Mens en dier zijn (intrinsiek) evenwaardig in hun recht op vrijheid

Alle levende wezens zijn verschillend maar evenwaardig in het recht op vrijheid op een natuurlijk leven.
Een dier is (net als een mens) geen ding of een object.
Mensen moeten kunnen ingrijpen wanneer mensen dieren misbruiken of onrecht aandoen.

05 september 2008

Partij voor de Dieren wil einde aan ontheffingen voor verboden kuilvisserij

Kamervragen over verboden traditie Spakenburg

Persbericht Den Haag, 4 september 2008 - De Partij voor de Dieren wil dat er een einde komt aan de ontheffingen op het verbod op de schadelijke kuilvisserij. De kuilvisserij is een niet-selectieve vorm van visserij met een vrijwel gesloten net waartegen zelfs vissers zich sinds de Middeleeuwen hebben verzet. Vanwege haar verwoestende karakter is de kuilvisserij in Nederland al sinds 1970 verboden. Tijdens de visserijdag morgen in Spakenburg zal de verboden visserijvorm echter opnieuw worden beoefend op het IJsselmeer. Minister Verburg van LNV heeft daar middels een vergunning toestemming voor gegeven. De Partij voor de Dieren vindt dat het verbod op de schadelijke kuilvisserij gewoon moet worden gehandhaafd, en heeft Kamervragen gesteld.

Kuilvissers maken gebruik van een sleepnet die door een boot door het water wordt getrokken. Deze vangsttechniek is sinds 1970 verboden, omdat de kuil een niet-selectieve manier van visserij is dat alles vangt dat voor de opening van het net komt, ook ondermaatse vis. Onder de vissersbevolking ontstond in de geschiedenis al grote verdeeldheid over het gebruik ervan.

Ondanks het ingestelde verbod verleent de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) nog steeds ontheffingen voor deze vorm van schadelijke visserij. Zo vindt komend weekend de kuilvisserij plaats in Bunschoten-Spakenburg. Tijdens de Visserijdag op zaterdag 6 september 2008 is er aanvoer van in de nacht gevangen vis met de zogenaamde dwarskuil. Eerder al was ontheffing verleend voor kuilvisserij in Enkhuizen en in Volendam, en voor oktober dit jaar is nog ontheffing verleend voor kuilvisserij in Workum.

De Partij voor de Dieren wil een einde aan de ontheffingen op het verbod uit 1970. Esther Ouwehand: “Kuilvissers vingen alles weg wat er voor de opening van hun netten kwam. Die verwoestende vorm van visserij is al bijna 40 jaar verboden, en dat is niet voor niets. Verschillende vissoorten, zoals de paling, staan op de rand van uitsterven. Dat vraagt om stevige beschermingsmaatregelen, niet om alles verslindende visserijtradities.”

03 september 2008

Actie tegen Japanse dolfijnenjacht



Invasie opblaasdolfijnen op Haagse Spuiplein

Den Haag, 3 september - WSPA voerde vandaag actie tegen de dolfijnenjacht in Japan, die jaarlijks duizenden dolfijnen het leven kost. Op het Spuiplein in Den Haag werden een kleine honderd opblaasbare dolfijnen ‘te water’ gelaten die hun soortgenoten van vlees en bloed symboliseren. De actie maakte deel uit van Japanese Dolphin Day, een wereldwijd protest tegen de Japanse dolfijnenjacht. Japanese Dolphin Day wordt gecoördineerd door Ric O’Barry, de voormalige trainer van de wereldberoemde dolfijn Flipper.

Handtekeningen

Tijdens de actie op het Haagse Spuiplein werden op één van de opblaasbare dolfijnen handtekeningen verzameld die aan de Japanse ambassadeur worden aangeboden. In zeker veertig steden wereldwijd vonden soortgelijke acties plaats.

20.000 dolfijnen per jaar afgeslacht

Jaarlijks slacht Japan zo’n 20.000 dolfijnen af, de meeste in het najaar. Dat gebeurt op open zee maar ook in zogeheten ‘drive hunts’. Daarbij worden deze sociale en intelligente zeezoogdieren met motorboten opgejaagd en in een baai gedreven. Vervolgens worden ze met messteken om het leven gebracht. Zo’n 3000 dolfijnen treft dit lot.

Amusementsindustrie

Niet alle dolfijnen worden afgemaakt. De ‘beste’ (veelal jonge) dolfijnen worden gevangen ten behoeve van de amusementsindustrie, zoals dolfinariums of attracties als ‘zwemmen met dolfijnen’. Daarmee is de amusementsindustrie de belangrijkste reden voor de jacht. Of de dolfijnen die de jacht overleven geluk hebben, is overigens de vraag. Studies wijzen op een verzesvoudiging van de mortaliteit na gevangenneming. Voor dieren die zich hebben ontwikkeld in uitgestrekte oceanen is het leven in kleine zwembassins ontoereikend; ze zijn er niet in staat om hun natuurlijk gedrag te vertonen. WSPA roept mensen daarom op niet naar attracties met zeezoogdieren te gaan.

01 september 2008

Burger wordt oor aangenaaid

Het publiek betrekken bij wat er mis gaat in de intensieve veehouderij is niet gemakkelijk. Want voor velen is dierenwelzijn eigenlijk iets waar zij alleen bij huisdieren voor zijn te porren, laat staan van dieren die uiteindelijk op hun bord belanden. Het lijkt hypocriet om het dier serieus te nemen en deze tegelijkertijd op te eten. Een beetje is dat natuurlijk wel waar. En doordat de meeste dieren aan het oog zijn onttrokken door dichte stallen is het leed ook niet zichtbaar. Het is gemakkelijk om je eraan te onttrekken.
Zaak is dus duidelijk te maken dat het publiek veel eigenbelang heeft bij ontwikkelingen in de landbouw en dat die bemoeienis hem veel ellende kan schelen. Goedkope voedselprijzen zijn op andere terreinen duurkoop. Ontwikkelingen in de landbouw worden deels gefinancierd vanuit de belastingpot en raken uw portemonnee dieper en onnodiger dan u beseft en het grijpt ook nog eens op uw leefomgeving in. Ook al woon je in de stad, je hebt het recht om mee te beslissen over de inrichting van het platteland. Ook de gezondheid en welzijn van stedelingen worden mede bepaald door de uitvoering en werkwijze van de landbouw. Alle redenen om je er als burger, kiezer en consument mee te bemoeien en niet naïef te denken dat de boeren het wel goed met uw belangen en hun dieren op hebben.
Weinigen realiseren zich dat de Nederlandse landbouw twee keer zoveel ruimte inneemt van het vaderlandse oppervlak dan nodig is of dat het excessief meer produceert dan voor de eigen voedselbehoefte nodig is. Deze overproductie bedraagt bij de meeste onderdelen in de veehouderij wel 300%. Dat deel van de agrosector neemt steeds meer ruimte in van het landschap. Maar in de media wordt benadrukt dat er elke week 8 boeren stoppen. Voor de oppervlakkige luisteraar lijkt de invloed juist kleiner te worden. Maar de achterliggend schaalvergroting levert een landschappelijke invulling op die het publiek minder enthousiast zal maken om het platteland te gaan bezoeken. Vooralsnog zijn mensen nog gericht op het buitenland om daar op vakantie te gaan, maar de hogere vliegprijzen zullen mensen nopen om het af en toe ook dichter bij te zoeken. En dan blijkt de aanblik van het landschap op veel plekken zwaar verziekt.

Verder is de smaak van het vlees en zuivel steeds meer vervlakt. Beetje bij beetje zijn de laatste jaren door de snelle en massale groei van de bewegingsarme dieren en door bijmenging van plantaardige producten deze producten van smaak veranderd.
Veel gevolgen van de moderne landbouw maken het leven in eigen land minder leuk, terwijl het volstrekt onnodig is, want de enige drijfveer is geld verdienen door export.
Wordt dus als burger wakker en vraag uzelf niet alleen tijdens uw vakantie af of u genoegen neemt met een paar seconden vrij uitzicht over het landschap vanaf de snelweg op weg naar Schiphol.

31 augustus 2008

Essent probeert gas uit mest te vergroenen

Essent gaat groene energie opwekken en warmte produceren uit biogas. Dit biogas is afkomstig uit mest van melkveebedrijven. Leeuwarden is de eerste gemeente in Nederland waar een biogasleiding van boerderij naar woonwijk wordt aangelegd. Het biogas wordt aangeleverd via een vijf kilometer lange biogasleiding vanaf een melkveehouderij, waar het gas in een mestvergister wordt geproduceerd. Deze nieuwe vorm van stadsverwarming levert duurzame elektriciteit en warmte voor maar liefst 800 woningen.

Tot zover de site van Essent.

In de promotie van dit idee probeert Essent in de reclame het beeld van de kijker gunstig te stemmen. Wil je gas uit mest (=biomassa) halen, dan moet je de mest verzamelen door de koeien op stal te houden. Maar het publiek vindt dat een koe in de wei moet zijn, zeker in de niet-wintermaanden. Oplossing: zet in de commercial een wc in de wei en doe of de koe zelf naar de wc gaat en vervolgens weer de wei in stapt. Dan heb je beide: koe in de wei en de mest verzameld.
Dat dit maar vaag op de werkelijkheid lijkt, zal het publiek zich niet snel realiseren want dit is humor. In de werkelijkheid zijn er een paar boeren die een melkrobot hebben en de koeien zelf laten kiezen wanneer ze naar de stal komen om gemolken te worden. Tegelijk wordt een deel van hun mest opgevangen.
Gas uit mest wordt gewonnen via biomassavergisting. Dit proces is alleen interessant met subsidie.

De commercial is een van de vele voorbeelden waarin de media in dienst staan van de PR van de bio-industrie. Voor meer voorbeelden ("ik zeg nog zo: geen bommetje"), klik hier.


Klik hier om meer te lezen over mestvergisting.

Analoge nepkaas: de markt vraagt en de industrie levert

Analoge kaas is nepkaas. Daar is niets mis mee, maar de consument denkt dat hij betaalt voor echte kaas en krijgt iets wat niet van dierlijke oorsprong is. Eigenlijk zou de consument daar blij mee moeten zijn want het maakt dat het product goedkoper wordt en ook het klimaat wordt er minder snel door opgewarmd.
De consument kan er maar beter aan wennen dat de trend is dat dierlijke eiwitten (uit kaas en vlees) zoveel mogelijk worden vervangen door plantaardige eiwitten.
Harry Aiking & Joop de Boer, Instituut voor Milieuvraagstukken, PROFETAS, Amsterdam, schreven 11 oktober 2007: “Het levert enorme voordelen op als mensen meer plantaardig in plaats van dierlijk eiwit gaan eten. Zo’n “eiwittransitie” komt o.a. de biodiversiteit (40-50% van de wereldgraanoogst wordt gebruikt als diervoer), klimaat, water, volksgezondheid en dierenwelzijn ten goede. Collectief vegetarisch worden hoeft niet, maar verbeterde vleesvervangers moeten ons vlees vaker gaan vervangen. De eiwittransitie heeft veel bijkomende voordelen. Voorzichtig geschat zou er zoveel land vrijkomen voor aanplant van biomassa, dat 25% van de huidige wereldenergieproductie duurzaam gedekt kan worden. En dat zonder aantasting van weidegronden (met extensief geproduceerd vlees) en tropisch regenwoud. Zo zou de druk op de biodiversiteit sterk kunnen afnemen.”

Terwijl een aantal organisaties pleiten voor minder vlees eten, is de voedselindustrie die in de eerste plaats gericht is op geld verdienen, al bezig met hetzelfde doel. De consument van de toekomst is, zonder dat hij het beseft, bezig een vegetariër te worden, terwijl hij denkt vleeseter te blijven. Mensen proberen te bewegen deze transitie vrijwillig te doen is trekken aan een dood paard. Wat de industrie doet is een variant op knollen voor citroenen te verkopen en eigenlijk is daar weinig mis mee. Voor de verandering. Jammer dat ze de oude clichés (de markt vraagt en de industrie levert) uit de kast halen om te verhullen dat het om kostenbesparing gaat.

