale periode en in een jagers- en verzamelaars samenleving. Liefde stond centraal evenals empathie, saamhorigheid en verbondenheid. Voedsel werd gedeeld, niet verkocht. Dit was nodig om te overleven. De mens is in diepste wezen goed maar dit zijn we kwijtgeraakt toen onze bewuste geest zich meer ging ontwikkelen en via nadenken onze onbewuste geest ging programmeren. We kwamen op het idee om de natuur naar onze hand te zetten en dieren als huisdier en vee te houden. Door de verschuiving van jagen naar veehouderij en van verzamelen naar landbouw ontstond afscheiding, ongelijkheid, verdedigen van eigendommen en eigenbelang. Er ontstond handel. De man werd sterker dan de vrouw en er ontstonden gevechten en oorlogen. De mens beschouwde zichzelf als top van een voedselpiramide en de man als hoofd van het gezin. De patriarchale periode volgde die al eeuwen onderbouwd worden door religies en vooroordelen (condities).
Herstel van de balans
Tot zover een samenvatting van een lang betoog door Griffith, dat gratis te lezen is in een pdf te downloaden van het Internet.
Wat nu volgt is niet zijn theorie, maar een uitstapje naar dierenrechten.
Wanneer mensen eenmaal hun innerlijke conflict hebben opgelost en een diepere zelfkennis hebben bereikt, zoals Griffith suggereert, zou dit kunnen leiden tot een bredere bewustwording van en respect van alle levende wezens, en een streven naar een ecologische, economische, en psychologische balans.
Wat de kern is van beide analyses en teksten is de kijk op ongelijkheid tussen mensen onderling en tussen mens en dier als verklaring voor speciësisme. Het opheffen van ons vooroordeel, dat we meer zijn dan een ander en daarmee onze verbinding met het geheel zijn verloren, zal moeten gaan via het inzicht dat we allemaal (mens en dier) intrinsiek evenwaardig zijn in ons recht op vrijheid. Dit inzicht heeft gevolgen voor wat we eten en hoe we de aarde inrichten als plaats waar iedereen kan leven naar zijn eigen aard. Het vraagt om een voortdurend zoeken naar ecologische, economische en psychologische balans en een individuele en collectieve motivatie om niet meer gericht te zijn op het verdienen van geld alleen, maar onze inspanning en energie te richten op het gemeenschappelijke belang om samen te werken.
Jeremy Griffith betrekt in zijn zeer omvangrijke uitleg van wat hem tot zijn conclusies heeft geleid ook religieuze argumenten. Voor een onderbouwing van bovengenoemde aanvulling op de samenvatting lees ook Evolutie van het geloof in God.