29 augustus 2008

Nederlander eet minder vlees, maar niet biologisch

“Consumenten eten minder vlees, uit zorg over de bio-industrie, het klimaat en de wereldwijde voedselcrisis. Tegelijkertijd bewaken Nederlanders hun eigen portemonnee zorgvuldiger, nu berichten over prijsinflatie en mogelijke recessies hen overspoelen. Meer mensen dan vorig jaar vinden biologische producten te duur.” Zo lezen we in de Volkskrant van 29 augustus.
Deze consumenten hebben gelijk. Als je toch meer verantwoord wilt gaan eten, dan moet je het niet zoeken in duurder biologisch vlees, maar kun je beter minder vlees gaan eten. Want door vlees te eten ben je dubbel slecht uit: het kost meer dan vegetarisch en het heeft een versterkende invloed op de klimaatopwarming.
En wil je toch verantwoord je bespaarde geld uitgeven, geef het dan uit aan biologische groente.
Meer weten over hoe je ook nog eens lekker en verantwoord kunt eten? Klik hier.

27 augustus 2008

Money rules in de veehouderij

Minister van LNV, Gerda Verburg geeft de Commissie voor de Rijksuitgaven antwoorden op de vragen die zij heeft gesteld over het rapport “Duurzaamheid intensieve veehouderij” van de Algemene Rekenkamer (Kamerstuk 31478, nrs. 1-2).

Die vragen laten aan duidelijkheid niets te wensen over.
We geven eerst twee voorbeelden van deze vragen en er tussen in een antwoord van de minister.

Waarom kiest het kabinet bij een zwakke concurrentiepositie van de intensieve veehouderij toch voor vrije concurrentie op de wereldmarkt? Op basis waarvan denkt het kabinet dat dit bijdraagt aan economische duurzaamheid?
De intensieve veehouderijsectoren in Nederland hebben een relatief gunstige concurrentiepositie ten opzichte van andere landen vanwege het vakmanschap en ondernemerschap en de aanwezigheid van een sterke kennisinfrastructuur en sterke toeleverende- en verwerkende industrieën. De intensieve veehouderijsectoren produceren vanouds voor een internationale, open en liberaliserende markt. Het kabinet ziet geen aanleiding om het beleid op dit punt te wijzigen.

Waarom betrekt het kabinet bij ecologische duurzaamheid niet de gevolgen van intensieve veehouderij voor ontwikkelingslanden, zoals uitputting van bodem en water, en vernietiging van natuurgebieden om productie van veevoer mogelijk te maken?
Waarom betrekt het kabinet bij sociale duurzaamheid niet de achteruitgang van het aantal gezinsbedrijven, de achteruitgang van de voedselzekerheid in ontwikkelingslanden omdat landbouwgrond en grond van inheemse volkeren plaats moet maken voor veevoerproductie, en risico’s voor voedselzekerheid van toekomstige generaties?


Tot zover.

De antwoorden van de minister zijn vaag en afhoudend, zoals gewoonlijk. Het komt daar op neer dat Nederlandse veehouders en de agrosector kunnen verdienen aan de intensieve veehouderij en dat zij zelf geen redenen zien om daarmee te stoppen. “Het kan en het levert geld op” lijkt de grondhouding van de agrosector.
Het is jammer dat in Nederland het politieke klimaat ontbreekt om hier doorheen te breken onder het motto “dierenleed kan niet en we stoppen ermee om er subsidie bij te doen”.

25 augustus 2008

Dierenbeschermingsorganisaties starten protestactie tegen nieuwe regeling agressieve honden


Persbericht: Dierenbeschermingsorganisaties starten protestactie tegen nieuwe regeling agressieve honden van minister Verburg

Amsterdam, 26 augustus 2008 - Comité Dierennoodhulp, de Sophia-Vereeniging tot Bescherming van Dieren en de Stichting Rechten Voor Al Wat Leeft zijn vandaag, 26 augustus, een gezamenlijke protestactie gestart tegen de nieuwe Regeling Agressieve Dieren (RAD) die minister Verburg van Landbouw per 1 januari 2009 voor alle honden wil invoeren. Deze dierenbeschermingsorganisaties vinden het niet acceptabel dat een hond in de nieuwe regeling al in beslag genomen kan worden vanwege vermeend ‘ongewenst, agressief gedrag’ zoals grommen, verstijven of het optrekken van een lip en vervolgens groot risico loopt om gedood te worden. Op www.axci.nl zijn zij een landelijke digitale petitie gestart waarmee hondenliefhebbers hun protest tegen de nieuwe RAD kenbaar kunnen maken aan minister Verburg.

Als het aan de minister ligt moet per 1 januari 2009 iedere hond die ‘ongewenst, agressief gedrag’ vertoont, in beslag genomen worden en aan een gedragstest worden onderworpen. Slaagt de hond niet, dan wordt ‘het beestje gedood’, zo schrijft de minister in haar brief aan de Tweede Kamer. Ook als de betreffende hond nog nooit iemand gebeten heeft. Voor de minister is verstijven of de lip optrekken al ‘ongewenst, agressief gedrag’. Het is onjuist om grommen, verstijven of het optrekken van een lip als ‘agressief’ gedrag te bestempelen. Meestal gaat het juist om defensief gedrag of waarschuwend gedrag. Op grond van de nieuwe RAD zal iedere hondenbezitter het risico lopen dat iemand beweert zich door het gedrag van diens hond bedreigd te hebben gevoeld. Deze persoon kan naar de politie gaan die vervolgens de hond in beslag kan nemen om hem een gedragstest te laten ondergaan die moet uitwijzen of hij agressief is.

Deze gedragstest kan echter volgens deskundigen nooit voor honderd procent betrouwbaar zijn. De positief voorspellende waarde die aangeeft of een in de test agressief bevonden hond in de toekomst daadwerkelijk zal bijten bedraagt slechts 46 %. Dat betekent dat 54 % van de geteste honden onterecht zal worden doodgemaakt. Omdat het de bedoeling is om de honden die niet voor de test slagen, meteen te doden, kan achteraf ook nooit meer bewezen worden dat de uitslag van de test of de test zelf niet juist was.
Het is volstrekt onacceptabel en onnodig om een hond die niet voor de test slaagt, meteen te doden. Een hond kan tot op hoge leeftijd nog dingen af- en aanleren. Er bestaat tegenwoordig goede gedragstherapie en men kan daarbij een muilkorf- en aanlijngebod laten ingaan.

De oude RAD, die conform het advies van de Commissie van Wijzen is afgeschaft, heeft een paar duizend vaak onschuldige pitbulls het leven gekost. Voor niets, want het aantal ernstige bijtincidenten was tien jaar na de inwerkingtreding van de RAD in 1993 nog even groot als daarvoor. De nieuwe regeling die de minister wil invoeren zal wederom duizenden honden het leven kunnen gaan kosten en het aantal bijtincidenten niet doen afnemen omdat de belangrijkste oorzaak, de wijze waarop de eigenaar met zijn hond omgaat, niet wordt aangepakt. Veel hondeneigenaren weten immers niet hoe zij met hun honden moeten omgaan, waardoor deze ongewenst gedrag kunnen gaan vertonen.

In de petitie wordt de minister daarom verzocht om haar beleid te richten op de hondeneigenaar als veroorzaker van de bijtproblematiek, zoals ook de Commissie van Wijzen recentelijk in haar rapport aan de minister heeft geadviseerd. De drie dierenbeschermingsorganisaties pleiten voor het wettelijk verplicht stellen van het halen van een opvoedbewijs voor iedereen die een hond wil houden. Om ongelukken tegen te gaan mogen mensen ook pas in een auto rijden als ze hun rijbewijs gehaald hebben. Als er toch problemen in verband met het gedrag van honden ontstaan, kunnen onder andere de volgende maatregelen worden genomen: een aanlijngebod, een muilkorfplicht samen met gedragstherapie voor agressieve honden, en als eigenaren weigeren mee te werken en duidelijk de veroorzaker zijn van de problemen, een gedwongen herplaatsing en een verbod om honden te houden.
De drie dierenbeschermingsorganisaties denken dat met deze maatregelen het aantal bijtincidenten effectief kan worden verminderd.

Comité Dierennoodhulp, De Sophia-Vereeniging tot Bescherming van Dieren< en Stichting Rechten Voor Al Wat Leeft

LNV zaait verwarring over bijdrage biologisch landbouw aan voedselzekerheid

In de “Beleidsnota biologische landbouwketen 2008 – 2011; Biologisch in verbinding, perspectief op groei” wordt gesteld:
Internationaal speelt onder meer discussie over de vraag of biologische landbouw kan bijdragen aan het verbeteren van voedselzekerheid. Ook de internationale handel in biologische producten ligt onder vuur vanwege de afgelegde food miles.
De discussie over voedselzekerheid hangt samen met een discussie over de productiviteit van de biologische landbouw. Bij intensieve landbouwsystemen betekent een overstap op biologische landbouw over het algemeen een daling van de productiviteit per hectare. Daarom wordt de discussie over voedselzekerheid vaak gekoppeld aan de vraag of meer biologische landbouw betekent dat het mondiale landbouwareaal moet worden uitgebreid waardoor er minder ruimte over blijft voor natuur.

Tot zover de nota.

Van biologische producten heb je in het algemeen minder nodig omdat deze meer voedzame stoffen bevatten. Dit compenseert de kleinere opbrengst.
Ook wordt in de wereld te veel vlees gegeten. Deze consumptie gaat ten koste van ruimte omdat deze te veel gebruikt wordt voor veevoer. En dit veevoer legt ook nog eens te veel “cattle food miles” af omdat het helemaal gehaald wordt uit Zuid-Amerika.
Er is dus helemaal geen vraag of het landbouwareaal moet worden uitgebreid. Bovenstaande citaten in de beleidsnota kunnen alleen maar tot de conclusie leiden dat het LNV het noodzakelijk beleid wil uitstellen, namelijk afbouw van de veestapel van de intensieve veehouderij en promotie van consumptie van biologisch geteeld groenten en fruit. Zulk beleid zet pas zoden aan de dijk tegen klimaatopwarming.

19 augustus 2008

Vissen nog lang niet diervriendelijk gedood

Persbericht Vissenbescherming: Uitspraak Productschap Vis misleidend

15 augustus 2008- In de uitzending van Netwerk van 14 augustus 2008 gaf de woordvoerder van het Productschap Vis aan dat vissoorten als paling, meerval en tilapia uit viskwekerijen binnen twee maanden eerst zullen worden bedwelmd voordat zij worden gedood en verwerkt. Tot op heden worden deze dieren alleen gekoeld voordat de ingewanden worden verwijderd en dan zijn zij nog bij bewustzijn.

Het onderzoek naar de bedwelmingsmethode voor kweekvissen behelst een tweejarig project dat op 1 januari 2008 is gestart en op 31 december 2009 eindigt. De Stichting Vissenbescherming, Dierenbescherming, het Productschap Vis en het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit nemen deel in een begeleidingsgroep van dit project en worden op de hoogte gehouden van de voortgang. Het is dan ook uitgesloten dat de dodingsmethode al binnen enkele maanden zal worden ingevoerd, zoals het productschap beweert.

De Vissenbescherming betreurt de misleidende voorlichting over dit onderwerp door het Productschap Vis tegenover Netwerk. Tevens betreurt zij dat hierdoor het kritische commentaar van de Vissenbescherming op de geringe inspanning van de Vissector om het (onverdoofd) doden van de honderden miljoenen vissen in de zeevisserij te verbeteren, uit de uitzending van Netwerk is verwijderd.

Wie moet de bio-industrie saneren: landelijke overheid, provincie of gemeente?

Nu de Provinciale Staten van Groningen zich duidelijk hebben uitgesproken tegen nieuwvestiging van bio-industrie, komt het verzet van de sector via haar belangenvereniging LTO op gang.

Een van de manieren om dit verzet te bieden is de discussie te verwijzen naar de landelijke politiek. Daar zit natuurlijk best wel wat in. Het zou mooi zijn als de regering en de partijen in de Tweede Kamer eendrachtig de wens van de burger tot afschaffing van de bio-industrie tot wet zouden verheffen.
Verbod tot nieuwvestiging in Groningen is nog geen verbod van intensieve veehouderij, maar het is wel een van de weinige dammen die in ons land worden opgeworpen tegen de ongebreidelde groeidrift van de agrarische sector. Waarom is er zo weinig tegendruk tegen deze sector? Om met Clinton te spreken: “it’s the economy, stupid!”.
Een van de weinige aspecten die nog breed aanspreken is aantasting van het landschap door nieuwvestiging en schaalvergroting in de bio-industrie. Voor de gestreste automobilist worden nu landelijk stukken snelweg aangewezen waarlangs hoge eisen worden gesteld aan het uitzicht vanuit de auto (snelwegpanoramas). Dat is natuurlijk lachwekkende symboolpolitiek in vergelijking met het verkwanselen van het landschap in de rest van het platteland.
Het wordt tijd dat de burger zich realiseert dat hij gepiepeld wordt. Via zijn belastingcenten wordt koste wat het kost de concurrentiepositie van de Nederlandse intensieve veehouderij gehandhaafd zodat er groei kan blijven zitten in de omzet en omvang van de productie in de veehouderij. Deze productie is al decennia niet meer gericht op het voeden van de eigen bevolking of een reactie op mogelijke voedselschaarste in de wereld. Nee, de overproductie is alleen er alleen gericht dat de voedselverwerkende industrie in Nederland kan expanderen op de wereldmarkt. Anders geformuleerd: de sector verdient geld ten koste van dierenwelzijn, milieu, de belastingbetaler en het inkomen van verantwoordelijk ingestelde boeren. Dat wil zeggen ten koste van boeren die gericht zijn op een gezonde balans tussen productiewijze en de gevolgen voor zichzelf, de dieren en het milieu. Groeien is en was het adagium, het gevolg is dat de boeren steeds minder verdienen als zij niet meegaan en dat de kostprijs in de verwerkende sector steeds verder kan zakken. Het is die concurrentiepositie die wordt verbeterd, terwijl de boer er op wordt aangekeken, immers hij bouwt steeds grotere stallen en produceert steeds meer stank en ander ongerief.



Aan alle partijen in de agrosector zouden integraal grenzen moeten worden gesteld. Dat betekent dat het landelijke beleid in eerste instantie gericht zou moeten zijn op krimp in de veestapel. Tot op het laagste niveau bij de overheid zou dit vertaald moeten worden in maatregelen, die enerzijds goedwillende boeren beschermt en anderzijds grootschaligheid aan banden legt.

18 augustus 2008

Horen honden wel thuis op muziekfestivals?

Bij het bezoeken van diverse festivals constateer ik dat het geluidsvolume aangepast is aan de verpeste oren van de walkman/Ipod-adepten. Bij Metropolis stonden 6 podia tegen elkaar op te boksen, en op draaglijke geluidsafstand van het bezochte podium kreeg je een verwaaide mix van de overige er in ene moeite bij. Geen punt, net als steeds meer bezoekers draag ik oordopjes; de feestvreugde wordt mij namelijk vergald als mijn oren nog uren natuiten.
Wel een punt: zogenaamde dierenliefhebbers die hun honden meenemen naar deze festivals. De hond als attribuut ter versterking van hun imago, dat zie je aan de halsbanden en dat zie je aan de hondenrassen. Maar een hond is geen kledingstuk of sieraad, een hond is een dier. Een dier met hele goede oren bovendien. Het kan best wel zijn dat een hond bepaalde muziek waardeert (al betwijfel ik het), maar vast niet boven de 100 decibel.
Wat mensen met hun eigen oren doen, moeten ze vooral helemaal zelf weten, maar dit is dierenmishandeling!

Door Annelies Jacobsen

17 augustus 2008

Mosselvissers willen zaad vissen ook al kost dat watervogels het leven

In Trouw een verslag van het protest van Zeeuwse mosselvissers tegen de uitspraak van de Raad van State. De Raad van State oordeelde dat minister Verburg geen vergunning had mogen afgeven voor het opvissen van twaalf miljoen kilo mosselzaad uit de Waddenzee. Verburg heeft onvoldoende aangetoond dat hierdoor geen schade wordt aangericht in een internationaal erkend en beschermd natuurgebied. Ze moet de bezwaren van de Waddenvereniging en de Vogelbescherming opnieuw overwegen.

Op Wikipedia valt te lezen:
Tot 2005 was het in het Nederlandse deel van de Waddenzee toegestaan op kokkels te vissen. Met grote zuigpijpen werden de schelpdieren uit de bodem gezeefd. Hierdoor is veel schade aangericht. Onder grote maatschappelijke druk van met name natuurorganisaties is in 2005 besloten om kokkelvisserij op het Wad te verbieden. Ook boomkorvisserij is in het gebied verboden.

Momenteel wordt er nog gevist op mosselen. Daarbij worden kleine mosseltjes (mosselzaad) opgevist en vervolgens elders uitgezet op stukken van de Waddenzee waar ze beter kunnen uitgroeien. Bij het oogsten van het mosselzaad gebruiken de mosselkwekers mosselkorren die het bodemslib kunnen verstoren. Daarmee verdwijnt een belangrijke voedselbron voor de eidereenden en scholeksters. Vanwege dit risico is in een deel van de Waddenzee de mosselvangst en -teelt verboden. De ontwikkeling in de gebieden met en zonder mosselvisserij wordt nu vergeleken om de omvang van de natuurschade vast te stellen. In februari 2008 oordeelde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat de vergunning voor het oogsten van mosselzaad in de Waddenzee is verleend terwijl de minister onvoldoende heeft onderbouwd dat de natuurschade aanvaardbaar is. Zij moet nu aanvullend onderzoek doen. De uitslag wordt in 2010 verwacht.

De Rijksuniversiteit Groningen publiceerde een persbericht over de relatie tussen het sterven van eidereenden en de mosselvisserij:
De afgelopen vijftien jaar is regelmatig grote sterfte opgetreden onder eidereenden. De oorzaak hiervan is rechtstreeks terug te voeren op het magere aanbod van zowel diepwatermosselen als droogvallende mosselbanken in het waddengebied, ontdekte Romke Kats. De mosselen zijn zelfs zo belangrijk voor eidereenden, dat Kats de eenden beschouwt als een belangrijke indicatorsoort voor de mosselstand in de Waddenzee. Kats promoveert op 20 april 2007 aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Kats: ‘Het dieet van eidereenden is wereldwijd in kaart gebracht. Waar ter wereld ze ook leven, het grootste deel van hun dieet bestaat uit mosselen. Dit wordt aangevuld met andere schelpdieren die lokaal te vinden zijn. In Nederland zijn dat bijvoorbeeld halfgeknotte strandschelpen, kleine kokkels en sinds enige tijd ook mesheften (‘scheermesjes’). Maar mosselen zijn zonder meer de belangrijkste voedingsbron.’
Tot zover de RUG.

De mosselvissers vinden hun broodwinning belangrijker dan de natuur. Hun grootouders deden het ook al en toen was er niets aan de hand. Echter hun redenatie is lastig te volgen. In bovenstaande bericht de volgende:
Vogelbescherming vreest dat onder meer eidereenden voedsel tekortkomen als de mosseltjes worden weggevist, maar volgens de vissers herstelt de natuur zich juist sneller na de vangst.

Sneller dan wat?
Zou het niet meer voor de hand liggen dat de natuur zich helemaal niet hoeft te herstellen als zij geen schade wordt aangedaan?

15 augustus 2008

Kinderboerderij De Goffert gaat onverantwoord om met belangen dieren

Vossen hebben toegang tot de kinderboerderij en bijten onder meer konijnen en kippen dood. Een vos doet dat om het dier later op te halen.
De medewerkers van de kinderboerderij verzamelen de kadavers en stoppen deze in een vrieskist. De vossen gaan vervolgens de volgende nacht weer op zoek naar slachtoffers.

De medewerkers mogen de vossen niet afschieten en vangen lukt hen niet.
Dan resten er nog een aantal mogelijkheden:
1. je laat de kadavers liggen zodat de vossen geen nieuwe dieren doden
2. je maakt het hek hoger of dicht de gaten
3. alle dieren gaan ’s nachts naar binnen en krijgen een vosvrij onderdak

De eerste mogelijkheid is niet aantrekkelijk omdat men geen bezoekers wil afschrikken. Dat is eigenlijk tegennatuurlijk. Kinderen kunnen best tegen dode dieren en het geheel is een goede gelegenheid voor de ouders om de kinderen bij te praten over hoe het in de natuur werkt.
De tweede en derde mogelijkheid kosten mogelijk geld, maar het kiezen of delen. Of je kiest voor het leven van de dieren op de kinderboerderij of je deelt de buit met de vos.

Ondertussen maken de mensen uit de omgeving van de kinderboerderij gebruik van de open gevallen plaatsen met het verzoek of de kinderboerderij hun konijn zou willen opvangen. Blijkbaar lijden veel konijnen bij particulieren een eenzaam bestaan en willen de ouders de zorg over de dieren kwijt.
Misschien is mogelijkheid 1 niet zo’n slechte om mensen er bewust van te maken welke dubbelhartige boodschap zij hun kinderen meegeven door een dier als gebruiksvoorwerp in huis te halen. Dieren horen in de vrije natuur om het natuurlijke spel van prooi- en roofdier te kunnen spelen. Daarvan mogen kinderen best af en toe getuige van zijn.

Minister LNV kan niet garanderen dat gezondheid niet geschaad wordt

In >Kamervragen van de PvdD antwoordt minister Verburg als volgt:

Kunt u de inwoners van Grubbenvorst garanderen dat hun gezondheid niet lijdt onder de komst van dit kippenbedrijf?

Bij een pluimveehouderij is er sprake van emissies, onder andere van fijnstof. In de milieuvergunning kunnen regels worden gesteld met als doel om negatieve effecten die door deze emissies worden veroorzaakt, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk te beperken. Niet élk effect kan worden uitgesloten, zodat de gevraagde garantie niet kan worden gegeven. Dat neemt natuurlijk niet weg dat ook in deze situatie de geldende regelgeving, die mede strekt ter bescherming van omwonenden, onverkort van toepassing is en dat daarop toezicht wordt gehouden.

14 augustus 2008

Postduiven houden is geen sport

Hoewel postduivenhouders hun hobby graag aanduiden als postduivensport is dit volgens een rechtelijke uitspraak onjuist.

Daar heeft de rechter natuurlijk volkomen gelijk in. Postduivenhouders gebruiken duiven om te proberen geld te verdienen. Dat kun je prijzengeld noemen zoals in de sport gebruikelijk is, maar dat is meer kwestie van verdoezelen.
De kans op prijzengeld vergroot je door de duiven langzaam te wennen aan de omstandigheden waaraan ze worden blootgesteld. Die omstandigheden leiden ertoe dat veel duiven niet meer terugkeren naar hun hok. Geef ze eens ongelijk. Maar die zwerfduiven leveren in het land en daarbuiten veel overlast op, want ze zijn gewend in de omgeving van mensen naar voedsel te zoeken.
Postduiven zijn geringd en zo´n ringetje kost geld. Met zo'n ringetje kun je de "eigenaar" van de postduif opsporen. Maar meestal wil die zo'n afvallige niet meer terug, want het kost hem meer dan het hem oplevert.
De duivenhouders maken bezwaar tegen een kleine verhoging van die kosten. Postduivenhouders betalen niet mee aan het opruimen en voorkomen van de overlast die hun zwerfdieren veroorzaken. Dit is onacceptabel. Net als de term `postduiven` een archaïsche gewoonte beschrijft, namelijk post per duif versturen, is ook de grondhouding van de postduivenhouder uit de tijd.

Boeren grenzen stellen maakt misselijk

In de Stentor het volgende bericht:

Boer vindt dreigende onteigening voor geul 'een misselijke zaak'


Een aantal citaten:
De nu nog ontoegankelijke uiterwaarden van Welsum krijgen binnen een decennium een ruige natte natuur.
Die wordt wel toegankelijker met wandel- en fietspaden. Het kon een boer, die land zal moeten afstaan, niet opbeuren. Dat dit gepaard kan gaan met onteigening, bezorgt hem 'een verkeerd gevoel.'

Het ergerde de boer dat in de jaren negentig sprake was van vrijwillige grondverwerving, toen het de overheid alleen ging om natuurontwikkeling. Die is minder urgent. Nu de geulen ook belangrijk worden geacht voor de waterafvoer van Rijn en IJssel, is grondonteigening mogelijk.
,,Een misselijke zaak'', luidde zijn harde slotoordeel. Projectmedewerkers van de Dienst Landelijk Gebied (DLG), die dit beleid uitvoert, legden uit dat deze gang van zaken uit en ten treure is besproken en door het parlement bevestigd. Volgens Gerrit Mosterd, een agrarisch adviseur uit Wijhe leert de praktijk dat bij onteigening de vergoedingen altijd hoger zijn.

Tot zover de citaten.

Boeren vinden het niet leuk dat hun onderneming conflicteert met maatschappelijke belangen. Ze vinden zichzelf als producent van voedsel eerder een partij die steun verdient dan kritiek. Als sector is de veehouderij zo machtig dat afstaan van grond voor natuurontwikkeling tot nu toe alleen op vrijwillige basis kon worden geregeld.
Nu landbouwgrond door de toenemende behoefte aan gewassen voor energie niet langer braak hoeft te liggen is ook de bereidheid bij boeren om grond af te staan verdwenen. Hij kan gewoon meer verdienen door de grond te benutten.
Maar er wordt in ons land veel meer grond gebruikt voor landbouw dan nodig is. Er is sterke behoefte aan toepassingen die niet alleen de natuur ten goede komen maar ook de reiniging van afvalwater en de opvang en afvoer van hemelwater. Dit laatste heeft te maken met klimaatverandering en de veehouder is daaraan mede schuldig. Het is de te grote vleesproductie en vleesconsumptie die als belangrijkste factor ten grondslag ligt aan de toegenomen neerslag in ons land.

13 augustus 2008

Onverschilligheid ten opzichte van dieren is achilleshiel van dierenactivist

Terwijl vrijwel iedereen tegen het berokkenen van dierenleed is, kan de houding van de mens tegenover het lot van dieren gekenschetst worden als onverschillig. Het lot van de meeste dieren is dat hun leven voortijdig eindigt. Dat voortijdige is in vergelijking met de mens. Is de mens niet meer economisch van nut, dan mag hij/zij rustig het “natuurlijke” einde afwachten. Voor dieren is een dergelijke oplossing zeldzaam, zoals het koeienrusthuis van stichting de Leemweg.
Dieren die een bepaalde leeftijd bereiken worden gedood om gebruikt te worden. Dat is economie en daar ligt bijna niemand wakker van.
De situatie in de natuur is weinig anders: het dier dat ziek, zwak of misselijk wordt, wordt prooi voor het dier dat snel of slim genoeg is om het dier te verschalken. Je kwetsbaarheid verbergen is een tweede natuur voor vele prooidieren. Medewerkers uit de dierenopvang komen dit fenomeen tegen wanneer zij aangeslagen dieren binnen krijgen. Binnen no time laten veel dieren hun kwetsbaarheid wel zien en sterven, terwijl de kans op overleven bij binnenkomst er nog zo duimendik bovenop leek te liggen. Net doen of je het gaat overleven is een overlevingsstrategie. Wat dat betreft lijken dieren ook op mensen.
Het zou mooi zijn als mensen hun mededogen met dieren niet pas gaan voelen wanneer dieren dood gaan, maar eerder met het leven van de dieren voor de dood. Daar hebben mensen door hun levensstijl veel meer mee te maken dan de meesten zich realiseren. Wanneer je vlees eet, ben je verantwoordelijk voor de manier waarop dieren worden gehouden. Wanneer je bont draagt, draag je bij aan de instandhouding van de bontfokkerij. Het heeft geen zin om je druk te maken over dat een dier gedood wordt voor deze beslissingen, hoogstens over de wijze waarop. Een voorbeeld is de palingrokerij, waar het voor de paling akelig lang duurt voordat het aan zijn eind komt.
Voor de dierenactivist die wil opkomen voor de belangen of het welzijn van dieren is belangrijk te realiseren waarop hij een ander aanspreekt. Een vleeseter moet je niet aanspreken op het feit dat het dier waarvan hij vlees eet, ooit is gedood. “Vlees eten is moord”. Een dergelijke activist pleegt eerder “social suicide”. Daar wil niemand naar luisteren.
Iemand die overweegt om een huisdier te nemen, spreek je aan op de nadelen die de aanschaf zal hebben. Er moet ook voor het dier worden gezorgd als je op vakantie wil. En bij kinderen die zeuren om een konijn of een zeldzaam huisdier is de vraag: “Zullen zij ook de verzorging willen blijven doen als het nieuwtje eraf is? “ Met andere woorden wat is de situatie als de onverschilligheid ook toeslaat bij de eigen kroost.
Een eerlijke communicatie over de nadelen van het rekening met de belangen van dieren is in eerste plaats van belang voor de mens, maar niet minder in het belang van het dier. Wil een dierenactivist effectief iets betekenen voor dieren dan moet hij of zij in de eerste plaats kunnen leven met de onverschilligheid van mensen over het lot van dieren. Kan hij dat niet dan raakt hij gefrustreerd en windt hij zich op over de verkeerde zaken. Dat is allemaal energie die verloren gaat om in te kunnen zetten voor wat wel effectief is, namelijk in gesprek te raken met de ander die een dier wil gebruiken.
Van de moordenaar van Pim Fortuyn wordt gezegd dat hij zich vreselijk opwond over de onverschilligheid van Fortuyn over het welzijn van nertsen. De frustratie werd omgezet in handelingen die principieel ingaan tegen waar het in leven omgaat, namelijk vrijheid. Gun je dat een ander niet, dan blokkeer je de voorwaarde waar het andere belangrijke in het leven het van moet hebben, namelijk liefde en betrokkenheid voor de ander. Vrijheid en betrokkenheid vormen weer de basis voor respect. Wil je als dieren(rechten)activist effectief blijven dan moet je snappen hoe onverschilligheid en respect zich verhouden. Onverschilligheid staat tegenover betrokkenheid, maar die tegenstelling is vaak schijn. De meeste mensen zijn wel betrokken (te maken) bij het welzijn van dieren voor de dood. Hoe de welzijn van dieren geregeld moet worden is bron van eindeloze discussies en ligt voor elke diersoort anders. Wat wel gemeenschappelijk is dat de vrijheid om een natuurlijk gedrag te kunnen vertonen voor elk levend wezen belangrijk is. Onverschilligheid voor dat belang is niet erg, zolang mensen zelf maar niet in hun gedrag dit principe schenden. Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doet dat ook een ander niet. Daarover moet het gesprek gaan.

08 augustus 2008

Dierenrechtenactivisten zouden les Duyvendak moeten aantrekken

In zijn nieuwe boek vertelt GroenLinks Kamerlid Wijnand Duyvendak dat hij in het verleden op een illegale manier actie heeft gevoerd. De late bekentenis (nu een en ander is verjaard) en een zeker triomfantelijkheid leidde ertoe dat er in de Tweede Kamer grote commotie is ontstaan en de milieubeweging opnieuw een deuk in het imago heeft gekregen.
De grootste deuk is uiteraard de moord op Pim Fortuyn.

Duyvendak heeft spijt van de illegaliteit omdat hij zich realiseert dat bepaalde zaken alleen veranderd kunnen worden door het bewustzijn van het publiek helpen te vergroten. En dat publiek laat zich gemakkelijk in slaap sussen door lieden die een gemakkelijke pleidooi hebben om idealisten verdacht te maken.
Je hoeft geen heilige te zijn om idealen te kunnen uitdragen, maar het gelijktijdig uitdragen van een legale werkwijze zal het proces van bewustzijnsvergroting zeker helpen. Actievoeren is prima, maar je moet tegelijk bereid zijn om verantwoording af te leggen over de wijze waarop en niet pas 25 jaar later en ook nog eens halfslachtig.
“Eerlijkheid duurt het langst”, betekent weliswaar dat het lang duurt voordat het doel bereikt is, maar dat het proces ook langer door zal gaan.
Hedendaagse dierenrechtenactivisten die menen de zaak van dieren te helpen door illegale acties moeten zich realiseren dat de zaak van andere dieren niet op korte en ook niet lange termijn daarmee gediend is.
Mededogen met het leed dat dieren wordt aangedaan vanwege commerciële redenen kan bij het publiek alleen worden verwacht als zij zich bewust worden dat de wereld er leefbaarder van wordt door de dieren goed te behandelen. Dieren goed behandelen betekent het eigen gedrag en de samenleving zo in te richten dat elk levend wezen naar zijn of haar natuurlijke aard kan leven. Dat vraagt veranderingen in het eigen gedrag die mensen alleen bereid zijn te doen als zij daarop vooruit gaan. En dat vraagt actievoerders die dit aantonen of anderen daartoe weten te verleiden. Intimidatie en illegaliteit, hit-and-run-strategieën zijn geen verleiders.

07 augustus 2008

Onnodige proeven op varkens

In een Netwerk uitzending van 5 augustus werd getoond hoe onderzoekers varkens vet mesten en ziek maken om te onderzoeken hoe welvaartsziektes van mensen zijn te voorkomen. Mensen en varkens zijn genetisch voorbestemd om door te eten en verslaafd te raken aan fast food. Mensen zijn qua eetgedrag moeilijk beïnvloedbaar en campagnes voor het bewegen tot gezonder gedrag hebben nauwelijks iets uitgehaald. Maar is dat een goede reden om de moed maar op te geven en om varkens daarom als proefdier te gebruiken om de gevolgen te onderzoeken van ons foute eetgedrag?

Marja Zuidgeest van Proefdiervrij vindt van niet en de Wageningse onderzoeker die de varkens graag onderzoekt, is van mening dat het niet anders kan.

De Partij voor de Dieren vindt het ethisch onverantwoord om dierproeven te verrichten voor onderzoek naar een aantoonbaar ongezonde levensstijl. De partij wees eerder al op de experimenten met de 'snackbarvarkens' als voorbeeld van omstreden dierproeven die door veel mensen worden afgewezen. Op dinsdagavond 5 augustus heeft actualiteiten-programma Netwerk aandacht besteed aan het onderzoek. In het item is te zien welke katheders zoals in de lichamen van de varkens worden aangebracht, en op welke manier de dieren zijn gehuisvest. De wetenschappers beweren dat de varkens 'geen last hebben' van de slangen en buizen in hun lijf.

Nederlandse varkens onder erbarmelijke omstandigheden naar Polen vervoerd



Inspecteurs van de stichting Varkens in Nood hebben vorige week donderdag in Duitsland een aantal varkenstransporten gecontroleerd. Aanleiding was de plaatselijke hoge temperaturen en vochtigheidsgraad. Volwassen varkens hebben boven de 18º al last van de warmte en het is wettelijk niet toegestaan boven de 30º graden te vervoeren. Bovendien dient de bij warmte de beladingsgraad aan de warmte aangepast te worden. Bij een overvol Pools transport met Nederlandse slachtvarkens was geen rekening gehouden met de omstandigheden. De certificerend dierenarts van de VWA (Voedsel & Waren Autoriteit) had dit transport nooit mogen goedkeuren.

De varkens van het transport naar Polen waren afkomstig uit de buurt van Gouda/Utrecht en zijn van daar vervoerd naar het veeverzamelstation in Brabant. De Poolse transporteur heeft ze daar opgehaald en daar ook de exportvergunning gekregen.

De dieren zaten onder de krassen en wonden, wat duidt op felle gevechten. Varkens worden vaak niet in de eigen groep vervoerd, maar gesorteerd op gewicht. Hierdoor ontstaan groepen van dieren die elkaar niet kennen, met als gevolg dat er op de vrachtwagen gevechten uit kunnen breken. In de natuur leven de meeste varkens overigens in een vaste groep die ze zelden verlaten en vreemde groepen worden ervaren als bedreigend. Dus daar ligt een mogelijke oorzaak.

Varkens kunnen niet transpireren en zijn van nature dus slecht bestand tegen warmte. Op warme dagen liggen ze het liefst in een modderpoel. Een modern varken is zodanig op vleesproductie gefokt dat het veel dikker is dan het originele varken en krijgt het daardoor nog sneller warm. De neus is de radiator van een varken waarmee hij de meeste warmte kwijtraakt. Maar ook dit wapen in de strijd tegen oververhitting werkt minder goed, omdat de neus in het fokproces korter is geworden. Als varkens ook nog eens dichtopeengepakt zitten dan raken ze makkelijk oververhit en kunnen ze op een ellendige manier sterven.

Tijdens de controles in Duitsland bedroeg de temperatuur om 9.00 uur ’s ochtends al 30ºC en gedurende de dag was het tussen de 32 ºC en 34ºC. Toch reden er de hele dag reden vele transporten met Nederlandse varkens richting Oost-Europa.

06 augustus 2008

Gevolgen relatie subsidie bio-industrie en onaangename gevolgen beginnen eindelijk te dagen

In het Agrarisch Dagblad (augustus 2008) het volgende bericht:

Stimulering van zuivel- en vleesproductie door de Europese Unie leidt mogelijk tot duizenden doden per jaar door hartziekten en beroerten.

Tot die opmerkelijke conclusie komen Britse onderzoekers in een studie, die onlangs door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) is gepubliceerd.

Subsidies aan boeren hebben massale overproductie van melk en rundvlees veroorzaakt. Consumenten kunnen daardoor deze relatief vette producten goedkoop aanschaffen. Met name Frankrijk, Duitsland, Italië, Spanje en Groot-Brittannië zouden onder dit beleid hebben te leiden, aldus de onderzoekers van de University of Liverpool.

In september vergaderen de landbouwministers in Annecy over aanpassingen na 2013. Ontwikkelingen zoals klimaatverandering en stijgende energieprijzen nopen tot stevige evaluatie van het beleid, maar de Franse minister van landbouw Michel Barnier heeft al laten weten twijfels te hebben bij al te verregaande hervormingen. De SER stelde onlangs voor alle steun aan boeren af te schaffen, tenzij zij groene of blauwe diensten verrichten, of in lastige gebieden zijn gevestigd.

Tot zover het AGD.

Dan mogen we hopelijk in september een berichtje verwachten onder de titel “Stimulering van zuivel- en vleesproductie door de Europese Unie leidt tot versnelde opwarming van het klimaat”.
Zonder subsidies zullen er in ons land genoeg boeren over blijven om het groeiende wateroverlast op een verantwoorde manier te verwerken en ook nog genoeg voedsel te produceren om de Nederlandse bevolking te voeden? Zou het opwarmende klimaat en het stoppen van de subsidie leiden tot halvering van de veestapel, dan zouden de boeren deze doelstelling op hun klompen halen.

De Partij voor de Dieren wil van het Nederlandse kabinet weten of zij bereid is haar bijdrage aan de stimulering van zuivel- en vleesproductie te staken. Op dit moment steunt Nederland een Europees gefinancierde promotiecampagne voor de consumptie van kip (kosten: 6 miljoen euro), zoekt zij naar extra afzetmarkten voor Nederlandse melk en kalveren in Azië en Afrika en steunt zij verruiming van de subsidie voor schoolmelk. Een nieuwe Europese miljoenencampagne voor de consumptie van kalfsvlees is met steun van Nederland in de maak. Esther Ouwehand: “Alle lichten staan inmiddels wel op knal- en knalrood. De enorme milieuproblemen, de wereldvoedselcrisis, het lijden van de dieren, de verwoesting van het tropisch regenwoud én de gevaren voor de volksgezondheid die de uit de kluiten gegroeide veehouderij met zich mee brengt schreeuwen om een radicale herziening van dit vastgelopen systeem. Het wordt hoog tijd dat het kabinet de problemen serieus neemt. Het eenzijdige spoor van bescherming van sectorbelangen loopt op alle fronten hartstikke dood.”

Esther Ouwehand heeft daarom aan de ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (kamer)vragen gesteld.

Nederlandse grond bevat te veel dioxine

Het is wonderlijk hoe Wageningse wetenschappers om de hete brij weten te dansen. De grond in Nederland bevat door luchtvervuiling teveel dioxine. Wanneer je kippen buiten laat lopen dan komt die dioxine terecht in de eieren en daarmee in degene die deze eieren eet. Voor koeien gold dat (vroeger ook) bij weides onder de rook van oude vuilverwerkingsovens.
Dit feit is niet prettig voor die boeren en consumenten die graag zuivel eten van dieren die buiten lopen. Vandaar dat de boodschap heel omzichtig wordt gebracht.

Lees maar eens het onderstaande bericht in het Agrarisch Dagblad van 5 augustus 2008:

Het dioxinegehalte in biologische eieren is te beïnvloeden via het uitloopgedrag van de leghennen.

In combinatie met een monitoringprotocol is het dioxineprobleem van biologische eieren in principe beheersbaar. Dat stellen onderzoekers van de Animal Sciences Group en het instituut Rikilt, beide onderdeel van de Wageningen Universiteit.

De universiteit doet al sinds zomer 2001 onderzoek naar dit fenomeen. Doelstelling was om meer te weten te komen over de achtergronden en om mogelijkheden te vinden het probleem van een hoge dioxinegehalte in biologische of uitloopeieren beheersbaar te maken.

Uit het onderzoek bleek dat grote biologische bedrijven minder last hebben van te hoge dioxinegehalten dan de kleinere bedrijven. Bij bedrijven met minder dan honderd leghennen is de kans op een normoverschrijding ongeveer 90 procent. Naarmate de koppels groter worden neemt de kans op een normoverschrijding af.

Volgens de onderzoekers komt dit doordat de dieren in grotere koppels minder in contact komen met de bodem. Naarmate de bedrijven groter worden komen de dieren minder buiten. Op veel van dergelijke bedrijven gaan de uitloopluiken pas later op de ochtend open en waardoor de dieren korter buiten kunnen lopen.

Een andere factor is het gedrag van de dieren zelf. Naarmate het aantal dieren in een stal groter is, maken de dieren minder gebruik van de uitloop.

De onderzoekers toonden verder aan dat het vervangen van vervuilde grond het gehalte in de eieren direct beïnvloedt. Een dioxineprotocol, waarbij de eieren regelmatig worden onderzocht op dioxinegehalte is onderdeel van de IKB Ei-regeling.

Onderzoeker Aize Kijlstra: "Het grootste probleem zit bij de kleine biologische bedrijfjes met huisverkoop die niet zijn aangesloten bij de IKB regeling. Die eieren hebben vaak te hoge dioxinegehalten."

SER maakt dubbelzinnige analyse van dierenwelzijn

De Sociaal Economische Raad schreef onlangs over dierenwelzijn een dubbelzinnige analyse.
Deze analyse is dubbelzinnig omdat gesuggereerd wordt dat het probleem van gebrek aan dierenwelzijn bij de consument ligt, terwijl de consument als burger juist wel hoge eisen stelt aan normen hiervoor.
Hieronder eerst het stuk uit het advies aan LNV en daaronder het commentaar.

Dierenwelzijn

Een groot probleem is hier de discrepantie tussen de opvattingen van de burger en het koopgedrag van de consument. De burger wordt vooral met de baten (moreel goed gevoel) van dierenwelzijnsnormen geconfronteerd en de consument vooral met de kosten (ogenschijnlijk identiek vlees is aanzienlijk duurder).
Eenzijdige actie (hogere normen) door Nederland zou vooral verplaatsing van het probleem tot gevolg hebben. Of er zouden compensaties moeten plaatsvinden. Die compensaties zouden het kostprijsverschil moeten goedmaken. Maar dit zou betekenen dat Nederland een eigen landbouwbeleid zou moeten gaan voeren (met diergebonden steun). Ook zouden (hoge) heffingen aan de grens noodzakelijk zijn. Het probleem voor de Nederlandse landbouw is dat de rest van de wereld (inclusief de EU) dit vermoedelijk niet zou accepteren. Kortom, als Nederland aan het internationale handelsverkeer deel wil blijven nemen, zal de landbouw (en dus ook de samenleving) zich (deels) moeten schikken naar de opvattingen van de afnemers van de producten. Het alternatief is dat de Nederlandse landbouw genoegen zou nemen met een productieomvang die veel kleiner is dan de huidige.
Het ligt meer voor de hand om te proberen de bovengenoemde discrepantie tussen burger en consumenten te verkleinen. Aangrijpingspunten daarvoor zijn bijvoorbeeld:
(a) een bewustmaking van de consument in binnen- en buitenland; (b) het maken van afspraken met grootwinkelbedrijf en horeca; en (c) het uitoefenen van druk binnen de EU en WTO voor hogere dierenwelzijnsnormen. Behalve incidentele steun voor het stimuleren van bepaalde nieuwe ontwikkelingen, is er niet veel ruimte om de productie om redenen van dierenwelzijn structureel en eenzijdig in Nederland te steunen.

Tot zover de SER.

De tekst is ietwat wollig, maar gesteld wordt dat de Nederlandse veehouderij voldoet aan de hoogste normen voor dierenwelzijn en dat de consument niet bereid is om te betalen voor duurder vlees wat diervriendelijker is geproduceerd. Tot zover enigszins correct, maar veel buitenlandse boeren produceren diervriendelijk op een manier die in ons land niet in de normen zijn verwoord. Bijvoorbeeld weidegang valt niet onder de verplichting en een varkens- of pluimhouder die hier niet aan voldoet zou niet minder scoren op de dierenwelzijnsnormen. Een betonnen uitloop is op zich weinig diervriendelijk en valt wel onder de voorbeelden van verhoging van dierenwelzijn. De vaderlandse dierenwelzijnsnormen zijn dus discutabel.
De meest effectieve methode om in ons land dierenwelzijn te verbeteren wordt in het SER stuk juist ontkend door drie minder effectieve methoden meer voor de hand te noemen. Het meest effectief zou zijn om de productieomvang te verkleinen en de resterende veehouderij te verplichten om diervriendelijk te produceren in combinatie met een heffing aan de grens voor dieronvriendelijk geproduceerd vlees en zuivel.
Maar dat kost een aantal dieronvriendelijke onderdelen uit de samenleving geld en werk. En dat is voor een Sociaal Economische Raad een advies dat niet in de gelederen opkomt. Dat het krimpen van de productieomvang mogelijk geld zou kunnen besparen en nog socialer zou kunnen zijn, is blijkbaar een brug te ver. En daarmee is de SER ingelijfd bij de vele organisaties, die fijnstof strooien in de ogen van het publiek.

04 augustus 2008

Hoe kunnen we de boeren dankbaar blijven?

Boeren zorgen voor ons voedsel en bepalen de aanblik en gezondheid van grote delen van het landschap. Hun invloed wordt steeds kleiner, maar tegelijk vindt er een schaalvergroting in de sector plaats. Dus steeds minder, maar grotere bedrijven bepalen het landschap en leveren voedsel voor steeds meer mensen in een selectief deel van de wereld.
Voor wat boeren vroeger deden is veel dankbaarheid, maar zal dat zo blijven? Want dat deel van de boeren, dat alleen nog toekomst ziet door te groeien, gaat over gevaarlijke grenzen, die een mens beter kan respecteren.
De mens beschikt over een eigenschap die hem nog wel eens lelijk zou kunnen opbreken: hij kan niet met z'n vingers van de natuur afblijven. Via een sluipend proces zijn veel boeren de natuur en alles wat daar in leeft als een machine gaan zien. De burger stond er bij en keek er niet eens naar. Boer en burger zijn gaan denken via hun portemonnee, waarbij voor beiden de kostprijs centraal staat. Zo houden ze elkaar in de tang die onverschilligheid heet. Die onverschilligheid heeft geleid tot een vorm van agrarische productie waarbinnen voor de oerbron van die productie, de natuur, slechts minachting bestaat. Nederland is de derde agrarische exporteur van de wereld, maar er is weinig reden voor trots. We hebben die positie bereikt door op grote schaal dieren te mishandelen en de natuur te verminken. Verder zorgen de toegepaste productiemethoden en de beschermingswallen er omheen, er voor dat de honger in de wereld in stand wordt gehouden.

Je daarvan bewust zijn, helpt niet alleen jezelf, maar ook kwetsbare anderen in ons land en ver daar buiten.

31 juli 2008

Kinderopvang en zorg in broeinesten van MRSA?

Het Financiële Dagblad van 31 juli meldt dat steeds meer boeren van hun bedrijf een zorgboerderij maken. Het gaat daarbij om het tegen betaling opvangen van bijvoorbeeld verstandelijk gehandicapten of ouderen die een beetje meehelpen op de boerderij. Een paar minuten zoeken op internet leert dat ook kinderopvang aan populariteit wint. Niet zo vreemd, want drie jaar geleden al maakte het weekblad De Boerderij een reportage over Kinderdagverblijf Beestenboel in het Gelderse Overasselt waaruit bleek dat het opvangen van kinderen meer oplevert dan het houden van varkens.

Varkens? Jawel varkens. De Beestenboel houdt op hetzelfde bedrijf naast kinderen ook varkens. De man verzorgt de varkens en vrouw doet de kinderen. De Beestenboel is overigens niet het enige varkensbedrijf waar deze, zacht gezegd, buitengewoon merkwaardige combinatie van activiteiten voorkomt.

De combinatie is merkwaardig omdat varkenshouderijen een bron zijn van MRSA. Al in 2006 meldde Het Bureau Risicobeoordeling van Voedsel en Waren Autoriteit in het Agrarisch Dagblad dat er sprake is massale MRSA-besmetting in de Nederlandse varkenshouderij. Bij onderzoek op slachtvarkens bleek dat de ziekenhuisbacterie die resistent is tegen veel antibiotica, voorkomt in 80% van de koppels. Bijna de helft van alle varkenshouders in Nederlanders is besmet met de bacterie en dus drager van het virus.

MRSA (Meticilline-Resistente Staphylococcus Aureus) is op zichzelf voor gezonde mensen niet gevaarlijk maar voor risicogroepen zoals mensen met weinig weerstand, ouderen, en mensen die al ziek zijn wel. Omdat MRSA zo goed als resistent is tegen anti-biotica zijn er voor mensen die besmet zijn en ziek worden geen geneesmiddelen die werken.

Het gemak waarmee de overheid vergunningen afgeeft voor kinderopvang zorgvergunningen staat in schril contrast tot de maatregelen die ziekenhuizen nemen wanneer een besmetting wordt ontdekt: Zo moet het ziekenhuispersoneel schorten dragen. Ook moet men een masker opzetten zodat de bacteriën niet gemakkelijk ingeademd kunnen worden. Ook gebruikt men handschoenen en wast en ontsmet men de handen bij het verlaten van de kamer. Voor de facilitaire dienst is er ook een speciale taak weggelegd. Na gebruik van een kamer door een MRSA-positieve patiënt worden vloeren en muren gedesinfecteerd. Bezoekers moeten na bezoek de handen wassen en ontsmetten en vervolgens het ziekenhuis onmiddellijk verlaten zonder andere patiënten te bezoeken.

Onder het aanbod van opvang door boeren zijn ook geitenhouders. Dat leek ongevaarlijk tot begin dit jaar toen in Noord Brabant een heuse epidemie van Q-koorts uibrak met naar schatting 5000 besmettingen.

Het is niet gezegd dat MRSA of Q-koorts op de bedrijven die zorg of kinderopvang bieden rondwaart. Maar het is evenmin gezegd dat het niet zo is. Wat MRSA betreft is kans ongeveer 50%.
In Nederland is in de veehouderij niets, maar dan ook helemaal niets, geregeld voor het welzijn van de dieren die daar worden gehouden. Voor de mensen die daar nu ook worden gehouden kennelijk ook niet, en dat is uit een oogpunt van volksgezondheid meer dan vreemd.

30 juli 2008

Moet Nederland een bijdrage leveren aan de wereldvoedsel behoefte?

Nederland produceert veel meer voedsel dan in eigen land wordt geconsumeerd. Het overschot wordt geëxporteerd. Veel mensen gaan er automatisch vanuit dat dit een goede zaak is, immers de wereldbevolking groeit en de voedselprijzen stijgen.
Er lijkt een behoefte te zijn aan meer landbouwgrond, ook voor energie doeleinden.
Is het dan niet een goede zaak dat Nederlandse boeren een graantje meepikken?

Nee, dat is niet automatisch een goede zaak en zeker niet voor alle landbouwproducten.

In ons land is de grote productie in de intensieve veehouderij alleen maar mogelijk door voeding uit ontwikkelingslanden te importeren en hier aan het vee te voeren.
De mondiale voedselschaarste zou veel kleiner zijn wanneer die derdewereldlanden hun landbouwgronden zouden gebruiken om voedsel voor de eigen regio te produceren.

Boeren vergrijzen, en hun kinderen willen het bedrijf niet overnemen. Ze vinden het niet leuk, of ze kunnen de torenhoge overnamekosten niet opbrengen. Jonge boeren, verenigd in het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt, willen de vergrijzing in agrarisch Nederland stoppen. Zij willen steun van de overheid. Deze situatie is een goed aangrijpingspunt voor de overheid om sturing te hebben op de duurzaamheid van toekomstige landbouwbedrijven. Nederlandse boeren zouden alleen steun moeten hebben voor de meest dier-, natuur- en milieuvriendelijke oplossingen die ze aandragen.

Exporteren naar buitenlandse markten betekent ook concurrentie voor lokale boeren. Ook zij worden gedwongen om de schaal van hun productie te vergroten en om de kostprijs te verlagen ten koste van dierenwelzijn.
Moeten de Nederlandse veehouders dan stoppen? Omschakelen naar een milieu- en diervriendelijker bedrijfsvoering en zou een goed idee zijn. Een goed begin zou zijn om alle oneigenlijke steun aan de intensieve veehouderij te stoppen. De steun, die nu wordt gegeven om de export mogelijk te maken, gaat te laste van de belastingbetaler. Die is nu zonder het vaak te beseffen degene die opdraait voor het compenseren voor de vervuiling en het mogelijk maken van het concurreren met het buitenland.

Het buitenland is groot genoeg (en dichterbij) om de groeiende vraag naar voedsel zelf te kunnen opvangen. Ons land is veel te klein om de kostbare ruimte te laten verzieken door overbemesting, die het gevolg is van de veel te grote aantallen dieren die in ons land worden gehouden.
We kunnen de ruimte veel beter benutten voor recreatie, natuurontwikkeling, bufferwerking voor wateroverlast, natuurlijke reiniging van afvalwater, groener wonen enz.. Meer van dezelfde intensieve veehouderij is fnuikend voor de leefbaarheid van ons (platte)land.

Een ding moet niet over het hoofd worden gezien en dat is dat schaalvergroting tot lage vleesprijzen leidt. Die lage prijzen leiden tot grote(re) vleesconsumptie. En die consumptie hangt samen met de opwarming van de aarde.
Wie een voorstander is van een rechtvaardiger verdeling van de welvaart zou er voorstander van moeten zijn dat de Nederlandse intensieve veehouderij zou worden afgebouwd.

29 juli 2008

Varkenshouders azen op een complimentje

Mogelijk kan dit bericht van 23 juli hiervoor een basis vormen:

Productie van vleesvarkens neemt fors toe

De bruto eigen productie van vleesvarkens in Nederland was in de eerste 6 maanden van 2008 8,2 procent hoger dan over de zelfde periode van vorig jaar.

De productie is in jaren niet zo groot geweest. Dat blijkt uit gegevens van het Productschap Vee en Vlees. De gegevens zijn nog niet helemaal definitief.

De bruto eigen productie wordt berekend als slachtingen plus export, minus import. De toegenomen productie van vleesvarkens komt vooral tot uiting in de exportcijfers. Er zijn over de eerste zes maanden van dit jaar 214.608 vleesvarkens geëxporteerd, 13 procent meer dan over de zelfde periode vorig jaar. Het aantal slachtingen in Nederland nam met 416.000 toe, 6 procent meer dan vorig jaar. De import van vleesvarkens uit het buitenland nam met 41.767 stuks af, dat is 2,5 procent.

De productie van vleesvarkens ligt het hele jaar al boven het niveau van vorig jaar. Over de eerste drie maanden kwam de bruto eigen productie al ruim 4 procent hoger uit dan over dezelfde periode van vorig jaar. De conclusie is dus dat de productie in de afgelopen drie maanden versterkt is doorgegroeid.

Duitsland is de grootste afnemer van Nederlandse vleesvarkens. Er gingen 1.610.913 levende vleesvarkens naartoe. Dat is 86,6 procent van het totale aantal vleesvarkens dat levend werd geëxporteerd.

Ook dit jaar groeide de export van levende vleesvarkens naar Duitsland. Er gingen over de eerste zes maanden ruim 185.000 varkens meer naar Duitsland. In procenten uitgedrukt komt dat neer op een groei van 13 procent.

Tot zover het bericht.



Om deze export te kunnen doen, moeten de varkens goedkoper geproduceerd worden dan door de buitenlandse collega’s. Die lage kostprijs kan bereikt worden door te bezuinigen op dierenwelzijn en verdoving. Nederlandse varkenshouders zien geen been in deze oneerlijke concurrentie.
Onze complimenten voor het aangedane dierenleed en de valse concurrentie die Nederlandse varkenshouders hun goedwillende binnenlandse en buitenlandse collega’s aandoen.

Een bos verfraaien

Twee berichten de laatste tijd kunnen een win-win-situatie opleveren. De basis daarvoor is het saaie productiebos. Winnaar kunnen zijn de dieren en de energieproducenten.
Uit onderzoek van Alterra (onderdeel van Wageningen UR) en het European Forest Institute uit Finland blijkt dat het huidige Europese bos zo’n 4% van de totale energiebehoefte van Europa kan dekken: 78 miljoen ton olie-equivalenten (Mtoe) op een totaal gebruik van 1767 Mtoe. Daarbij is al rekening gehouden met de bestaande vraag naar hout voor papier en houtproducten, en ook met de gewenste instandhouding van de natuurwaarden van het bos.

Het Voorsterbos in de Noordoostpolder is van een saai productiebos uitgegroeid tot een paradijs voor vlinders. Meest bijzondere nieuwkomer is de grote weerschijnvlinder, een in Nederland zeer zeldzame vlinder die hier deze zomer meerdere malen is gezien.
Vlindersoorten staan in Nederland momenteel zwaar onder druk. Veel soorten verdwijnen of gaan hard achteruit. Natuurmonumenten wil het tij keren door de vlinders in ons land meer leefruimte te bieden, zoals in het Voorsterbos.

Tien jaar geleden was dit polderbos het eerste natuurgebied in ons land waar de kennis van De Vlinderstichting op grote schaal is geïntegreerd in het natuurbeheer. Er zijn speciale vlinderstroken aangelegd met veel zonnige plekken in de luwte en kruidenrijke vegetaties. Ook elders in het bos krijgt de zon meer kans door het maken van zestig open plekken in het bos van verschillende afmetingen. Daarnaast zijn er zestig poelen aangelegd waar bepaalde vlindersoorten op afkomen.

Ook andere soorten hebben geprofiteerd van de veranderingen in het beheer, waaronder libellen, amfibieën, vogels, vleermuizen en bijzondere orchideeën. En de recreant gaat er ook op vooruit, want het gebied is nu veel aantrekkelijker geworden.

Een saai productiebos maak je tot een paradijsje door hier en daar stroken bomen weg te halen. Deze kun je gebruiken voor biobrandstoffen. Bomen en takken die elders vallen, kunnen blijven liggen om insecten, vogels en paddenstoelen een kans te geven.

De Volkskrant meldt op 25 juli 2013:

Bijna helft minder vlinders in Europa sinds 1990

De populatie van vlinders in Europa is sinds 1990 met bijna de helft afgenomen. Dat meldden het Europees Milieuagentschap (EEA) en De Vlinderstichting in een dinsdag gepresenteerd rapport. Ook in Nederland loopt het aantal vlinders terug. Dat is zorgelijk, want het is een teken dat het niet goed gaat met andere insecten en het ecosysteem in het algemeen, schrijven de onderzoekers. In negentien Europese landen namen de onderzoekers zeventien soorten vlinders onder de loep. Duizenden vrijwilligers telden de vlinders die ze zagen gedurende een periode van 22 jaar. Slechts één soort nam toe in aantal. Twee bleven gelijk en van acht soorten nam het aantal af. Van zes soorten werd niet duidelijk hoe het bestand zich ontwikkelde.

Tot zover de Volkskrant

2013 is door het koude voorjaar een goed vlinderjaar. De daling met name onder de graslandvlinders komt vooral door intensieve landbouw en het verlaten van graslandgebieden in het Oostblok. Dat wordt snel overwoekerd door bos en kreupelhout, geen geschikte omgeving voor vlinders.

Misschien is het handig om u als lezer te realiseren dat de onaantrekkelijke graslanden het gevolg zijn van de behoefte om te exporteren door de Nederlandse intensieve melkveehouderij. Twee derde van de productie is bestemd voor de export. Graslanden worden alleen nog ingezaaid met Engels raaigras om de koeien in de stal mee te voeren en de mest op uit te rijden. Wanneer de politiek dit zou stoppen, dan zouden de boeren weer kunnen produceren met alle koeien in de wei en voor de eigen bevolking. Dit maakt het platteland aantrekkelijker.

Voorzitter pluimveehouders kakelt maar wat

Vooroplopers in de agrosector gaan soms ver in de behartiging van de belangen van hun achterban, maar op klinkklare leugens zijn ze moeilijk te betrappen. Het blijft meestal bij zolang kneden van de waarheid tot die hen bevalt. Jan Wolleswinkel, voorzitter van de Nederlandse Organisatie van Pluimveehouders vindt dat kennelijk maar ingewikkeld en loog er in een item van Op het land,tv vrolijk op los, niet gehinderd door enige kennis over het onderwerp van de interviewer.
Wolleswinkel werd ondervraagd over de stunt van Wakker Dier die de reclameslogan van de kippenboeren hebben gekaapt. Zij maakten van het deuntje ‘kip het meest veelzijdige stukje vlees’ de variant ‘kip het meest mishandelde stukje vlees’. Volgens Wolleswinkel is het leven van het mestkuiken echter zo slecht nog niet. Behagelijke temperatuur, altijd te eten en te drinken, en heel veel ruimte. Wat wil een kip nog meer?
Bezorgd informeerde de interviewer hoe Wolleswinkel aankeek tegen de Europese richtlijn mestkuikens die in 2010 ook in Nederland verplicht wordt. Volgens Wolleswinkel was er niets aan de hand, want het welzijn van het Nederlandse mestkuiken is meer dan voortreffelijk geregeld via het IKB-Kip. De nieuwe Europese richtlijn is volgens hem eigenlijk een voortzetting van wat in Nederland al lang dagelijkse praktijk is omdat 75% van de houders van mestkuikens bij het IKB-Kip is aangesloten. De overgang naar de Europese regels zal dus niet zo moeilijk zijn.
Welnu: Het IKB Iintegraal Keten Beheer) is helemaal geen regeling voor het welzijn van de mestkuikens. Het IKB-Kip is, net als alle andere IKB, een kwaliteitskeurmerk dat de sector zelf op het eigen vlees plakt. De controle er op heeft de sector in eigen beheer, dus hier keurt de slager letterlijk zijn eigen vlees. En verder is deelname aan het IKB-Kip vrijwillig.
Over de werkelijke stand van zaken in de kuikenmesterij deed de Rekenkamer eerder deze zomer in een rapport over de handhaving in de lanndbouw een boekje open. Over de Europese richtlijn die in 2010 in Nederland moet worden ingevoerd, schreef de Rekenkamer ‘Voor vleeskuikens bestaat nog geen Nederlandse regelgeving.’
Over de controle in de sector: ‘De door AID uitgevoerde controles in de pluimveesector hebben alleen betrekking op legkippen. Het Ingrepenbesluit is ook van toepassing op vleeskuikens. De AID controleert echter niet op ingrepen bij vleeskuikens.’
Over de stand van zaken in de mestkuikenhouderij citeerde de Rekenkamer de minister van landbouw: ‘De minister van LNV heeft de Tweede Kamer in 2007 laten weten dat de bezettingsgraad van de Nederlandse vleeskuikenhouders tot de hoogste van Europa behoort. Bijna 80% zou, als de richtlijn nu geïmplementeerd zou worden, niet aan deze nieuwe richtlijn voldoen.’
Dat is wel wat andere koek dan de bewering van Wolleswinkel dat het welzijn van het Nederlandse mestkuiken meer dan voortreffelijk is geregeld.

28 juli 2008

Olifanten in dierentuinen en circussen

Merijn bij de Lorredraaiers, of over olifanten

Hoe gek het ook klinkt - we moeten Merijn Henfling toch dankbaar zijn voor zijn bespreking van circus Renz in de krant van 25 juli j.l.*: hij noemt n a m e n die ons aanzienlijk verder helpen. Het gaat over de eenzame olifant die ik vorige week op het asfalt bij het station-Amsterdam Zuid zag staan, tussen de circustent, de auto’s en de woonwagens.

Als je bijvoorbeeld zoekt op internet op de door hem genoemde Adriana Folco (Althoff), dan krijg je een indruk van de ernst en omvang van de zaak. Deze mevrouw (38) – die ook met paarden werkt – houdt 1 Aziatische (‘Indische’) olifant, genaamd Baby of Baba.

Hij komt uit het wild!

Het houden van een eenzame olifant in circussen is geen uitzondering. Ik herinner me dat een Australische dierenorganisatie daarover in 2002 geprocedeerd heeft; het houden van één olifant - een kuddedier - kan op zichzelf al gezien worden als dierenmishandeling. Het vonnis is me niet bekend; wel meen ik dat het circus daarna ervoor gezorgd heeft dat het dier, Arna, een partner kreeg. Weinig minder verschrikkelijk natuurlijk.

Alleen al in Duitsland worden in totaal omstreeks 200 olifanten gevangen gehouden.

Het land is er bezaaid mee; op 90 verschillende plekken loop je tegen ze op. Je kunt ze daar ook kopen en misschien worden ze daar ook afgericht. De gruwelpraktijken over het breken van de wil van m.n. baby-olifanten in Azië zijn te weinig bekend.

Dierentuinen zijn wereldwijd georganiseerd, wat niet betekent dat iedere dierentuin daarbij is aangesloten. Gegevens over aantallen dieren in dierentuinen worden bijgehouden; over circussen zijn ze niet bekend.

In dierentuinen worden olifanten niet alleen gehouden. Over de hele wereld worden – alleen al in dierentuinen dus – ongeveer 850 olifanten gevangen gehouden, in een verhouding bullen-koeien 1: 3. Daarvan ca 350 Afrikaanse olifanten, ondanks het geweldige overschot van die dieren in Afrika.

De op een na grootste collectie olifanten in Europa is in Emmen, n.l. 16 Aziaten (Indische olifanten); de grootste in Berlijn: 21 (Afrikanen en Aziaten). In overige Ned. dierentuinen zijn er nog eens ca 34; het totaal ervan in deze dwergstaat komt daarmee op 50.

Wel aardig om hierbij te weten dat de Berlijnse dierentuin 160 ha beslaat, die in Emmen 20 – kleiner dan Blijdorp!

De oude stadsdierentuin van Londen houdt al jaren geen olifanten meer: na aanhoudende acties van dierenvrienden zijn de 9 Aziaten verplaatst naar Whipsnade (245 ha).

Maatregelen

Dieren in circussen moeten verboden worden. Circussen die een eenzame olifant opvoeren, zoals Renz, zou op dit moment al een vergunning geweigerd moeten worden.

Het bestand aan dieren in dierentuinen zou heel drastisch gesaneerd dienen te worden.

Stadsdierentuinen hebben geen reden van bestaan; ze zijn te klein en de huidige mobiliteit maakt ze overbodig.

Subsidies dienen te verdwijnen.

Overheidsoptreden tegen vermaak met dieren wordt gemakkelijker aanvaard dan tegen bijv. dierproeven en bio-industrie. Die laatste worden nog vaak – ten onrechte – gezien als onvermijdelijk. Van vermaak met dieren snapt iedereen dat dat in deze tijd overbodige dierkwelling is. De meeste kinderen voor wie dit ‘vermaak’ bedoeld is, vinden de versufte dieren niet boeiend. Alleen de aapjes kunnen ze nog wel aan het lachen maken. Daarvoor hebben we dan de Apenhe(u)l.

En wat de ouders betreft: voor hen is het in het algemeen een prijzig uitje. De kinderboerderij kost niks.

E.D.

* Merijn Henfling, 'Een oer-Hollands circus met een nieuwe dosis modern spektakeltheater' (Volkskrant, 25-07-2008, Kunst, blz. 14)

Sponsor van dromen financiert dierenleed

De Rabobank probeert met t.v.-spotjes toch nog munt te slaan uit de voor hen mislukte Tour de France. Inderdaad, mislukt. De vierde plaats van de Rus Menchov is immers met de beste wil van de wereld geen succes te noemen. De groene trui van Freire hooguit een mager doekje voor het bloeden.
In het t.v. spotje is een klein ventje op een al even klein racefietsje te zien. Gehuld in Rabo-wielerkledij spurt het mannetje in zijn dromen naar de overwinning. De voice-over murmult: ‘Rabobank: sponsor van dromen’.
Voor wie op basis van deze spot overweegt zaken te gaan doen met de Rabobank de volgende feiten. De Rabobank is met een marktaandeel van ongeveer 90% op afstand de grootste financier in de Nederlandse landbouw, tuinbouw en veehouderij. De Nederlandse veehouderij is op afstand de grootste dierenmishandelaar ter wereld. Dus financiert de Rabobank dierenleed.
Volgens cijfers uit de landbouwtelling 2007 gaat het om de volgende aantallen:
Kippen 92,9 mln (waarvan 44,5 mln mestkuikens). Varkens 11,3 mln (waarvan 9,7 mln vleesvarkens). Rundvee 3,8 mln (alle koeien,kalveren stieren). Schapen 1,3 mln’. Kalkoen 1,2 mln. Eenden 1 mln. Pelsdieren 692.000. Konijnen 360.000. Geiten 292.000. Paarden/pony’s 133.000.
Dat maakt samen 113,6 mln dieren.
Maar: mestkuikens leven 6 weken, Bij acht werkgangen per jaar (er wordt ook wel eens schoongemaakt) dus worden er jaarlijks (8 x 44,5 mln) 356 mln kuikens grootgebracht en geslacht.
Daar komen de legkippen (45 miljoen per jaar) bij nog. Een legkip gaat na ongeveer een jaar in de soep.
Vleesvarkens leven zes maanden. Daarvan worden er dus (2 x 9,7 mln) 19,4 mln per jaar geslacht. Samen met de kippen maakt dat 398 dieren. Naar schatting komt de rest van de slachtingen op zo’n 5 mln per jaar.
In de totale veehouderij gaat het daarbij dus om ruim 400 mln dieren per jaar.
Naast het wegknippen van snavels, het onverdoofd castreren, weghalen van staarten, afknippen van hoektanden en het wegbranden van hoorns, leven deze dieren onder omstandigheden waarin ze zich onmogelijk op een voor hen natuurlijke manier kunnen bewegen en gedragen. Dat is dierenmishandeling, en het gegeven dat hier om zogenoemde landbouwhuisdieren gaat doet daar niets aan af.
Deze ongehoorde uitbuiting wordt mogelijk gemaakt dankzij financieringen van de Rabobank.
Dezelfde bank behoort ook tot het groepje initiatiefnemers om in ons land met megastallen aan de gang te gaan. In deze stallen kunnen de dieren nog goedkoper door de boer worden uitgebuit.
Mocht u al klant zijn bij de Rabobank, of overweegt u dat te worden dan weet u tenminste wat er met uw spaarcenten gebeurt:
De Rabobank sponsert er niet alleen dromen van. De bank financiert er ook dierenleed mee.

27 juli 2008

Hekken vroeger om natuur binnen te houden, nu om dieren buiten te houden

Vroeger was natuurbescherming het behouden van natuur. Nu is natuurbescherming natuur levenskrachtig houden door de gebieden met elkaar te verbinden. Hekken werden weggehaald en landbouwgrond opgekocht om verbindingszones te creëren.

Hekken waren er om dieren binnen natuurgebieden te houden, en hekken en waterscheidingen dienen er nu hoogstens toe om dieren buiten landbouwgebieden te houden. Daarmee is er ook een verschuiving van probleemhouder van overheid naar particulier of boer.
De overheid zorgt voor aankoop van landbouwgronden en degenen die overlast ervaren van wild moet er maar voor zorgen dat het wild niet op het land kan komen.
So far so good, maar hoe moet een boer vogels van zijn land houden? Je kunt landbouwgrond moeilijk overkappen. Stille technologische oplossingen zijn ook hier voorhanden: bewegende draden en lasers werken afschrikwekkend. Nabootsingen van roofvogels en harde geluiden werken even en dieren raken eraan gewend. Het levert natuurlijk ook overlast op voor de omgeving.
Daarom is zijn stille technieken te prefereren.

Wat ook helpt tegen vogels is om de jacht op haar natuurlijke vijanden te beperken. Nu jagen jagers op prooidieren en roofdieren. De laatste worden schadelijk genoemd voor de stand van het eerste. Het is juist dit type jager dat schadelijk is, omdat hij de balans in de natuur verstoort.
Helaas is het in de wet nog zo geregeld dat een boer die schade probeert te voorkomen alleen wordt uitbetaald als hij een (ver)jager inzet. Dit betekent in de praktijk dat het hek van de dam is en de jager vrij spel heeft.

Wij naar de maan of de aarde naar de maan?

In de Volkskrant van 26 juli twee opmerkelijke berichten bij elkaar op de voorpagina. Nederland overweegt om samen met andere Europese landen een ruimtevaartprogramma te starten en de Stille Oceaan bevat zoveel plastic troep dat er drijvende eilanden zijn ontstaan van de grootte van Frankrijk, Spanje en Portugal tezamen. Dit afval bedreigt het leven in en op zee. De herkomst is voor 80% afkomstig van het land en dus niet van zeevarenden. De zichtbaarheid is gering, want het zweeft (ver uit de kust) deels onder het wateroppervlak.
Het opruimen van die troep is complex. Je kunt het proberen te verzamelen en te verbranden of te recyclen. De complexiteit zit ‘m in de samenstelling en het aantal probleemeigenaren. Er zijn miljoenen veroorzakers van het probleem, maar niet neemt de verantwoordelijkheid.
Zou het niet een mooie gedachte zijn als Nederland er samen met de rest van Europa er op zou toeleggen om het geld voor de ruimtereizen te besteden voor het zoeken en vinden van een oplossing van het zwerfvuil in de oceanen? Het gaat niet alleen om de Stille Oceaan. Ook in de andere wereldzeeën en dus ook in de Noordzee is allerlei minuscuul zwerfafval dat nog gevaarlijker is dan de grote bijeengedreven stukken plastic.
Heel de aarde zou dus kunnen profiteren van het ontwikkelen van kennis die niet alleen technisch is maar ook sociaal en politiek. Hoe kunnen we de handen ineen slaan om mondiaal samen te werken in plaats van de aarde te zien als een grote wereldmarkt? Het verschil met een gewone markt is dat de gemeentereiniging na afloop van elke marktdag de rotzooi komt opruimen. Dat zou hiermee ook moeten gebeuren.

21 juli 2008

Gedicht over het slachten van een varken

strofe 31


Natuurlijk doemt nu het varken hier op:
zeeën van woorden in een notendop.
Het is lang geleden en ik was nog zo groen,
dat ik alleen maar kon kijken en er niks aan kon doen.
En ik wist niet eens of het erg was of niet.
Het gaf, voelde ik, een vreemdsoortig verdriet,
die krijsende zeug die vocht voor haar leven,
maar die, door mensen met touwen, lijnrecht werd gedreven
naar de plek waar ze – en dat wist ze zelf ook,
want het was de dood, die ze al heel die tijd rook –
omgegooid werd en door de slachter in haar keel gestoken.
Ik denk niet, dat er door de mensen veel werd gesproken,
zolang het beestje zo gilde. Het ging door merg en been.
En ineens was het stil. Weg, haar onzichtbare zieltje. Waarheen?
Die stroom van vers bloed gulpt nog voor mijn ogen.
Of ik ze toen met mijn zakdoek moest drogen?
Vast niet. Het was of het te veel en te groot was voor tranen:
het was zo en niet anders en je kon niemand vermanen.
Want het was een soort wet, dat een varken, groot, vet,
door God of het noodlot op zijn plek werd gezet.

32

Als de zeug dood was en het bloed opgevangen
en dat zachtroze lichaam door stilte bevangen,
dan lag ze, gelaten, te wachten op het branden;
het stro en de balkjes, die waren al voorhanden.
De vlammen rond dat varken in de donkere lucht —
Was het opwinding, medelijden of sensatiezucht,
of alles tezamen? Ik zou het niet weten,
maar ik zal het, net als mijn vader, nooit vergeten,
dat schouwspel zo vroeg in de morgen – spel? –,
dat wel wat op het vagevuur leek, of de hel.
Die gretige vlammen in die dreigende lucht —
ik slaakte, vermoed ik, een klein meisje, een zucht.
De geschroeide huid werd grondig geschraapt,
voordat het varken, door een lamp in het donker begaapt,
met veel kracht werd open gekapt door de slachter.
En dan keek je niet meer tégen die huid, maar er achter.
De stank en het bloed en die wirwar van darmen,
waar de slachter in graaide met zijn blote armen —
Wij hebben toen, kleintjes, vast naar adem gehapt.
En voor gróte mensen werd een borrel getapt.

33

Van het verdere slachten weet ik weinig meer af.
Een stukje zwoerd, ja, voor beloning of … straf?
Want ik wist niet wat ik ermee moest beginnen;
het had een raar smaakje, van buiten en van binnen.
Ik was nog heel klein en ik hielp nog niet mee.
En wat mijn rol in het geheel was? Ik had geen idee.
De drukte die dag was ergens wel fijn,
maar mama en papa konden er niet echt voor je zijn
met aandacht en tijd. En er was iets, en iets niet …
maar het was al weer … weg, want tijd vliedt.
Of toch niet? Er was iets gebeurd, dat voelde je heel goed,
het had ergens te maken met lafheid en moed,
iets heel anders dan school of spelen in schuur,
het had geen naam en geen plek, en al zeker geen uur.
En at je dan bloedworst, diezelfde avond gebakken,
waar je zoveel je maar wou van mocht pakken,
en een dag later de hersenen, dan kon je nog merken,
dat je zomaar een zeug naar binnen zat te werken,
maar de hoofdkaas en het spek en de hammen, daarna …
Ik zei niks. En áls ik wat zei, dan zei ik maar ja.


Door Anne Sturm

20 juli 2008

Echte ruimte om een varken gelukkig te maken

Uit (Intermezzo van) de Volkskrant van 19 juli:
Onderzoek van Francien de Jonge, ethologe van de WUR en RUU laat zien dat varkens meer nodig hebben dan leefruimte. 'In nadenken over diervriendelijke oplossingen wordt altijd gefocust op een paar vierkante centimeter extra in het hok. Dat is maar heel betrekkelijk. Eén keer per dag de dieren echt ruimte geven heeft veel meer effect. Intelligente dieren als varkens moeten spelen om zich motorisch en sociaal goed te ontwikkelen. Ze hebben uitdagingen nodig. Biggen scharrelen hun voer liever zelf bijeen dan dat ze het kant-en-klaar aantreffen in de trog. Maak hun omgeving dus uitdagend, dan hou je ze gelukkig en gezond.

Tot zover de Jonge.

Wat de Volkskrant niet letterlijk vermeldt, maar wat de Jonge waarschijnlijk wel bedoelt is dat die één keer per dag het beste kan worden ingevuld door de big of het varken los te laten in de wei. Dat is pas echte ruimte.

Landbouw is het uitsluiten van natuur

De titel is gebaseerd op een uitspraak in het Nederlands Dagblad van Peter Smeets van Alterra en Transforum die bij het omzetten van landbouw in natuur uitgerekend voor boeren geen rol ziet weggelegd.
Boeren willen minder landbouwgrond omzetten in natuur omdat zij verwachten in de komende tijd meer geld te kunnen verdienen met het bezitten van meer landbouwgrond. Dit komt door de stijgende grondprijzen, maar ook doordat de tweede generatie biobrandstoffen landbouwgrond nodig heeft om gewassen op te verbouwen.
Om dit eigen belang een groter draagvlak te geven, moeten alle drogredenen uit de kast worden gehaald. De wereldvoedselschaarste zou om meer landbouwgrond vragen, maar er is helemaal geen schaarste, alleen maar politieke onwil om de ruim beschikbare hoeveelheid voedsel ook beschikbaar te stellen aan de hongerende in de wereld die moeilijk bereikbaar zijn.
Voor het overige spreken de boerenpolitici zichzelf tegen. Men verwacht door genetische manipulatie meer productie te halen uit minder landbouwgrond, dus wat is er op tegen om wat aan de natuur te geven?

File en galgenhumor in de kippenstal

De bewering in het Wakker Dier spotje dat een slachtkuiken in de oven meer ruimte zou hebben dan gedurende zijn leven, is volgens Jan Wolleswinkel van de pluimveebelangenorganisatie LTO/NOP onterecht. "Dan moeten ze maar eens bij een pluimveehouder gaan kijken, hoe de dieren daar van de ene kant van de stal naar de andere kant kunnen lopen."



Letterlijk is het waar dat een vleeskip in haar korte leventje van zes weken een beste afstand zou kunnen afleggen. Laat een kippenstal eens 100 meter lang zijn. Per kuiken is 20 vierkante cm ruimte. Het dier kan dus, gaande van de ene wand naar de andere wand in de lengterichting, 500 soortgenoten van de in de stal 100.000 aanwezige soortgenoten tegenkomen. Voor een kip is dat een stressvolle omgeving, want in aanleg is een kip ingesteld op een bosachtige omgeving met een beperkte hoeveelheid soortgenoten, bijvoorbeeld een toom (kuikens).
Door de groeisnelheid die het vleeskuiken doormaakt, van kuiken tot slachtrijpe plofkip in zes weken tijd, is het afleggen van honderd meter, worstelend door de soortgenoten heen, nog een hele opgave. Als net geboren kuiken valt de ruimte nog wel mee, maar niet meer als het vijf weken later tegen de slachtleeftijd aan zit. Bovendien zijn ze veel te afgestompt om de puf op te brengen om ver te lopen, waarom zouden ze? Er is verderop alleen meer van hetzelfde.

Leeswijzer


Thema's of steekwoorden vindt u via de labels onderaan de pagina of op Animal Freedom.
Klik hier voor de laatste bijdragen op dit blog
.
Klik hier voor het beleid om uw privacy te beschermen.
Kijk op ook Facebook voor onze reactie op de actualiteit.

Waarom dit blog?

De Nederlandse veehouderij is vooral gericht op zoveel mogelijk voor de export te produceren onder het motto “meer, meer, meer en groot, groter, grootst”. Dit heeft negatieve gevolgen voor zowel de dierenwelzijn, biodiversiteit, het milieu, het klimaat, de portemonnee en de gezondheid van burgers en ook voor welwillende boeren.
Dit blog verzamelt kritische artikelen die de wurggreep beschrijven waarin de veehouderij zichzelf heeft vastgezet. Zo willen we niet alleen een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de kwaliteit van het leven voor alle belanghebbenden, maar ook aan een schone, gezonde omgeving en een beter dierenwelzijn.

Ook de argumentatie dat dieren grondrechten hebben kan beter en meer aansluiten op hoe mensen voor zichzelf vinden dat recht moet gelden. Alle dier(soort)en kunnen in hun recht op vrijheid als (intrinsiek) evenwaardig aan mensen beschouwd worden. Dierenrechten zijn mensenrechten, die mensen de kans geeft om voor dieren op te komen.
Dieren, bijv. in de intensieve veehouderij, worden behandeld als een object in plaats van een subject met gevoelens en rechten.

De snelheid en het aantal dier(soort)en dat we voortdurend gebruiken is immens. De bijdrage aan onze welvaart en economie van de agrosector is gering. De oplossing is simpel en van niemand anders dan van ons zelf afhankelijk.

Dierenrechten in woord en beeld

Vrijheid is ook een intrinsiek grondrecht voor dieren. Dieren zijn geen dingen Dierenrechten zijn mensenrechten. Mensen moeten voor dieren kunnen opkomen wanneer hun grondrecht wordt geschonden.
logo van Animal Freedom yin en yang
Lees hier over de redenen waarom dieren recht op vrijheid hebben. Lees hier waarin mens en dier evenwaardig zijn.